Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SPREKEN NAAR HET HART VAN JERUZALEM

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SPREKEN NAAR HET HART VAN JERUZALEM

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor een eenvoudig huis in Leiderdorp stopten we. Ja, het huisnummer klopte:49. Hier moest het zijn. En inderdaad, de dominee deed zelf de deur open en heette ons hartelijk welkom. Al gauw waren we met elkaar in gesprek.

— Bevindelijke prediking is voor velen een omstreden onderwerp. Eén van de oorzaken is waarschijnlijk de spraakverwarring op dit gebied. Dominee, kunt u ons zeggen wat we onder schriftuurlijk-bevindelijke prediking moeten verstaan?

Ja, daarover zijn binnen de Gereformeerde Gezindte uiteenlopende definities. Er kan inderdaad van een spraakverwarring gesproken worden. Juist daarom is het zo nodig aan de eenvoudige betekenis vast te houden die de kerk er eeuwenlang aan gegeven heeft, namelijk dat werk van de Heilige Geest zoals dat in de Heilige Schrift getekend en in de harten van Gods kinderen gewerkt wordt, en in de prediking de nodige aandacht en plaats krijgt.

— Nu komt het woord „bevinding" maar één keer in de Bijbel voor, en wel in Rom. 5 : 4. Hoe moeten we het in dat verband zien?

De kanttekenaren zeggen dat daar bedoeld wordt de ondervinding van Gods kinderen dat Christus Zijn beloften om hen in hun verdrukking bij te staan, gestand doet. Voor bevinding wordt het woord doikimè gebruikt en dat betekent: beproeving of beproefdheid. In de verdrukking wordt de echtheid van het geloof beproefd. Dat blijkt ook uit het volgende vers, waar de apostel spreekt over het werk Gods iin de harten van de gelovigen. De lijdzaamheid of de volharding in de verdrukking doet de echtheid van het geloof openbaar komen. En deze bevinding geeft grond voor de hoop dat het geloof ook verder niet bezwijken zal. Anders gezegd: dat God het goede werk dat Hij begonnen heeft ook voleindigen zal.

— In de Chr. Encyclopedie omschrijft dr. K. Dijk de bevinding als „de door de ervaring gewerkte innerlijke bevestiging van ons persoonlijk geloof in Christus, steunende op de openbaring Gods in de Schrift". Kunt u zich daarin vinden?

Nee, zo in ieder geval niet, want dit is slechts een gedeelte van de bevinding. De Heilige Geest begint namelijk niet met de werking van een innerlijke bevestiging van ons persoonlijk geloof in Christus. De bevinding begint waar het werk van de Heilige Geest begint, en dat is de wedergeboorte of levendmaking van de geestelijk' dode zondaar. Verder kan ik wel met hem meegaan.

— In het boek „Geijkte woorden" gaat ds. C. den Boer in op een zogenaamde bevindelijke prediking die ten koste gaat van het Woord. We citeren: „Dan is de preek weinig meer dan een uiteenzetting van bevindelijke waarheden ... En onwillekeurig doet de Bijbel in zo'n prediking slechts mee als „kapstok". De bevinding als een tweede bron naast de Schrift neemt dan weldra de plaats in van de Christus der bevinding . . ." Komt dit inderdaad voor?

Alweer een citaat. Daar moeten we wel voorzichtig mee zijn. Ik heb in 't kerkelijk leven al zoveel ellende gezien van citatenstrijd en dubbelzinnige uitdrukkingen, dat : ik er een gloeiende hekel aan heb.

Ds. Den Boer zal wel bedoelen dat de tekstverklaring tekort schiet. Zelf heb ik dat in mijn jonge jaren ook wel eens gehoord, 'k Herinner me een preek over Jesaja 38 : 17 (over de geschiedenis van Hizkia's genezing). Toen ik kort daarna deze spreker op een andere plaats hoorde, was de tekst Gen. 32 : 30 (over de geschiedenis van Jacob in Pniël). Tot mijn verbazing kreeg ik toen dezelfde preek te horen, tenminste voor zover je hier nog van een preek kunt spreken.

Een ander voorbeeld dat ik me herinner. Een dominee preekte over de-slotwoorden van Gen. 29 : 35 („En zij hield op van baren"). Ik dacht: at een wonderlijke tekst. Verklaard werd dat Lea van de Heere een nieuwe weldaad ontvangen had. Niet alleen in de geboorte van Juda, maar een genadedaad toegepast aan haar ziel. Anderen van Gods volk kwamen bij Lea op bezoek om. te horen hoe dat was toegegaan.

