Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

meditatie VI

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

meditatie VI

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE GENEZING VAN DEN BLINDGEBOREN

Zo hebben we dan een weinigje uit het vele er van mogen overdenken i.b.t. de genezing van dien bUndgeborene.

We zouden ons hebben af te vragen of wij ook ons geesteHjk in die blinde hebben mogen aanschouwen bij het ontdekkend Hcht van Gods Geest. Wij reizen allen naar die grote eeuwigheid. We worden geestelijk blind geboren en zo we moeten sterven als we geboren zijn dan is het wel geestelijk blind afgereisd, doch weet dat onze ogen dan geopend zullen worden, zodat de mens dan zal krijgen te zien, ja te beleven wat de diepe val in Adam te weeg is komen te brengen. En ach, als dan de nood waarin de mens geestelijker wijze verzonken ligt ervaren moet worden, dan zal er geroepen worden. Maar dan zal het niet zijn, dat Hij nabij kwam. Daar zal dan de scheiding eeuwig zijn. Nooit meer enige hope zijn nog eens van blind ziende gemaakt te worden. Dan zal het zijn, zoals het wel eens uitgedrukt is: Wie hier binnenkomt (de plaats der pijniging) late alle hoop varen.

Ach geliefden, mocht het nog van Gods wege op de harten gebonden worden. We bewandelen nog de levensweg van het heden der genade. We worden tot hiertoe nog in alles gespaard en bewaard, doch geve de Heere toch dat recht ontdekkende licht Zijns Geestes, dat we ontdekt mochten worden aan de staat waarin we van nature liggen en leven. Het is de staat des doods. I> e mens is aan de geestelijke en eeuwige dood onderworpen. En de tijdelijke dood is eveneens een gevolg van de diepe val in Adam, ons aller verbondshoofd, doch deze is daarin van de geestelijke en eeuwige dood onderscheiden, dat Gods volk wd, evenals de ^ddelozen moet sterven, maar dat volk is het een doorgang tot het eeuwige leven, omdat zij zowd van de geestelijke als van de eeuwige dood verlost zijn geworden. Maar voor de onbekeerden is de dood ook een doorgang, maar dan tot een eeuwige ondergang. Ach, mocht de ernst van ons leven gekend worden. Doch meer, mocht de ernst der zonde gekend en beweend worden. We hebben allen gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. En nu wordt u nog voorgehouden al wat tot des mensen eeuwig welzijn en zaligheid is dienende. Het leven, maar ook de dood wordt u voorgehouden.

Het ganse Woord van God houdt het u voor. En ook in de zuivere verkondiging van Gods Woord wordt het voorgehouden. O, gaat dan aan de weg zitten. Neem de gelegenheid waar, zelfs nu nog, ja juist nu te meer, waar alles zo onder de laag hangende rechtvaardige E oordelen Gods ligt. Ach, wat zal het zijn als Hij, de Heere, komt. Want Hij zal komen als een dief in de nacht. Komen op de wolken des hemels, en alle oog zal Hem zien. Dan zullen gezien worden de machtige tekenen, in de lucht en op aarde. Wat zal het dan zijn ais de laatste bazuinen zullen schallen tot een eeuwige verschrikking der goddelozen en dat men zal roepen tot de bergen: Valt op ons en heuvelen bedekt oi s voor het aangezicht Desgenen, Die daar verschijnt op de wolken. De ernst van de tijd waarin we leven moge ook te meer binden aan de plaats des gebeds, jongeren en ouden. De Heere geve ons deze plaats maar in te nemen als die blinde, bedelende. Bedelen, dat doen we niet graag. Voor bedelen schamen wij ons. Och, mochten we toch eens rechte bedelaars worden. Recht aan onze geestelijke armoede ontdekt, want van nature zijn we rijk en verrijkt en hebben geens dings gebrek. We zijn geestelijk blind en menen zo goed te kunnen zien. De schijnbare weelde van de tijd waarin we leven trekt mede van God en Zijn dienst af. De mens vergenoegt zich met het zwijnendraf dezer wereld, gaat op in de geneugten, in de plezieren van de wereld. De Heere binde ons allen aan Zijn Woord en Zijn dienst, aan de middden door Hemzelf gegeven. David mocht er van zingen: Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten. De Heere vnl het Zijn volk nog wel eens doen ervaren, dat: Hoe donker ook Gods weg mag wezen; Hij ziet in gunst op die Hem vrezen. Maar, maar ach, hoewel mijn ziel dit weet; mijn voeten waren in mijn leed, schier uitgeweken en mijn treên van het spoor der godsvrucht afgegleên. Daarom: naar de weg, aan de weg, in de weg, om telkens en bij vernieuwing gebracht te mogen worden op de weg. Daar was en is de Heere. O, dan mocht de Heere de wonderen van vrije genade nog eens komen te werken en Zich er in verheerlijken. Voor wie het te beurt moge vaïlen telkens weer een souverein wonder. Bij aan- en voortgang. Alleen dan wordt de Heere er in verheerlijkt. Zijn volk er door vertroost en onderwezen. O, Hem te volgen op die weg naar Jeruzalem, waarvan Hij met de twaalven ge­ sproken had. O, dan begeren zij Hem ook te volgen. Dan mogen zij Hem zien gaan de weg, welke Hij moest gaan om hen. Zijn kerk, te verlossen uit alle grote nood en dood. Gedurig moet het maar weer beleefd worden dat de ogen geopend worden, dat zij telkens weer „zien" mogen, wat het Hem gekost heeft om een volk, dat zich moed- en vrijwillig uit Gods gunst en gemeenschap uitgezondigd heeft te redden van die drievoudige dood. Gelukldg, die een rechte bedelaar worden mag.

