Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte heer N.N. te N.,

U hebt me twee onderwerpen aan de hand gedaan om daarover te schrijven. Met aandacht heb ik gelezen wat u over uzelf schreef in betrekking tot het Heilig Avondmaal. En u hebt me gevraagd om een antwoord hierover. Maar aan het eind van uw brief hebt u me ook gevraagd om iets te schrijven over de koning Asa van wie we lezen in het boek der Koningen dat zijn hart volkomen met de Heere was, al zijn dagen, terwijl het 2e boek der Kronieken ons toch zegt welke verkeerde dingen hij aan het einde van zijn regering en leven nog heeft gedaan. Ik weet niet of ik die twee onderwerpen in één brief kan behandelen, hoewel ze me van binnen zeggen dat ik over één onderwerp nog geen brief vol zal kunnen krijgen.

We zullen dus maar proberen om een begin te maken met iets te schrijven over die dierbare inzetting des Heeren van het Heilig Avondmaal. Dat Heilig Avondmaal heeft Christus als de Koning der Kerk ingesteld in de nacht waarin Hij werd verraden. Eerst heeft Hij met Zijn jongeren de paasmaaltijd ook nog gebruikt. De vraag kan rijzen of ook Judas nog aan het Heilig Avondmaal heeft deelgenomen. Als we het Evangelie naar de beschrijving van Johannes goed lezen, moeten we tot de conclusie komen dat Judas onder het gebruik van de paasmaaltijd door de Heere Jezus al duidelijk aangewezen is als de verrader en dat hij na de paasmaaltijd is heengegaan en dat toen het Heilig Avondmaal is ingesteld zonder het bijzijn van Judas. Met de bete waarover gesproken wordt, zal wel niet anders bedoeld zijn dan de bete van de paasmaaltijd. De Heere Jezus heeft gesproken over een indopen van de bete. Zulk een indopen van de bete vond niet plaats in de viering van het Heilig Avondmaal. We lezen dat Jezus gezegd heeft: "Deze is het, dien Ik de bete, als Ik ze ingedoopt heb, geven zal." En dan lezen we dat Hij de bete aan Judas gegeven heeft en dat toen de satan in hem voer. En toen heeft Jezus gezegd: "Wat gij doet, doe het haastelijk." En toen ging Judas terstond uit.

Dachsel zegt in zijn verklaring, dat de Heere Jezus Zich toen vrij gevoelde om tot de instelling van het Heilig Avondmaal over te gaan. En een nadere verklaring hiervan die we bij die schrijver vinden, heeft ons wel veel te zeggen. Christus was de grote Hartenkenner Die wist wat Judas zou gaan doen. Als de Koning van Zijn Kerk heeft Hij dan ook in Zijn handeling met Judas ons doen weten dat de ambtsdragers als ze goed op de hoogte zijn van iemands zondige gedragingen, de tafel des Heeren niet mogen laten verontreinigen door zulk een persoon aan het Heilig Avondmaal te doen deelnemen. We kunnen dus wel aannemen dat Judas tot het gebruik van het Heilig Avondmaal door de Heere Jezus niet is toegelaten. En daar hij wel de paasmaaltijd heeft mee gebruikt, is hij ons dan toch ook wel tot een waarschuwend voorbeeld gesteld. Men kan dus ook een zondig leven hebben, bij anderen niet bekend, en dan door het deelnemen aan het Heilig Avondmaal zich een oordeel eten en drinken. Maar afgezien van een zondig leven, moet het voorbeeld van Judas ons toch ook tot zelfbeproeving brengen. Die zelfbeproeving is altijd noodzakelijk, zoals het formulier om het Heilig Avondmaal te houden ons doet weten. En dan worden ons de drie stukken genoemd die ons ter zelfbeproeving moeten dienen. Uit uw schrijven heb ik begrepen dat de Avondmaalsviering voor u ook een tere zaak is. U hebt ervaren dat de banden van het ongeloof zeer sterk kunnen zijn, zoals u me deed weten. Maar u hebt me ook geschreven dat die banden ook wel eens verbroken zijn. En daarom wilt u toch ook graag dat ik er eens op zal wijzen dat we niet te gering over deze heilige instelling des Heeren mogen denken. Dit mogen we zeker niet doen. De apostel Paulus, al heeft hij niet met de discipelen de instelling van het Heilig Avondmaal meegemaakt, laat ons toch weten in 1 Korinthe 11 dat hij de opdracht tot het onderhouden van die instelling van de Heere ontvangen had. En dan zegt hij: "Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt." Dus tot de wederkomst van Christus zal Zijn dood verkondigd worden in het gebruik van dit sacrament. We mogen dus nooit nalaten om dit bevel des Heeren op te volgen. Er kunnen zeer donkere tijden komen voor Gods Kerk. Ds. Lodenstein ging gebukt onder de duisternis en geesteloosheid die hij in de Kerk waarnam. Vandaar heeft hij ook een tijd het Heilig Avondmaal niet bediend. Maar hij is toch ook weer tot een ander inzicht gekomen. En nu denken we ook aan hen die er een onkerkelijk leven op nahouden. Beste vriend, u mag het van mij weten dat ik het niet begrijpen kan dat men voorgeeft geestelijk leven te bezitten en het toch kan stellen buiten het gebruik van dit heilig sacrament. Het is waar dat de Heere niet aan de middelen gebonden is, wat in tijd van nood ook mag worden ervaren. Maar het kan ook niet goed zijn als we de Heere zo aan Zijn plaats kunnen laten, zoals u schreef De avondmaalstijden mogen toch ook wel bijzondere tijden in het leven van Gods ware volk zijn. Er kan veel zielenstrijd aan de avondmaalsbediening voorafgaan. Maar hoe wil de Heere het dan onder die bediening voor de ziel soms wonderlijk doen meevallen. Zelf hebben we in de moeilijkste tijden in het kerkelijk leven ervaren dat de Koning der Kerk van onze omstandigheden af wist. En dat was ook voor ons het beste getuigenis. Er zijn nog wel wat bejaarde vrienden, die daar nog van weten. Hoeveel echte kinderen Gods mochten toen soms op een zekere plaats aanwezig zijn en hoe daalde de Heere op een wonderlijke wijze af in onze bijeenkomst. De voorsmaken werden dan geproefd van het zalig hemelleven in het eeuwig vieren van het avondmaal van de bruiloft des Lams.