Ja, dan vraag je je af: wordt van de tekst niet vlug een kapstok gemaakt. Ik denk dat ds. Den Boer ook wel eens zoiets gehoord heeft. Ik heb dit echter wel als uitzonderingen ervaren. Als d.e bevinding een tweede bron wordt naast de Schrift gaat het natuurlijk fout. De bevinding moet uit de tekst opkomen. Maar dat in de prediking de bevinding de plaats inneemt van de Christus der bevinding, is een uitdrukking waar ik wat moeite mee heb. Want de ware bevinding vloeit ten diepste uit de Christus der Schriften voort. Die kun je dus nooit losmaken van Christus. Wel kan dan soms de uitlegging van de tekst in het gedrang komen. Je kunt natuurlijk zo over Christus gaan spreken, dat je je tekst loslaat. Als echter Christus maar centraal blijft staan.

— Sommige mensen vinden een preek alleen „echt" als ze er hun eigen geestelijke ervaringen in horen noemen. Is dat niet gevaarlijk?

Gods kinderen komen om onderwijs, niet alleen om te horen wat ze beleefd hebben. De door God geroepen dienstknechten hebben de opdracht om te spreken naar het hart van Jeruzalem en Gods kinderen luisteren of ze in de preek hun naam horen noemen. Of hun hart verklaard wordt, 't Is tot bemoediging in de prediking te horen dat hetgeen beleefd werd in de Schrift verklaard ligt als de weg die de Heere met Zijn volk houdt. Maar even nodig is op dezelfde wijze te horen wat gemist wordt. Want het gemis : is dikwijls' groter dan het bezit.

— Ds. A. Moerkerken merkt in zijn boekje „Genadeleven en genadeverbond" op: „Alle „bevinding" die naar het Woord niet is, hoe imponerend, hoe ontroerend zij ook moge zijn, zal geen dageraad hebben". Moet daar in de prediking op gewezen worden?

Zeer zeker. Het nabijkomend werk gaat ook gepaard met bepaalde ervaringen. Ik lees in Hebr. 6 dat sommigen „verlicht geweest zijn, en de hemelse gave gesmaakt hebben, en de Heilige Geest deelachtig geworden zijn, en gesmaakt hebben het goede Woord Gods" en toch afvallig zijn geworden.

Oppervlakkigheid is een zonde-die in het kerkelijk leven van onze dagen bijzonder in zwang is. Men is zo gauw klaar. Een behouden mens, zonder ooit de verlorenheid te hebben ingeleefd. En daar wordt in Gods Woord zo vaak tegen gewaarschuwd. Denk maar aan de gelijkenis van de wijze en de dwaze: maagden en aan die van de wijze en d'e dwaze bouwer. Wat een ervaringen hebben Saul, Achab en Demas niet gehad. Saul profeteerde, Achab verootmoedigde zich in een zak en Demas is prediker van het Evangelie geweest. Dus inderdaad: wat naar het Woord niet is, zal geen dageraad hebben.

— Kun je stellen dat een zgn. bevindelijke prediking heel voorwerpelijk kan zijn, omdat er slechts sprake is van een spreken over bevinding en niet een spreken uit de bevinding?

Op zich kan natuurlijk over alles voorwerpelijk gesproken worden, dus ook over de bevinding. Om uit de bevinding te kunnen spreken, zal men er iets van moeten ken-

nen. Maar, ik heb het al eerder gezegd, de bevinding moet niet uit de prediker, maar uit de tekst opkomen.

— Calvijn merkt ergens op, dat men in de prediking bovenal de levende Christus tegen moet komen. Is er bij een bevindelijke prediking niet het gevaar dat niet Christus, maar de (bekeerde) mens centraal komt te staan?

Dat gevaar is niet denkbeeldig, maar ik zie dat gevaar niet in een waarlijk schriftuurlijk-bevindelijke prediking. Want daarin staat altijd Christus centraal. Ze is theologisch-christocentrisch. En het werk van de Heilige Geest komt bijzonder in het bevindelijke deel aan de orde.

