Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ALLEEN VOOR ZONDAARS?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ALLEEN VOOR ZONDAARS?

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een vorig artikel bracht ik naar voren op welke wijze met recht gepredikt kan worden, dat de genade van Christus alleen voor boetvaardige zondaren is. Dit keer willen we de andere kant onder de ogen zien. Het komt mij voor dat men, vanuit een bepaalde gezichtshoek ook kan zeggen, dat Jezus alleen voor zondaren is gekomen. Daarvan spreekt een tweede schrijver over dit onderwerp, waaruit ik eerst iets ga vertellen.

Deze onze vriend voelt er meer voor om te zeggen, dat Jezus voor zondaren gekomen is. Wel geeft hij gaarne toe: „Christus is gepast voor boetvaardigen". Doch dan vervolgt hij: „Ik kan met evenveel recht zeggen, dat Jezus is gekomen voor Farizeërs en eigengerechtigen."

Hier mag ik wel even een opmerking bij maken. Daar zit iets waars in. Doch ik heb bezwaar om te erkennen, dat men „met evenweel recht" kan zeggen, dat Jezus voor eigengerechtigen gekomen is. Lucas 5 : 32 spreekt dat vierkant tegen. Natuurlijk is er voor Farizeërs een mogelijkheid. Doch dan toch alleen als zij boetvaardige zondaren worden. Als Jezus bij een Farizeër komt, moet die Farizeër totaal veranderen. Nicodemus heeft dit moeten horen, dat hij wedergeboren moest worden. Als Jezus bij een zondaar komt, moet de zondaar zijn zonde beginnen te haten en te vlieden. Doch als Jezus bij een boetvaardige zondaar komt, mag deze man blijven die hij is. Hij mag en moet heel zijn leven een boetvaardige zondaar blijven en zo schuilen in de wonden van Christus. De Heere Jezus verenigt zich niet door het geloof met alle mensen. Hij verenigt zich niet met de eigengerechtige Saulus van Tarsen, niet met de rijke jongeling, niet met de rechtvaardigen uit die dagen, niet met de Farizeën in de tempel, niet met de moordenaar aan het kruis, die niet bad. Dat zal in de prediking op de een of andere manier gezegd moeten worden. Doch als Saulus van Tarsen ter aarde geworpen is, zijn eigen grootheid, zijn eigen godsdienstige kennis en zijn eigen wil verloren is en blind in de grootste verslagenheid neerzit, dan krijgt hij de boodschap van genade. En alleen de moordenaar, die schuld beleed en om genade bad, doch niet de moordenaar, die alleen om verlossing verzocht, werd door Jezus behouden. Men heeft niet evenveel recht om rechtvaardigen in eigen oog Jezus ter verlossing aan te bieden, dan men dit heeft om aan boetvaardige zondaren Jezus ter verlossing voor te stellen en hen met alle kracht te nodigen tot Hem te komen. Doch wel heeft men recht en opdracht om Jezus aan ieder, wie dan ook aan te bieden, als de enige weg tot de zaligheid, voor ieder, die zijn zonde belijdt en laat. Het is echter een groot verschil of men tot een Farizeër of tot een moordenaar zonder schulderkentenis zegt: aar moet een totale ommekeer in uw leven plaSts vinden, gij moet in een heel andere verhouding en houding tot God komen te staan en dan kan Jezus u behouden of dat men zegt: eloof maar in Jezus en alles komt goed. Toch wordt dit laatste maar al te veel gepredikt. Dat is het prediken van geloof zonder bekering, terwijl de Heere Jezus juist de bekering heeft gepredikt, veel meer dan geloof. Daarom is het ook een eis, dat er onderscheidenlijk gepredikt wordt. De Heere sprak niet tot ieder: eloof maar en neem

maar aan. Tot Nicodcmus sprak hij „Gij moet wederom geboren worden." Tot de rijke jongeling: Gij moet alles verkopen en weggeven." Tot de Farizeën: Gij moet blind worden" (Joh. 9). Tot de zondaren: Gij moet tot bekering komen" (Luc. 5 : 32). Men is tegenwoordig genegen om tot iedereen te zeggen: eloof maar in de Heere Jezus. Men noemt dat een milde evangelieprediking. Het is echter een misleidende prediking. Zij genezen de breuk der dochter mijns volks op het lichtst, zou de profeet zeggen.