De vorst der duisternis heeft het altijd er maar op toegelegd om de avondmaalsviering voor Gods volk onmogelijk te maken. En zeker, het is en blijft voor de ziel een gewichtvolle zaak om het avondmaal des Heeren te gebruiken. Ons kerkelijk leven bracht het met zich mee, dat we om de veertien dagen van huis moesten om het Heilig Avondmaal in de vacante gemeenten te bedienen. Maar we zijn er nogal eens over aangevallen van binnen dat we zoveel keer in het jaar dat sacrament bediende. Dan weten ze het je van binnen wel te zeggen dat als men daarmee verloren zal moeten gaan, dat het vreselijk zal zijn om zoveel keer dat sacrament te hebben bediend en dan nog voor eeuwig buiten gesloten te worden. De Heere heeft dan toch ook wel weer vele malen aan Zijn Eigen inzetting getuigenis gegeven. Dan wil Hij het de ziel ook wel zeer vriendelijk en liefderijk toeroepen: "Sta op, eet, want de weg zou voor u te veel zijn."

Het ware geloof wordt door de bediening van het Heilig Avondmaal versterkt. De sacramenten zijn ook ingesteld tot versterking van het geloof Dat geloof moet er dus zijn. We hebben ons te houden aan wat in het formulier voor het houden van het Heilig Avondmaal wordt gezegd. Aan de rechte ellendekennis mag het niet ontbreken. Er zal een mishagen aan zichzelf moeten zijn gekomen. We zullen moeten weten, zoals het formulier zegt, dat de toorn Gods tegen de zonden zó groot is, dat Hij die eer Hij ze ongestraft liet blijven, aan Zijn lieve Zoon Jezus Christus met de bittere en smadelijke dood des kruises gestraft heeft. Het is dus nodig om een vertoornd God te leren kennen. Het begint dus niet met het smaken van de liefde, al wordt die liefde van stonde aan bij het begin van het nieuwe leven in het hart uitgestort, waaruit ook de droefheid naar God ontstaat en het hartelijk berouw en leedwezen over de zonden. Maar we krijgen met een heilig en rechtvaardig God te doen die de zonden straffen moet. In zulk een tijd zal men het Heilig Avondmaal niet kunnen en durven gebruiken.