Toch moeten we ook voorzichtig zijn met deze uitdrukking. Op dit gevaar wordt het meest gewezen door hen die van een schriftuurlijk-bevindelijke prediking niet veel moeten hebben. In de Schrift zien we dat Christus Zich vergelijkt met een bruidegom en Zijn Gemeente met een bruid. Zag je ooit op de groepsfoto van een bruiloft de bruidegom alleen staan? Toch altijd samen met de bruid! Dat vinden we ook in Gods Woord. Een bijzonder mooie „groepsfoto" vind je in 1 Petr. 1 : 12. Petrus plaatst daar Christus en de gelovige centraal, daaromheen de dienaren en aan de rand de engelen. Vergeet niet dat de tot God: ekeerden bij God ook centraal staan. Zij zijn de kern van het menselijk geslacht en zullen straks de nieuwe mensheid vormen.

Tijdens het gesprek komt onze gastheer ook met een citaat: 'k Heb hier een stelling uit een proefschrift. Ik lees daar: „De Gereformeerde Gemeenten vormen, zij het in alle bescheidenheid, een wettige voortzetting van de kerk der Nadere Reformatie. Om ook in de toekomst als zodanig herkenbaar te zijn, dienen ze grote aandacht te besteden aan ondermeer de praxis piëtatis en aan het evenwicht tussen het schriftuurlijke en het bevindelijke element in de prediking." Dat evenwicht is niet onbelangrijk.

— De bekende engelse oudvader dr. John Owen zei eens: „Ik acht niet anders bekeerd te zijn geworden dan Adam". Kun je daarom van de bevinding zeggen dat ze bij alle gelovigen dezelfde is?

Ja en nee. De wezenseigenschappen in de waarachtige bekering zijn bij ieder van Gods kinderen dezelfde. Ze worden allen van dood levend gemaakt. Allen worden door een oprecht geloof Christus ingelijfd. Maar de omstandigheden waaronder dit gebeurt zijn verschillend. Allen kennen een eertijds in de zonde, maar in de uitleving kan een groot onderscheid liggen. Van Lydia lezen we dat ze God diende, maar dat lees je niet van de zondares : in Lukas 7. Ook de leeftijd is zeer verschillend. Zo is het ook met de oefeningen in het geloof. Da Costa heeft eens gezegd: „God haat eenvormigheid, maar in het wezen van de zaak stemmen allen overeen."

Dat zien we toch ook in de natuur: geen twee vingerafdrukken zijn gelijk. Zo is er groot onderscheid in de leidingen die de I-Ieere met Zijn kinderen houdt. Vergelijk het leven van Abraham maar eens met dat van Job, Izak met Jacob, Ezechiël met Daniël.

— Zou u in dit kader ook kunnen zeggen wat we moeten verstaan onder de „standen in het genadeleven" en hoe deze in de prediking verweven moeten zijn?

Je kunt dat het best vergelijken met een volk. Ons volk bestaat niet alleen uit volwassenen. Zo is het ook in het Koninkrijk van God. Paulus schrijft aan de Korinthiërs

dat hij tot hen niet spreken kon als tot geestelijken, maar als tot jonge kinderen in Christus die nog veel vleselijke gedachten hadden, over het Koninkrijk Gods. En zo lezen we in Hebr. 5 : 12 over het onderwijzen van de eerste beginselen van de woorden Gods, omdat de Hebreeën nog „melk van node hebben, en niet vaste spijs". En in 1 Petr. 2 : 2 wordt gesproken over nieuw geboren kinderkens die melk nodig hebben.

Met die onderscheiden standen moet in de prediking rekening gehouden worden. Er moet voor al Gods kinderen zielevoedsel in zijn. Veel van onze oudvaders waren dan ook gewoon in de toepassing Gods kinderen apart aan te spreken in de onderscheiden standen van het leven. Persoonlijk verwerk ik de toepassing liever in heel de preek. Wel zal het duidelijk zijn dat de tekst op zich al bepalend is — althans moet zijn — voor de inhoud van de prediking. De kleinen in de genade zullen zich meer aangesproken weten als er gepreekt wordt over de droefheid naar God die een onberouwelijke bekering tot zaligheid werkt, dan over de tekst „Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God....."

— Moeten we de standen in het genadeleven dan zien als aparte stadia, als iets nieuws dat na elkaar komt, of moeten we ze zien als groei, als verdieping wat in beginsel aanwezig is?

Het laatste. Êen voorbeeld: een meisje wil graag trouwen. Een meisje van een jaar of vijf, zes kan prachtig bruiloftje spelen met haar pop, maar ze weet niet wat het werkelijk inhoudt. Ze heeft, meer belangstelling voor die pop dan voor een bruidegom. Om te trouwen moet je er rijp voor zijn. Zo is het ook om met Christus ten huwelijk te gaan.