Jac. Koelman heeft in zijn „De natuur en gronden des geloofs" hierover een paar leerzame opmerkingen gemaakt. Hij schrijf over de vraag voor wie de troost van het evangelie is. En dan noemt hij eerst vier groepen van zondaren, die geen troost of genade te verwachten hebben als zij blijven in de staat, waarin zij zijn.

1. Mensen, die geen kennis van de grondwaarheden hebben. Men zou er hier op kunnen wijzen, dat Jezus niet alleen bevolen heeft het evangelie te prediken, doch ook om te onderwijzen. Wat voor begrip kan een kerkganger hebben van de zoendood van Christus, van de noodzakelijkheid van het bloed dat reinigt, tenzij hij de noodzakelijke kennis heeft? Wat zijn dan die grondwaarheden volgens Koelman? Dat de mensen alle zondaars zijn, van nature vijanden van God, liggende onder Gods vloek en toorn. Dat de zielen niet sterven en in de dag des oordeels met hun lichamen verenigd zullen worden; dat elk mens een eeuwig lot zal hebben óf in de hel óf in de hemel. Dat Christus de Middelaar is, gezonden en bekwaam om de verzoening met God te maken; dat geloof en heiligheid vereist wordt als weg en middel om tot de genieting Gods te komen.

2. Maar als iemand deze grondwaarheden wel kent is dan de troost van het evangelie voor hem? Neen zegt Koelman. Al zou iemand alle fundamentele stukken grondig kennen en hij zou niet geloven en erkennen, dat hij voor zichzelf doodschuldig en verdoemelijk is en iemand, tegen wie de vloek der Wet is uitgesproken; of hij zou niet geloven, dat hij het door de zonde zo verdorven heeft, dat God de Heere hem rechtvaardig zou kunnen verdoemen, dan zou voor hem geen troost in het evangelie zijn..

3. Mogelijk echter zou iemand dit volgaarne erlcennen en begeren van zijn rampzalige staat verlost te worden. Doch als iemand dan zijn zonde wil vasthouden en ze blijft doen en er niet van verlost wil worden, dan is er voor hem geen genade. Deze verwerpen de genade en moeten goed gezegd worden, dat Gods toorn en eeuwige straf op hen en voor hen klaar liggen. Het is te hopen, dat zij gewillig worden uit hun verloren staat te worden gered met loslating van al hun zonden.

4. En dan is er nog een mogelijkheid. Stel dat iemand verlost wil worden van schulden en zonden, doch door zijn eigen werken of door de barmhartigheid Gods zonder de voldoening van Christus, dan is de troost van het evangelie nog eens weer onverkrijgbaar.

Het komt mij voor, dat Koelman met deze opmerkingen gelijk heeft.

Vanzelfsprekend moet ieder de weg des levens even goed voorgesteld worden als de weg des doods, doch ieder kan niet zonder meer worden gezegd: geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden. Ds. H. J. de Groot vertelt in zijn Catechismuspreken van een rijke dame. „Deze vrouw was schrikbarend aan de drank verslaafd. Tegelijk was zij zeer vroom, of meende het althans te wezen.

's Zondags zat zij vlak onder de preekstoel. Tranen geen gebrek. Maar in de week werkte zij geregeld hetzelfde programma af: zij nam de drankfles; zij ging zitten drinken. En als zij dan zover heen was, dat zij bijna niet meer wist wat er gebeurde, ging zij op de canapé zitten en begon te zingen, met een beverige stem, terwijl haar de tranen over de wangen rolden: Dank, Vader, dank voor die genade. Verdiende ik zulks? ik zondaar? neen! Sloegt gij naar recht mijn zonden gade, waar bergde ik mij, waar vluchtte ik heen!? "

Dit past niet bij elkaar, dat voelt ieder. Doch dat zelfde geldt van ontzaglijk veel mensen, die gewoon werelds leven, hun boezemzondetjes aan de hand houden, van geen verslagenheid der ziel meer willen weten, daarom heel erg tegen de ouderwetse gereformeerde prediking zijn en toch zo geweldig graag gezangen zingen en een milde evangelieprediking begeren, en op genade hopen. Iets minder komt dit verschijnsel voor bij hen, die wel die gereformeerde prediking begeren en graag psalmen zingen. Dat komt omdat in de laatste prediking meer van de noodzakelijkheid van bekering wordt gehandeld.

