Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WAT IS GEREFORMEERD?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAT IS GEREFORMEERD?

35 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. De vraag die ons vandaag samenbrengt en bezighoudt - wat is gereformeerd? - is bijzonder actueel voor ons als ambtsdragers in de Christelijke Gereformeerde Kerken anno Domini 1986 - een crisisjaar als nooit tevoren in ons bijna 100-jarig voortbestaan na 1892. We ondervinden allen de gevolgen van de secularisatie - letterlijk: verwereldlijking, maar zakelijker: er is voor God geen plaats meer in deze wereld, we behoeven niet meer met Hem te rekenen, we zijn mondig geworden - in de geestelijke of liever ongeestelijke sfeer waarin wij leven. Die secularisatie heeft het geestelijke en kerkelijke leven geïnfecteerd en haar leden ongewild vaak reeds in beslag genomen. Wat betekent geloven nog in deze tijd? Het geloof in een almachtige God noemde Den Uyl onlangs een absurditeit 1). In zo’n klimaat doen zich allerlei tekenen voor, die wijzen op een opgaan van het gereformeerd-zijn in het grote geheel van een algemeen, oecumenisch gezind christendom 2). Er zijn nog diverse kerken, die denaam gereformeerd dragen 3), maar te vrezen valt dat vele leden van die verschillende kerken en groepen niet meer weten wat gereformeerd is. Het gereformeerd-zijn gaat vervagen en het eigene van het gereformeerd belijden wordt steeds onduidelijker 4).

Hoe kan de gereformeerde belijdenis - vier eeuwen geleden opgesteld in een geheel andere tijd - nog uitdrukking zijn van ons geloof in het nucleaire tijdperk? Die belijdenis kan toch niet meer relevant, duidelijk en ter zake dienend, zijn voor ons moderne mensen? In de kring van de Gereformeerde Kerken conformeert men zich aan de kritiek op de gereformeerde belijdenis en vindt men diverse zaken verouderd en der verdwijning nabij 5). Tegelijk moet geconstateerd worden dat in andere kringen, die zich gereformeerd noemen bepaalde deelwaarheden uit de gereformeerde belijdenis worden gesystematiseerd, losgemaakt van de kaders waarin ze staan - we denken aan begrippen als ellende, wedergeboorte, uitverkiezing - hetgeen de kracht van de gereformeerde belijdenis niet ten goede komt. Ons kerkelijk leven laboreert aan een sterk verminderde kennis van de gereformeerde belijdenis bij jongeren en - zonder u tekort te doen of te laag aan te slaan - ook bij diverse ambtsdragers die niet gereformeerd meer lijken te kunnen denken, geen gereformeerde voelhorens meer hebben. Het gevolg daarvan kan en zal niet anders zijn dan een niet honoreren van de gereformeerde belijdenis in de praktijk, de plechtige ondertekening van het verbindingsformulier bij het begin van de ambtsaanvaarding ten spijt!

De gedwongen - door de nood der tijden - samenwerking met evangelische christenen is een extra belasting; enerzijds omdat die samenwerking alleen mogelijk is als men stevig in de gereformeerde bodem staat en anderzijds omdat het gereformeerd karakter van het christen-zijn gaat uitslijpen onder de druk van de evangelische stroom 6).

En nu zitten we in de crisis: predikanten gingen heen, werden afgezet of voor schor-singswaardig verklaard; ondergrondse spanningen, die er altijd waren, komen naar boven. Kunnen we elkaar nog vasthouden in dit synodejaar? Ja, als we weten wat gereformeerd-zijn is en dienovereenkomstig kerk zijn. In alle aangeduide symptomen gaat het om het gereformeerd zijn van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Dat gereformeerde in onze naam is geen bijzaak, maar het is wezenlijk. We hebben immers altijd gezegd: het christelijke van ons geloof wordt het best bewaard in het gereformeerd karakter van het kerk-zijn 7).

Zo staan we op de tweesprong: christelijk-gereformeerd heten en het ook waarlijk zijn over de hele linie van het leven op en onder de preekstoel òf wel nog christelijk-gereformeerd heten, maar niet meer weten wat het betekent en daarom, misschien ongewild en onbedoeld, het karakter van onze kerken prijs geven en daarmee haar bestaansreden zakelijk doorstrepen. Om dat laatste proces een halt toe te roepen zijn we vandaag bij elkaar. God geve dat er duidelijkheid komt!