— Enkele jaren geleden schreef ds. P. Honkoop in ons blad dat de bevinding uit de tekst moet spreken en er niet in moet worden gelegd. Hij schreef: „De scheidslijn is bij iedere tekstverklaring bijzonder moeilijk te trekken. Altijd komt men op de grens of in het grensgebied van vergeestelijking." Wat moeten we onder dat vergeestelijken verstaan?

Veel oudvaders van de coccejaanse school zijn in het vergeestelijken erg ver gegaan. Zo heeft — dacht ik — De Moor de zes scheppingsdagen vergeestelijkt en er zes geschiedenisperioden in, gezien. En Van Til heeft de gelijkenissen vergeestelijkt. Wij mogen met Gods Woord echter geen allegorie bedrijven, dus een waarheid achter dé waarheid zoeken. Calvijn noemde het een middel van de duivel om Gods Woord te verduisteren. Gods Woord is geestelijk genoeg, maar de Heilige Geest moet er onze ogen voor

openen. Wel is er natuurlijk verschil tussen bijvoorbeeld! historische, profetische, dichterlijke en apocalyptische stoffen. Elke stof eist z'n aparte benadering. Zo kan een gelijkenis erg moeilijk zijn. Sommige naderen dicht .de allegorie, bijvoorbeeld de gelijkenis van de zaaier. Maar, Gods Woord mag wél allegoriseren, wij niet.

— Laten we een konkreet voorbeeld geven: Jozef maakte zich pas bij de tweede reis van zijn broers aan hen bekend, Jozef is een type van Christus. Als een prediker nu zegt, dat deze geschiedenis bewijst dat een wedergeborene pas veel later Christus leert kennen, is hier dan sprake van vergeestelijken?

In geen geval. Zou dat omstandige verhaal alleen beschreven zijn om ons te laten weten hóe Jozef zich aan zijn broers bekend heeft gemaakt, zonder lering voor de-kerk van alle eeuwen? We zien hier een duidelijk voorbeeld hoe Christus, van wie Jozef inderdaad een type is, Zich aan Zijn volk openbaart en hoe nodig het is dat een zondaar aan het eind komt met zichzelf, zodat hij alle grond van eigen vroomheid verliest en er een uitzien geboren wordt naar verlossing door een Ander.

— We hoorden onlangs zeggen dat de prediking tot doel moet hebben de gemeente tot Christus te leiden.

In welk kader is deze uitdrukking gebruikt? Werd daar de levende gemeente mee bedoeld? Aan dode zondaren moet de levende Christus verkondigd worden met bevel van geloof en bekering, maar alleen levend gemaakte zondaren kunnen en moeten tot Christus geleld worden door aan te wijzen het ongenoegzame van alles wat buiten Christus is en Hem in Zijn noodzakelijkheid te prediken.

— Een laatste vraag, dominee, anders komen toe met de ruimte in de problemen. Is het mogelijk om schriftuurlijk-bevindelijk te prediken, zonder (al te veel) gebruik te maken van „termen"? M.a.w. kan zo'n prediking in hedendaags nederlands plaatsvinden, zodat ze ook jongeren aanspreekt?

Ja, iedereen kent op z'n eigen terrein toch vaktermen. Zelfs voetballers kunnen niet zonder. Termen zul je dus; nodig hebben. Wel houd ik me zoveel mogelijk aan het hedendaagse woordgebruik. En of ze jongeren aanspreekt? Waar gaat het in de prediking om? Toch om de vruchten, dat zondaren tot God bekeerd worden. Laten we niet denken dat wij dat met zgn. aktuele prediking kunnen bereiken. Dat is het werk van de Heilige Geest. Mijn persoonlijke ervaring : is een andere, namelijk dat het alleen het werk van de Heilige Geest is. 't Moest veel meer ons gebed zijn of de Heilige Geest in de prediking wil meekomen. Schriftuurlijk-bevindelijke prediking spreekt jongeren niet minder aan dan ouderen. Zeker niet, als ze er ook persoonlijk bij betrokken worden. En dat mag zeker niet gemist worden.

Dominee, hartelijk dank voor dit vraaggesprek.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 1982

Daniel | 28 Pagina's

SPREKEN NAAR HET HART VAN JERUZALEM

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 1982

Daniel | 28 Pagina's