Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit een dagboek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit een dagboek

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik heb veertien dagen geleden een lieflijke verkwikking gehad. Ik liep al eenpaar dagen met die woorden: als 66n die zijn moeder troost, alzo zal Ik u troosten, ja, gij zult vertroost worden te Jeruzalem. Ik zei tegen mijn man: „Wat zou dat toch betekenen?” Een week later begreep ik al waarvoor de woorden nodig waren.

Ik had zo'n verdriet over...... en kon er maar

niet mee bij de Heere komen. O, die bestrijders van binnen: waar blijf je nu met die woorden? Er is voor jou geen Vertrooster. Ik werd zo bespot van binnen en ik liep op een maandagmiddag te kermen tot de Heere. O, dat gemis van Hem werd me zo ondragelijk. Ik riep uit: „Heere, ik kan niet meer leven en ool iiet sterven”. Een ogenblikje later kwam er een auto de werf op rijden endaar stonden Ds. X en Z in de kamer. O, wat was ik blij, dat ik ze zag, maar vertelde hun hoe droevig het met me gesteld was.

Ds. vroeg of ik mee ging naar Y, daar moest hij preken. Eerst had ik nogal wat tegenwerpingen, maar ten laatste ging ik onder veel bestrijdingen mee. Och, ik kon toch niet meer luisteren, was het van binnen, en het zou voor mij nooit meer veranderen. En o, daar preekte onze geliefde leraar over Openbaring 7: „Deze zijn het, die uit de grote verdrukking komen en zij hebben hun lange klederen gewassen en hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed des Lams”. En dat wilde die lieve Heere gebruiken om me uit de banden te halen. Wat heb ik onder het preken genoten en ik kreeg een gezicht in dat heerlijke Jeruzalem, dat boven is en daar mocht ik eeuwig God bewonderen en aanbidden. O, die lieve Heere Jezus keek me zo vriendelijk aan en het was of Hij vroeg: „Heb Ik dat nu niet voor u gedaan?” Alles was nieuw. Die eeuwige verbondstrouw blonk zo heerlijk. O, wat was het nu waar: als één die zijn moeder troost, alzo zal Ik u troosten, en: U zullen als op ”, Mozes’ bee, wanneer Uw pad loopt door de zee, geen golven overstromen.

Maar het is nu al weer veertien dagen gelej den. De kracht is er al weer uit, maar toch ligt het als een lieflijke herinnering van binj nen. Och, het is toch waar: hoe menigmaal hebt G’ ons Uw gunst betoond, enz.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 1966

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Uit een dagboek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 oktober 1966

Bewaar het pand | 4 Pagina's