Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het geloof in God II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geloof in God II

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Filosofische kritiek

Van wijsgerige zijde zijn meermalen pogingen gedaan om het geloof in God ongegrond te verklaren

In de regel ontwerpt de filosoof een wereldbeschouwing, die niet te verenigen is met het christelijk geloof Dat geldt onder meer van het materialisme en het positivisme

1 Comte, de vader van het positivisme leerde dat de wetenschap drie stadia doorloopt het theologische, het metafysische en het positieve stadium Eerst worden de verschijnselen verklaard uit goddelijke oorzaken, daarna worden het abstracte beginselen en tenslotte herleidt men alles tot verhoudingen

Door de ontwikkeling van de wetenschap zou het geloof overbodig worden

Als het geloof werkelijk moest dienen om alles begrijpelijk te maken, zou het inderdaad bedreigd worden door de opmars van de wetenschap Het is een feit dat de moderne wetenschap en de moderne techniek de wereld hoe langer hoe meer beheersen, al doen zich telkens weer nieuwe problemen voor Het kennen en kunnen van de mens IS begrensd en de diepste geheimen van het leven zijn geheimen gebleven Maar dat is op zichzelf geen motief om te geloven in God, evenmin als het voortschrijden van de wetenschap een motief mag zijn voor het ongeloof

Het geloof is geen wereldbeschouwing of wereldverklaring Daarom raakt deze positivistische kritiek het geloof m de bijbelse zin van het woord niet

2 Wanneer Freud de religie eerst tot een vadercomplex en later tot een ontwikkelmgsbtoornis maakt, liggen daaraan psychologische en filosofische overwegingen ten grondslag

Een gelovige zou als een kind zijn, dat zijn vader niet kan missen Hij projecteert het beeld van de aardse vader m de hemel Maar als de mens mondig wordt, heeft hij geen hemelse Vader nodig en ziet hij in dat hij niet op God maar op zichzelf aangewezen is

De theorie van de religieuze projectie komt in enigszins andere vorm bij figuren als Jung en Sierksma voor, terwijl ook de bekende auteur Vestdijk er m zijn beschouwingen over de toekomst der rehgie gebruik van maakt

Men kan deze gedachte overigens al in de negentiende eeuw aantreffen bij de Duitse wijsgeer Feuerbach, die God het vergoddelijkte wezen van de mens noemde

Stilzwijgend veronderstelt men, dat het geloof in God een zuiver psychisch verschijnsel iS Maar als het dat nu juist niet is? Het christelijk geloof ligt niet in de hjn van de menselijke aspiraties Het evangelie is met naar de mens

Men stelt het geloof in de God en Vader van onze Here Jezus Christus niet zelden op één lijn met allerlei religies, waarin de mens zich een god schept naar zijn eigen beeld

Toch komt men bij die godsdiensten al niet uit met de theorie van de projectie En bij het christelijk geloof zeker niet

3 Een derde wijsgerige aanval op het geloof in God wordt gedaan door de Franse denker Sartre, een van de voornaamste vertegenwoordigers van de existentiefilosofie

Volgens Sartre is de mens vnj en moet hij zijn vrijheid ten volle verwezenlijken Erkenning van een goddelijke macht betekent beperking van de menselijke vrijheid En dat IS voor Sartre onaanvaardbaar Bestaat God, dan mist de mens de vrijheid Is de mens vnj dan bestaat God niet Het geloof m God is volgens deze filosoof in strijd met de soevereine vrijheid van de mens

Sartre heeft door zijn wijsgerig en literair werk een invloed die niet te onderschatten iS. Zijn redenering spreekt velen aan, omdat het volstrekt vrij zijn hen aantrekt Ik doe wat ik wil

Maar Sartre heeft ongelijk als hij het geloof en de vrijheid tegenover elkaar stelt Het iS met waar dat de glorie van de

menselijke vrijheid daarin bestaat, dat de mens zichzelf onder alle omstandigheden handhaven moet. Onze vrijheid bestaat in onze afhankelijkheid van God. Wij beleven de ware vrijheid in de dienst van God.