2. Als we vragen: wat is gereformeerd? geven we eerst het antwoord dat de eerste dogmaticus van Kampen, Helenius de Cock, zoon van de vader der Afscheiding, gaf: Gereformeerd is dat alles en dat ook alleen wat de belijdenisgeschriften der aloude Gereformeerde Kerk zeggen 8).

Dit is een duidelijke formulering die een onmiskenbaar verband legt tussen gereformeerd zijn en de belijdenis. Het gereformeerd zijn wordt bepaald door de belijdenis. Maar die belijdenis is geen vrucht van theologisch denken zonder meer, ze is de niet volledige, doch wel betrouwbare samenvatting van Gods Woord. De wijze van die samenvatting is niet los te denken van de vrucht van de Reformatie van de 16e eeuw, die belijdenisvormend heeft gewerkt. De kracht van de Reformatie is terug te vinden in de gespierde taal van de gereformeerde belijdenis.

Die belijdenis, onderworpen aan de Schrift, is tegelijk norm om naar te leven en te werken in de kerkelijke praktijk. Ambtsdragers en leden zijn aan haar gebonden in hun ambtelijke arbeid en kerkelijke praktijk.

In de vorige eeuw was het loslaten van die binding symptoom van het verval van de Hervormde Kerk, zoals de dynamische binding aan de belijdenis, die nu verdedigd wordt in de Gereformeerde Kerken andermaal symptoom is van het loslaten van het gereformeerd karakter van die kerken.

Laat het tegelijk duidelijk zijn dat hoezeer het gereformeerd-zijn bepaald wordt door de belijdenis, iets niet gereformeerd is omdat het in de belijdenis staat. Maar omdat het in Gods Woord staat, daarom staat het in de belijdenis. Artikel 7 van de NGB handelend over „de volkomenheid der Heilige Schrift” spreekt in dat opzicht duidelijke taal 9). Daarom zijn we het volkomen eens met de eenvoudige formule: al wat Schriftuurlijk is is gereformeerd. Alleen zo ontkomen we aan het verwijt dat gereformeerd-zijn iets bijzonders is, iets aparts, een plusje, een extraatje dat als het er op aankomt, ook wel gemist kan worden bij bepaalde gelegenheden. Al wat Schriftuurlijk is, is gereformeerd. Het omgekeerde is ook waar: al wat gereformeerd is, is Schriftuurlijk. Dat vloeit geheel voort uit het karakter der Reformatie: het Woord alleen. Niet-gereformeerd is alles wat niet in het Woord staat en niet uit dat Woord is geput en ongereformeerd is alles wat duidelijk tegen het Woord Gods ingaat 10).

Op deze basis, de basis van Schrift en belijdenis, staan we. Hierop mogen en moeten we elkaar aanspreken - niets daarnaast, niets daarboven.

Er is ook geen tegenstelling tussen Schrift en belijdenis. De eerste plaats komt toe aan het Woord Gods. En dit Woord riep op en roept op tot de belijdenis van de kerk. Die laatste versteent, wanneer men haar van de Schrift losmaakt 11).

Het kerkelijke leven bloeit wanneer Schrift en belijdenis voluit functioneren in de kerkelijke praktijk en het kerkelijke leven verschraalt wanneer het met dit voluit functioneren niet in orde is. Dat is m.i. de kwaal, waaraan ons kerkelijk leven nu lijdt.

3. We komen nu tot de nadere uitwerking van dit gereformeerd-zijn. Allereerst - hoe zou het anders kunnen? - m.b.t. het Woord Gods. Het is gereformeerd om onvoorwaardelijk te buigen onder het gezag van Gods Woord en tegelijk gehoorzaam te luisteren naar dat Woord alleen (sola Scriptura), maar ook naar dat Woord totaal (tota Scriptura). Waar aan het gezag van Gods Woord wordt getornd, verlaat men het gereformeerde spoor. Een halve eeuw geleden kon Berkouwer nog spreken over „Het isolement van de gereformeerde Schriftbeschouwing” 12), maar de Gereformeerde Kerken hebben dit isolement verlaten of doorbroken en hebben als de Hervormde Kerk „klare wijn” 13) willen schenken voor de moderne kerkmens, maar intussen hebben de beide grote kerken, uit de Reformatie voortgekomen, de gereformeerde Schriftbelijdenis vertroebeld en het gezag van Gods Woord aangerand. Er zijn ook chr. geref. kerkleden die dit nieuwe verstaan van de Schrift een verrijking vinden 14). Gelukkig sprak nog geen predikant zich in deze geest uit, maar of er van dit „relationele waarheidsbegrip” 15) geen gestage invloed uitgaat onder invloed van allerlei factoren, zou ik niet graag willen beweren.