Maar als er een ware ellendekennis zal mogen zijn, zal het daar niet bij blijven. Er wordt dan ook in het formulier gesproken over een geloven van de gewisse belofte Gods, dat hem al zijn zonden om het lijden en sterven van Christus vergeven zijn. Dit is wel een grote zaak. En als die genoemd wordt, zou dat vele ware bekommerde zielen wel van het Heilig Avondmaal kunnen terughouden. Maar zoals Justus Vermeer opmerkt, wordt er niet gezegd dat we die belofte altijd gewis moeten geloven, maar dat men die gewisse belofte Gods gelooft. De zekerheid ligt in het wezen des geloofs en komt in de minste oefening des geloofs openbaar. Dan mag men buiten zichzelf zien en wordt aan de ziel een oog des geloofs geschonken om door de tekenen heen te zien op de betekende zaak. En als dat in het leven, ook al is het in de minste mate, gebeuren mag, dan valt er toch ook zulk een betrekking in de ziel op wat in dat Heilig Avondmaal herdacht wordt. God bindt Zijn volk aan Zijn heilige instellingen. U mag het van me weten dat het voor mij een onbegrijpelijke zaak is, als het wonder der verlossing door Christus de ziel ontdekt is en ze daarin Gods onpeilbare liefde heeft mogen smaken, dat men dan nimmer een begeerte krijgt om de dood des Heeren te mogen verkondigen.

Het Heilig Avondmaal is een instelling die ons zeer veel te overdenken geeft. De Heere Jezus heeft dat Heilig Avondmaal ingesteld in de nacht waarin Hem het smartelijkste lijden te wachten stond. Zijn ziel zou in deze nacht geheel ontroerd worden bij het vooruitzien op die vreselijke, smartelijke, smadelijke en vervloekte dood die Hij zou moeten sterven. Hij zou verlaten worden van Zijn Vader en daarin de helse smarten moeten dragen naar ziel en lichaam in de plaats van de schuldige mens die zich dat waardig had gemaakt. Maar in het vooruitzicht daarvan toonde Hij Zijn liefde tot Zijn volk in die instelling van dat Heilig Avondmaal, opdat die gedachtenismaaltijd Zijn Kerk tot het eind der dagen toe tot een onuitsprekelijke vertroosting zou zijn.

Hoe liefdevol waren Zijn woorden die Hij toen sprak, als Hij bij de breking en het uitdelen van het brood sprak: "Neemt, eet, dat is Mijn lichaam." En als Hij de drinkbeker gaf, sprak Hij: "Drinkt allen daaruit, want dat is Mijn bloed, het bloed des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt tot vergeving der zonden." Het Avondmaalsformulier wijst ons toch ook op zulk innemende wijze op de betekende zaak van dit sacrament. De liefde des Vaders wordt erin aanschouwd, want Hij is door de Vader in deze wereld gezonden en heeft de toorn Gods waaronder wij eeuwig hadden moeten verzinken, van het begin Zijner menswording tot het einde Zijns levens voor ons gedragen. En welk een onuitsprekelijke liefde was dit van de Borg Zelf tot Zijn Kerk, als Hij Zich onschuldig tot de dood liet veroordelen en als Hij zulke ontelbare smaadheden heeft willen dragen, opdat wij nimmermeer te schande zouden worden, ja, in het gericht Gods zouden worden vrijgesproken. Zijn gezegend lichaam heeft Hij aan het kruis laten nagelen, opdat Hij het handschrift onzer zonden daaraan zou hechten; en heeft alzo de vervloeking van ons op Zich geladen, opdat Hij ons met Zijn zegening vervullen zou. En ook de liefde des Heiligen Geestes heeft zich hierin geopenbaard, want door die Geest heeft Hij Zich Gode Zijn Vader onstraffelijk opgeofferd. Die levendmakende Geest (Die in Christus, als het Hoofd, en in ons als Zijn lidmaten woont) heeft Christus ook verworven, opdat wij met Hem een waarachtige gemeenschap zouden hebben, en al Zijn goederen, het eeuwige leven, de gerechtigheid en heerlijkheid deelachtig zouden worden. In onze dierbare Catechismus worden we daarop ook zo treffend gewezen, als er gezegd wordt: "Maar ook daarbenevens door den Heiligen Geest, Die èn in Christus èn in ons woont, alzo met Zijn heilig lichaam hoe langer hoe meer verenigd worden, dat wij, al is het dat Christus in de hemel is en wij op aarde zijn, nochtans vlees van Zijn vlees en been van Zijn gebeente zijn, en dat wij door één Geest (gelijk de leden van een lichaam door één ziel) eeuwiglijk leven en geregeerd worden."