Wij komen hier in aanraking met een kritiek op het geloof in God, die geen begrip heeft voor de werkelijke verhouding van God en mens.

Theologische kritiek

1 Het is moeilijk uit te maken, welke kritiek op het geloof gevaarlijker is, de kritiek van filosofische of die van theologische zijde.

Voor de kerken is het meest directe gevaar wel gelegen in de theologische kritiek, die het geloof langzamerhand ondermijnen kan. In 1963 verscheen het opzienbarende boek van bisschop Robinson: „Honest to God” (Eerlijk voor God). Het maakte indruk door zijn inhoud èn doordat het een Anglikaans bisschop was, die zo durfde te spreken. In het woord vooraf zegt Robinson: De meest fundamentele categoriën van onze theologie: God, het bovennatuurlijke, de religie zelf moeten in de smeltkroes. Ik ga nog verder. Hoewel we dat natuurlijk niet zullen kunnen doen, ik kan toch op zijn minst begrijpen wat de mensen bedoelen, die met nadruk zeggen dat we er goed aan zouden doen het woord „God” een tijdlang niet meer te gebruiken, zo doordrenkt is het immers van een wijze van denken, die we zullen moeten opgeven, zal het evangelie zelf nog enige betekenis hebben.

Vooral in het tweede en derde hoofdstuk bestrijdt Robinson het theïsme. Hij vindt het naïef. Wij kunnen volgens hem niet meer zeggen dat God boven ons is en evenmin dat God Zich buiten de wereld bevindt. Wij moeten God in deze wereld zoeken. Wij ontmoeten Hem in de naaste. God is de God van de diepte, de grond van het zijn, de creatieve grond en zin van het leven.

Bisschop Robinson zou willen dat het christelijk geloof een gedaanteverwisseling onderging. Wat het beeld van God betreft wil hij een agnosticist met de agnosticisten en een atheïst met de atheïsten zijn.

Op bepaalde punten is zijn werk: „The new Reformation?” (1965) helderder.

Hierin komt de tekst voor van een rede over het onderwerp: Is het iemand, die geheel in deze tijd leeft, mogelijk om geen atheïst te zijn? Zijn antwoord is: ja en nee. Hij verklaart tenslotte te geloven in de liefde als de laatste werkelijkheid. Hij komt daartoe door te zien op Christus.

Robinson beroept zich op verschillende theologen van naam, zoals Tilhch, Bonhoeffer en Bulimann, later ook op Van Buren.

2. De idee van God als de grond van het zijn is van Tillich afkomstig. Deze in 1965 overleden Amerikaanse theoloog — hij kwam uit Duitsland — stelde zich in op de mens van de twintigste eeuw, die moeite heeft met het christelijk geloof in zijn traditionele vorm.

Hij streefde ernaar om een nieuwe interpretatie te geven van de christelijke boodschap, waarbij hij van de situatie van de mens in de moderne wereld uitging. Ook de vraag naar God is een vraag, die opkomt uit het menszijn, dat te zien is als eindige vrijheid.

God is het Zijn zelf, de macht, de grond of de zin van het Zijn. God is de diepte, die er in het leven is.

Tillich heeft het gangbare spreken over God zeer kritisch beoordeeld. Als wij God onze Schepper, Koning, Herder of Vader noemen, zijn dat maar symbolen. God is de onuitsprekelijke werkelijkheid, die ons de moed geeft om te zijn.

3. Een van de bekendste en bekwaamste theologen van deze tijd is Bultmann.

Er is sinds 1941 in de theologische wereld veel gediscussieerd over zijn pogingen om de Bijbel te „ontmythologiseren”. Bultmann staat op het standpunt, dat de moderne mens

niet aangesproken wordt door datgene wat niet tot zijn voorstellingswereld behoort