Het is niet geoorloofd om zonder meer te prediken, dat ieder maar in Jezus moet geloven, want dat hij immers voor zondaren gekomen is en dus ook voor die mevrouw met haar drankfles of met haar veel nettere zonden. Maar is het zonder gevaar, als we zeggen, dat Jezus alle boet-' vaardige zondaren zalig maakt. Dan mogen wij wel even vaststellen, dat daar zondaren mee bedoeld zijn, die innerlijk van hun boezemzonde los zijn gemaakt. Jezus verenigt Zich niet met hoereerders, dronkaards enz. Ik zeg niet, dat de Heilige Geest mogelijk niet in dezulken werkt. Ik zeg niet, dat zij niet uitverkoren kunnen zijn. Om al die dingen gaat het nu niet. Het gaat er om of geloven in Christus betekent: breken, in beginsel breken met alle zonden en of het betekent: de zonde aan de hand houden, al zou het er maar één zijn en dan toch hopen op de genade van Christus. Daar moet hier fijn onderscheiden worden, doch niet met de zonde een verbond gemaakt.

„Zullen wij dan de zonde doen, opdat de genade des te meerder worde? Dat zij verre." Koelman is hier recht in de evangelische lijn: Niemand kan de troost van het evangelie genieten, die nog een zonde innerlijk aan de hand houdt. Dit is het nauwe van de weg der zaligheid. Alleen wie zijn zonde belijdt en laat zal barmhartigheid verkrijgen. Een boetvaardige zondaar is een mens, die een walg van zichzelf heeft, omdat de zonde nog in hem leeft, maar in de zonde leven kan en wil hij niet. Een boetvaardige zondaar belijdt, dat hij al Gods geboden heeft overtreden en nog steeds tot alle boosheid geneigd is, maar die uit elkaar gescheurd wordt als hij uit zwakheid in zonde valt en die daar niet in kan blijven liggen. Voor zulken geldt het woord: „Gelooft in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden." Hoe groot moet deze boetvaardigheid zijn? Kijk, dat is nu een vraag, die het gevaar blootlegt, ook van deze formule. Het is niet de bedoeling, dat wij met onze boetvaardigheid God wat aanbieden. Dan - s het alleen maar dit, dat wij zonder kennis van een verslagenheid over onze zonden die Christus als schuldovernemende Borg nooit kunnen begeren. Maar nu wijst onze tweede briefschrijver op dit gevaar, dat wij met onze boetvaardigheid voor God iets willen zijn. Hij meende jaren geleden ook, dat Christus voor boetvaardigen gekomen was. Hij heeft tenlaatste dit overgehouden, dan Christus voor een arm en ellendig volk gekomen is. Blijkbaar heeft hij eerst onder boetvaardig verstaan, dat een mens wat heeft om God aan te bieden. Gelukkig als men dit af mag leren. Doch voor mij is er geen verschil tussen een boetvaardig volk en een arm en ellendig volk. Ik wil het nog gaarne eens onderstrepen, dat de boetvaardigheid geen voorwaarde is, maar een weg. Wij kunnen niet met de waarde van onze tranen of gebeden voor God bestaan. Christus Jezus verenigt zich met een zondaar, die niets dan zondaar is, die dat en al de gevolgen daarvan aanvaardt en die in deze toestand —. Zondag 23 omschrijft dat — door Christus wordt aangenomen en Hem aanneemt.