Het is eigenlijk alles te groot om te geloven en zichzelf toe te eigenen. Maar nu is dat Heilig Avondmaal ingesteld tot ver­ sterking des geloofs. Daarom mogen we ook juist deze instelling niet gering achten. Het zwakke geloof van een ware begerige en bekommerde ziel wordt er door versterkt, maar ook de meest sterkgelovige kan die sacramentele versterking niet missen. De bestrijdingen der ziel kunnen zo hoog gaan onder de verberging van Gods aangezicht onder al wat men in- en uitwendig onderworpen kan zijn. Och, er is over de Avondmaalsgang ook nog wel heel wat op te merken. Wat kan er al niet aan voorafgaan, maar er ook weer op volgen.

Maar daar zijn we hier voor in de strijd. Brood hebben we nodig tot ons onderhoud in het natuurlijke leven. En het brood in het Heilig Avondmaal kan niet gemist worden tot voeding en onderhouding in het geestelijke leven.

De Heere weet ook waar het de ziel in oprechtheid om te doen is. Justus Vermeer merkt in de behandeling van zondag 30 zo kernachtig op, dat wel de waarheid der zaak, maar niet de verzekering wordt vereist. Duistere, bekommerde, bestreden zielen zijn gerechtigd, zowel als verzekerden, want zij hebben de waarheid in hun binnenste, en hebben het sacrament allernodigst om verzekerd te worden, naar de soevereine vrijheid Gods, zoals deze schrijver opmerkt.

Ik wens het daarbij te houden en ik zou u ook de raad willen geven om de zondagen 28, 29 en 30 van Justus Vermeer er eens op na te lezen. Hoe leerzaam is het toch wat hij in die zondagsafdelingen daarover schrijft. En alle goede oude schrijvers verklaren de Catechismus op geen andere wijze.

Het is ook niet anders en het wordt ook door de ziel ervaren dat het niet anders is. Dit geeft ook een gemeenschap aan elkaar, wat ook in de viering van het Heilig Avondmaal wordt ervaren. En na de Avondmaalsbediening mag die gemeenschap ook gevoeld worden, als men elkaar mag ontmoeten en met elkaar bespreken hoe men onder die Avondmaalsviering is gesteld geweest.

Nu ik aan het schrijven ben, zou ik nog weer door willen gaan over dit onderwerp, al was ik aan het begin van deze brief er bang voor dat ik de brief niet vol zou kunnen krijgen. Maar o, als die Persoon des Middelaars in mindere of meerdere mate een niet geheel Onbekende voor de ziel gebleven is, welk een dierbaarheid mag er dan toch door de tekenen heen gezien worden in Hem en in Zijn volbracht Middelaarswerk! Als kind was Hij al geen onbekende voor mij gebleven, maar ik kon toen aan dat Heilig Avondmaal nog geen deel nemen, want ik wist wat Hellenbroek ons in zijn vragenboekje leert. Echter mocht ik dan wel wenende in mijn bankje die Avondmaalsviering aanschouwen en alzo daaraan op die wijze toch deelnemen. Maar later heb ik vele malen zelf dit Heilig Avondmaal mogen bedienen, ook als er nog velen van Gods volk uit verschillende plaatsen des lands vandaan daar aanwezig waren. Welk een zoete verbinding aan het Hoofd en vandaar ook aan elkaar mocht er dan worden ervaren.

Ik zou nog wel wat kunnen schrijven over de verschillende gesteldheden der ziel voor, onder en na de bediening van het Heilig Avondmaal, maar ik geef u de raad om daarover de goede geschriften die ons bewaard gebleven zijn, eens na te lezen. Ik heb me daarin toch altijd zo goed mogen vinden. Al die hoogstaande christenen, die alleen naar hun beschouwing bewust gerechtvaardigde mensen een recht op het Heilig Avondmaal toekennen, mogen van mij hun zaakje wel houden. Ook zijn er oppervlakkige roemers in het kruis van Christus, maar die zijn op Golgotha gekomen zonder eerst in het paradijs te zijn geweest. Maar buiten het paradijs om komen we niet op Golgotha. Dus voor zulk een oppervlakkigheid moet ook altijd gewaarschuwd worden. De Avondmaalstafels stromen thans op vele plaatsen vol met zulke deelnemers die in kleding en houding wel verraden dat ze nimmer een rechte indruk hebben gehad van wat in de tekenen van brood en wijn ons wordt voorgesteld.

U ziet dat ik er nog niet toe gekomen ben om iets over de koning Asa te schrijven. Ik zal proberen om daar nog een apart briefje over te schrijven. Voor nu moet ik het erbij laten en doe dit met de hartelijke groeten, u Gode en Zijn genade bevelend.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 april 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 april 2002

De Wachter Sions | 8 Pagina's