De grote betekenis van dit nieuwe verstaan is immers dat men in iedere tijd de Schrift weer anders kan verstaan. De tijd, de omstandigheden, het klimaat, de persoonlijke situatie - zij bepalen het verstaan van Gods Woord in deze opvatting. En dat ligt de moderne kerkmens, ook als hij lid is van een kerk van gereformeerde belijdenis.

Het is juist gereformeerd om niet in de tijd, in het geseculariseerde klimaat, in de veranderingen in onze cultuur 16), te beginnen maar in het Woord Gods zelf. Niet de tijd doet het Woord, maar het Woord doet de tijd verstaan omdat dat Woord de tijd doorlicht en laat weten dat de mens van alle tijden dezelfde is en Gods Woord en Wet altijd de grootste tegenstand hebben opgeroepen.

Wie ernst maakt met de belijdenis van het gezag van Gods Woord zal in Gods kracht jagen naar een kerkelijk leven naar Gods Woord, dat de bron is voor onze daden en daarom ook de norm en daardoor de toetssteen voor al ons kerkelijk handelen, al onze beslissingen en besluiten, onze ambtelijke praktijk. En dat kan alleen als dat ook in ons persoonlijk leven het geval is. Dat houdt in dat het Woord Gods ons eten en drinken is geworden. Alleen als we het Woord Gods gegeten hebben, zullen we het kunnen brengen en zullen we er anderen op kunnen wijzen als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats 17). Gegrepen door, gehoorzamend aan, levend uit het Woord Gods - dat is het geheim van gereformeerd-zijn. Ontbreekt dat, dan is ons gereformeerd-zijn lippen-taal en vallen we te zijner tijd zeker door de mand. De maskers worden vandaag afgerukt. De afval is aan de gang. En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen 18). Daarom is de permanente oproep tot ieder die gereformeerd is: Bewaar het pand, bewaar wat u is toevertrouwd: allereerst en allermeest het Woord Gods 19).

4. Na het Woord de belijdenis! Het is gereformeerd om zich gebonden te weten aan de gereformeerde belijdenis, die niet boven en zelfs niet naast, maar onder het Woord Gods staat. We zijn daaraan gebonden en we mogen elkaar daaraan binden. Dat is karakteristiek vooreen kerk van gereformeerde belijdenis. Dat geldt ieder, die belijdenis doet. Dat geldt in het bijzonder voor iedere ambtsdrager. Wee wanneer die ondertekening een formele zaak is of wanneer de Openlijke Verklaring 20) na de constituering van een generale synode niet meer dan een kerkordelijke aangelegenheid is.

Staan in de vrijheid van het Evangelie brengt mee binding aan de belijdenis. Paulus schreef reeds aan de gemeente van Corinthe: Gij staat in het evangelie, waardoor gij ook behouden wordt, indien gij het zo vasthoudt, als ik het u verkondigd heb, tenzij gij tevergeefs tot geloof zoudt gekomen zijn 21). En dan volgt eigenlijk het begin van een belijdenisvorming 22). Anders gezegd: we zijn er diep van overtuigd dat de gereformeerde belijdenis geen volledige, maar wel zeer betrouwbare samenvatting van Gods Woord geeft. Een van de oecumenische belijdenisgeschriften eindigt met de prachtige zin: Dit is het katholiek geloof. Wie dit niet getrouw en vast gelooft, kan niet behouden worden 23). Dat is de juiste houding tegenover de belijdenis. De belijdenis is geen vrijblijvende zaak. Het is geen weergave van de woorden en inzichten van vorige geslachten. Vorige geslachten hebben het belijden der kerk, uit en naar en op grond van Gods Woord, tot uitdrukking gebracht in de belijdenisgeschriften.