Al eerder stelde hij de vraag, welke zin het heeft om over God te spreken God is geen object naast andere objecten van wetenschap Objectivering van God is daar om ontoelaatbaar Men kan over God alleen indirecte uitspraken doen, die verband houden met de existentiële situatie van de mens „Als gevraagd wordt hoe een spreken over God mogelijk kan zijn, moet geantwooid worden alleen als een spreken over ons ” Het gaat erom of de mens door het geloof tot een nieuw verstaan van zichzelf komt Later nam Bultmann het op voor theologen als Braun en Robinson, die verder gingen dan hij Toen schreef hij Werkelijk geloof in God iS niet de erkenning van een voorsteUing van God, hoe juist ook maar ervoor openstaan dat het heden ons telkens in het heden wil ontmoeten, in de wisselende situaties van ons leven

4 Braun wil radicaler en consequenter zijn dan zijn leermeester Bultmann

HIJ iS van mening dat wij bij het lezen van het Nieuwe Testament niet meer kunnen uitgaan van het bestaan van een godheid

Als modern mens vraagt men Wat heeft het Nieuwe Testament mij te zeggen? Men vraagt wat men ermee beginnen kan

Braun zou de boodschap van het Nieuwe Testament willen weergeven zonder het woord ’God’ te gebruiken Het zou om de verhouding tot de medemens gaan. „De mens als mens, de mens in zijn medemenselijkheid, impliceert God ”

God wordt een naam voor Medemenselijk heid

5 Er iS een tijd geweest dat wij ons eigenlijk niet behoefden te verdiepen in de Amerikaanse theologie Amerika was in theologisch opzicht sterk afhankelijk van Europa Maar wij moeten thans wel degelijk rekening houden met de Amerikanen, niet het minst omdat het radicalisme, dat zij voorstaan, velen blijkt te bekoren

WIJ denken in de eerste plaats aan Van Buren.

Hij betoogt m „The secular meaning of the Gospel’ (1963), dat de theologie in een geseculariseerd tijdperk niet meer kan zijn dan ethiek, wil zij nog au serieux genomen worden

Omdat Van Buren zich ook als het over het geloof gaat, wil beperken tot ervaring, die controleerbaar is, vindt hij indirecte uitspraken over God even zinloos als objectiverende uitspraken

Volgens hem hgt het probleem m het woord „God” zelf en in ieder ander woord dat naar het transcendente moet verwijzen

Het woord „God” heeft geen betekenis meer Laten wij dan maar niet meer over God spreken

Aan Jezus wil Van Buren dan nog wel een plaats geven, maar dan aan Jezus als de mens, die voor anderen leefde en wiens vrijheid zo aanstekelijk werken kan dat men een nieuw perspectief op het leven krijgt Niet aan de Christus der Schriften

6 Het meest geruchtmakend is het optreden van Hamilton en Altizer.

Twee titels die het in 1966 deden „Het evangelie van het christelijk atheïsme”,en „Radicale theologie en de dood van God” De denkwijze van Altizer is weer anders dan die van Hamilton, maar beiden zijn het eens ovei „de dood van God”, al kan die uitdrukking voor hen meer dan ééen betekenis hebben

Zij zeggen niet meer in de God van de Bijbel te geloven „God kennen wij werkelijk niet aanbidden wij niet, bezitten wij niet in God geloven wij niet” Bekend is ook het woord „Wij spreken niet over de afwezigheid van de ervaring van God, maar over de ervaring van de afwezigheid van God.”

Men vraagt zich verbaasd af, hoe dit nog theologie genoemd kan worden Deze „theo

logie” graaft haar eigen graf! Wat is het verschil tussen dit „christelijk atheïsme” en andere vormen van atheïsme?

Hamilton en Altizer verklaren dat zij met een mogelijke terugkeer van God rekenen. Ook willen zij Jezus van Nazareth blijven beschouwen als creatief voorbeeld voor onze wijze van leven.

Harvey Cox, zelf evenals Van Buren een theoloog van de secularisatie (Michalson), heeft de God-is-dood-theologie een atheïsme genoemd, dat gehuld is in de terminologie van een christelijke theologie.

Zover is het nu gekomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1968

Ambtelijk Contact | 12 Pagina's

Het geloof in God II

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1968

Ambtelijk Contact | 12 Pagina's