Deze blindgeborene was niet alleen blind, doch ook arm, anders behoefde hij niet te bedelen. En gelijk we opgemerkt hebben, de mens is in elk opzicht een gevallen mens, een alles missend mens geworden door de val in het paradijs. Niet alleen het beeld Gods kwijt, maar ook God Zelf kwijt. En God te missen is alles te missen, het Leven te missen en dat is midden in de dood te liggen. O, we mochten het rechte, geestelijke bedelen maar Ieren kennen, altijd maar weer. Nooit boven die stand van dat ware genadeleven te komen om als een bedelaar bedeeld te worden lut die eeuwige volheid, die daar in God in Christus is. Tot de weg gebracht, aan de weg te roepen, op de weg geleid, dan te ervaren wie God in Christus is. Dan zal het gekend mogen worden hoe dat de verborgenhdd des Heeren is voor degenen, die Hem vrezen en Zijn verbond om hun die bekend te maken. Hij zal de blinde leiden op wegen, die zij niet gekend en paden, welke zij nimmer bewandeld hebben. O, dat rechte zien met het oog- des geloofs, dat Hem volgen op de weg met die voeten des geloofs. O, dat gaat met Hem in het oog en God in het hart.

Maar, maar er komen andere tijden. En het Woord van de profeet gaat in vervulling: De Herder geslagen, de schapen verstrooid. Doch ware het niet: Maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden; dan was het in dgen waarneming weer: alles kwijt. Dan weer blind, dan weer roepen, dan weer bedelen, zuchten. O, dan wordt dat volk weer zo gewaar, dat het meer „blind" is dan „zien", meer duisternis is dan Ucht, meer klacht dan kracht. O, dan moet Hij weer nabij komen, stil staan en zeggen: Breng hem tot Mij. En dan ? Wat wüt gij dat Ik u doen zal.' Ach, Heere, dat ik ziende mag worden. Wat een lirfde, wat een trouw, wat een rijke bemoeienis van Hem, Die Zijn d- lendigen niet zal, noch wil. noch kan verlaten, overgeven dat zij verderving zullen zien. Ach. hoe arm dan ook in zichzelf en niets te zijn in zichzelf en te hebben van zichzdf, maar gedurig in de beoefening te leren dat Zijn kracht in de zwakhdd van de Kerk volbracht wordt. Een arm en toch zo'n rijk leven. Niets uit zich-

zélf, alles uit Hem, zo heen te reizen naar Jeruzalem. O, die blindgeborene mocht weten niet alleen dat hij nu zag, maar ook Hem te zien. Die hem „ziende" gemaakt had.

O, dat geesteUjk gezicht op Hem, op de Heere, in Zijn Woord, in Zijn sacramentele tekenen, zo van Doop als Avondmaal, heeft Gods volk gedurig van node. Zo onderwezen en versterkt te worden.

Ach, de Heere gedenke ons allen, jong en oud. We beleven een zeer donkere tijd van diep verval. Het is alsof alles met blindheid geslagen wordt. Dat er geen stem en opmerken meer is. Alles wandelt heen naar het goeddunken van eigen hart en leven. Een weg, die niet goed is. Wat is in onze tijd nog „zonde".? De dichter van Psalm 94 had er wat van dat het hem deed betuigen: Aanmerkt, gij onvemuftigen onder het volk, en gij dwazen, wanneer zult gij verstandig worden ? Zou Hij, Die het oor plant, niet horen ? Zou Hij, Die het oog formeert, niet aanschouwen ? O, de Heere mocht nog gedachtig zijn des ontfermens en- ons niet aan onszelf overgeven. Hij mocht nog uitstorten van die Geest der genade en der gebeden in ons persoonHjk en gezinsleven, in ons burgerlijk en kerkelijk leven. De Heere geve dat er nog van die „bedelaars" onder ons volk en in de gemeenten mochten zijn. Blind van en in zichzelf. Ach, zovelen kunnen nog zo goed zien. Zien het verkeerde van en bij een ander. Het is als de farizeeër: Zijn wij dan ook blind ? Doch Gods arme en ellendige volk moet maar zo gedurig gewaar worden hoe blind men is in 's hemelswegen. Zij moeten vragen: Heere, dat ik ziende mag worden. En nu is het hier voor 'de Kerk menigmaal donkerheid, zelfs meer duisternis dan licht, doch eens zullen ze toch van hun „blindheid" verlost worden en dan zal het zijn: Hem, het Lam, eeuwig te zien en God eeuwig te verheerlijken. Dan geen scheiding meer, maar zullen dan eeuwig in Zijn Licht wandelen. Daar eeuwig Licht. Doch in de hel: eeuwige duisternis, eeuvng wenen, eeuwige pijnen, eeuwige wroeging. De Heere gedenke des ontfermens. Hij lere en bekere, Hij trekke uit de duisternis tot Zijn eeuvng en wonderbaar licht. Zijn Naam tot eer, ons ten eeuwige zegen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 oktober 1977

De Wachter Sions | 8 Pagina's

meditatie VI

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 oktober 1977

De Wachter Sions | 8 Pagina's