Daarom is de belijdenis meer dan een heenwijzing of venster op Gods Woord, zoals door een aantal predikanten gesteld is 24). Met Van Genderen 25) zeg ik: hier wordt aan de betekenis van de belijdenis tekort gedaan. Zo kunnen wij het gezag van de belijdenis niet tot zijn recht laten komen. Dat was het bezwaar dat Polman reeds inbracht tegen de opvatting dat belijdenisgeschriften vuurbakens, livreien en uitgehangen blazoenen zijn 26). Nu noteren we met grote dankbaarheid dat in dezelfde brochure gesproken wordt over gebondenheid aan en verbondenheid met de geformuleerde belijdenis 27).

Waarom dan toch gezegd „dat het enkel voor anker gaan bij de woorden en de formuleringen van onze vaderen onmogelijk is” 28? Als ik het goed heb begrepen, dan zegt men het zo omdat men zich totaal afhankelijk wil weten van het Woord Gods. Men is blijkbaar bang dat de belijdenis komt naast of zelfs boven de Schrift. Maar die gedachte wijst de belijdenis zelf juist met alle kracht af. Daarom kan de belijdenis niet als een soort ideologie functioneren en is ze geen bijdrage voor onze identiteit. Dat zou betekenen dat ze een zelfstandige macht of structuur is. Niets van dit alles! De belijdenis is integraal bedoeld om Gods Woord beter te verstaan, de rijkdom van dat Woord dieper te leren kennen en de strijd tegen dat Woord duidelijker te onderkennen. De gereformeerde belijdenis is gloeiend actueel: we herkennen onze strijd van vandaag in deze belijdenis 29).

Objectief gezien moet ik zeggen dat in het bedoelde geschrift van de Amersfoortse kring openingen gegeven worden naar belijdenis-relativering. Als dat werkelijk niet de bedoeling was - en ik moet dat aannemen - dan vind ik het onverstandig om toch door de gebruikte formuleringen, ongewild en onbedoeld, af te dingen op de betekenis en het gezag van de belijdenis.

De geschiedenis leert: wie bezwaar maakt tegen de belijdenis heeft ten diepste bezwaar tegen Gods Woord zelf. Wie het gezag van de belijdenis te strak vindt, vindt het gezag van Gods Woord eveneens te strak.

Binding aan de gereformeerde belijdenis betekent geen knellende band. Het is geen formele band, maar - als het goed is - een levende band. Gods Waarheid wordt het duidelijkst uiteengezet en beleden in de gereformeerde belijdenis, schreef Bavinck 30) reeds. En daarom gaat het in die binding om het totalitair en existentieel beleven van die waarheid. Het woord „totalitair” heeft geen betrekking op de inhoud van de belijdenis alsof met die belijdenis Gods Woord is uitgeput, maar op het beleven van datgene, en dat dan ook totaal, van wat in die belijdenis staat, dat het hart van Gods Waarheid raakt. De hervormde Van Ruler zei in 1969 in ons eigen Apeldoorn: „De Reformatie is in en door de gereformeerde theologie het verst doorgevoerd, het meest consequent, dat is enerzijds het meest compleet, alle momenten omvattend, en anderzijds het meest principieel, vanuit een werkelijk nieuwe beleving van en visie op de dingen” 31). Dat spreekt meer aan dan het Amersfoortse pleidooi van chr.geref. collega’s voor een actueel belijdend spreken 32).

5. Schrift en belijdenis functioneren in de kerk. De kerk dankt haar ontstaan en haar bestaan aan de Schrift; ze heeft de roeping om te belijden en is een gelovende en daarom belijdende kerk.

Het is gereformeerd om m.b.t. de kerk te belijden dat zij is een heilige vergadering van waarlijk gelovige christenen 33). De kerk is niet ons werk. Wee wanneer de kerk naar een mens wordt genoemd. Christus spreekt over Mijn lammeren en Mijn schapen 34). De kerk is geen club of groep van gelijkgezinden, die elkaar „liggen” -groepsvorming is antikerkelijk - maar zij is ook geen open hof voor mensen met een beetje religieus besef, hetgeen leervrijheid inhoudt 35).

Het is oergereformeerd te geloven dat Christus Zijn Kerk vergadert door Woord en Geest. De Kerk is Zijn werk. Daarom moet het Woord in getrouwheid worden gebracht en dient de noodzaak en de afhankelijkheid van de Heilige Geest steeds weer te worden beleden. Waar dat niet gebeurt of slechts een loos woord is, wordt het vergaderwerk van Christus tegengestaan.