Deze mens weet van zichzelf alleen, dat hij een zondaar is. Hij vervult alzo het woord van de profeet: „Alleenlijk ken uw ongerechtigheid, dat gij tegen de Heere uw God hebt overtreden." Maar laat nu niemand denken, dat dit op een achtermiddag wordt geleerd. Daar is een ontzaglijk diepe analyse voor nodig, waarbij een mens telkens ergens vast blijft zitten, eer hij enkel maar een zondaar is. Deze analyse volvoert de Heilige Geest. In de geneeskunde der ziel is er een richting — onze lezers weten dat — die menen dat zieke zielen geholpen kunnen worden door een analyse van de arts. Ik weet niet, hoever de resultaten deze gedachte bevestigen. Doch wel weet ik, dat de Heilige Geest de uitverkoren zondaar analyseert, d.w.z. ondekt en overtuigt, totdat al zijn eigen gedachten zijn ontleed en hij tot op de bodem van zijn zieleleven met zichzelf is bekend gemaakt. Dan is hij alleen maar zondaar. Dan'is hij een machteloze, onwillige, blinde, arme, ellendige, jammerlijke zondaar, geheel goddeloos in al zijn wegen. Voor zulke goddelozen, voor zulke zondaren is Christus gekomen en komt hij telkens weer, zo dikwijls een zondaar zon-

daar wordt. Maar het is een ontzaglijke vervlakking van deze diepe waarheid, als men nu gaat zeggen: heel deze analyse is niet nodig. Een mens is een zondaar. Jezus is voor zondaren gekomen. Hallelujah!

Dat werk van de Heilige Geest, dat door zovelen in onze dagen miskend en verworpen wordt is onmisbaar om tot Jezus te trekken, om plaats te maken voor Jezus en telkens weer naar Jezus Christus terug te drijven. Daarom is voor de prediking het altijd nog veiliger om te zeggen, dat de Zaligmaker boetvaardige zondaren roept om in Hem te geloven, dan dat men zegt: Jezus roept alle drinkende, hoererende, stelende, bedriegende, moordende, vloekende, Godsdag schendende, afgoderij bedrijvende zondaren, om te geloven, dat alles goed met hen is, terwijl zij er niet eens erg in hebben, dat zij zondaren op die wijze en in die mate zijn, als Gods Woord ons leert

Ja maar wordt op deze wijze de reikwijdte van het evangelie niet verkort! Dat milde evangelie' is toch voor alle mensen? Niets op tegen. Christus wil alle mensen, doch alle menseen willen Christus niet. Niet één mens wil de Heere Jezus, want niet één mens wil God. (Rom. 3:11)

Ja, zegt mijn briefschrijver: , , de eis van geloof en bekering en de aanbieding van het heil in Christus moet uitgaan tot elk mensenkind." Kijk, daar kan ik mij best mee verenigen. Laat de zaligheid met grote overredingskracht aangeboden worden aan ieder, die men ontmoet. Wat is de zaligheid? De gemeenschap met God. Voor wie is de zaligheid? Voor degenen, die zonder zonde zijn. Zou je dat willen, buurman, zonder zonde zijn? Zou je alle zondige en wereldse dingen, die de dienst van God in de weg staan, willen loslaten en God alleen liefhebben, dienen en eren? Ja maar, hoe kan ik zonder zonde worden? Door het bloed en de Geest van Christus. Dat moet ieder gepredikt worden, want dat heeft Johannes de Doper, dat heeft Jezus en dat hebben de Apostelen voor alles en boven alles gedaan. En dat is het hart van het evangelie: Jezus is alleen voor zondaren. Maar dat zijn altijd zondaren, die door de Geest Gods zijn geanalyseerd, die soms door Christus uit de hemel rechtstreeks bij hun zonden zijn bepaald. Nooit zijn het zondaren, die zichzelf voor braaf godsdienstig, vroom houden. Wat zouden die ook met Jezus moeten doen? Het zijn altijd zondaren, die een gekruisigde Christus niet kunnen missen. Zulke zondaren hebben bijzondere dingen geleerd. Voor zulke zondaren is Jezus.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 september 1954

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

ALLEEN VOOR ZONDAARS?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 september 1954

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's