Het is niet minder gereformeerd om ernst te maken met de kenmerken van de kerk, prachtig verwoord in artikel 29 NGB 36) - reden waarom we nog altijd Christelijke Gereformeerde Kerk zijn en kerkelijk verschillen van de Gereformeerde Bond, hoeveel geestelijke eenheid er ook mag zijn. Maar we zullen evenzeer ernst moeten maken met de kenmerken van de christenen, in datzelfde artikel genoemd 37). Daar ligt het recht, ja de plicht tot een geestelijke, onderscheidende prediking, die het werk van Gods Geest duidelijk verkondigt. Ontbreekt het, dan verbleekt het gereformeerd karakter van de kerk! Is dat proces ook onder ons aan de gang?

Verder is het ook vandaag nog gereformeerd om de hals te buigen onder het juk van Christus en dat omvat drie zaken: persoonlijk geloof, samenbinding in de eenheid van de gemeente en samenleven in één kerkverband 38).

En om niet meer te noemen - het is gereformeerd om vandaag in praktijk te brengen dat de kerk, die gereformeerd is, steeds weer gereformeerd moet worden! Dat betekent niet het doorvoeren van allerlei vernieuwingen; wel het steeds weer terugkeren naar het Woord Gods en dat over de hele linie van het leven. Zo wordt de ware godsdienst in stand gehouden - het blijvende doel van de regering der kerk 39). Kerk-zijn is gave en opgave; we zijn er en we zijn er niet; ook als kerk zijn we gegrepen om steeds weer te grijpen - dat is gereformeerd, wijl door en door schriftuurlijk 40).

6. Zo komen we tot de opdracht van de kerk. We gaan van buiten naar binnen en komen langzamerhand tot het hart van de zaak.

In de gereformeerde belijdenis worden enkele centrale themata duidelijk geproclameerd omdat ze als een rode draad door heel die belijdenis heenlopen. We denken aan verkiezing, verzoening, verlossing, vernieuwing en verwachting. Een gereformeerd mens is te herkennen aan het honoreren van deze themata en ze te praktizeren, dus ze in de praktijk te laten gelden met al de consequenties daarvan.

De gereformeerde benadering in theologie en kerkelijke praktijk wordt herkend in drie belangrijke spitsen, die niet gemist kunnen worden.

Allereerst de belijdenis van Gods volstrekte souvereiniteit: alles is uit God en door God. Alles gaat van God uit; alles komt bij Hem vandaan. Dat betekent dat het besluit van de eeuwige bestemming van de mens door God krachtens Zijn souvereiniteit is genomen. Zijn welbehagen is beslissend en de laatste grond van onze zaligheid, zoals de DL duidelijk belijden 41). En het is puur gereformeerd Gods roeping en onze verantwoordelijkheid even sterk te beklemtonen als Gods souvereiniteit. Dat is het geheim van het gereformeerd-zijn: zalig worden is 100% Gods werk en 100% ons werk. Want God werkt zo dat wij werken 41a).

De belijdenis van Christus' verzoenend werk is een tweede spits. Dat verzoenend werk bestaat in Zijn dadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid: gehoorzaamheid door aan de wet te voldoen en de overtredingen van de wet te verzoenen. In onze kerk is geleerd „dat voor de zonde nooit aan God betaald moet worden in de zin van voldoening aan de wet. Door ons niet en door Christus niet” 42). Deze leer is door het curatorium duidelijk afgewezen als in strijd met de gereformeerde belijdenis. Wie de plaats van de wet niet goed ziet, haar beperkt tot Israël moet van mening zijn dat Christus de vloek der wet alleen voor de joden en niet voor ons heeft gedragen 43). Het is even gereformeerd om de wet als heilsweg af te wijzen als haar als regel der dankbaarheid aan te prijzen 44). Dat is door en door schriftuurlijk en daarom gereformeerd. Wie hier afwijkt, wijkt af in rechtvaardiging en heiliging en doet aan Christus' werk tekort. Deze dwaling is afgewezen al werden de kerkeraden zeer recent opnieuw onder kruis-vuur genomen 45) - gelukkig tot dusver, voor zover me bekend, zonder succes. Het luistert hier verschrikkelijk nauw.

Het is Christus' gerechtigheid, die de grond voor de rechtvaardiging en Zijn heiligheid, keerzijde van die gerechtigheid, die de grote stimulans is voor de heiliging 45). Het gaat altijd weer om Christus alleen en Christus geheel: Christus, Die voor ons stierf, werkt in ons het geloof en brengt door ons het nieuwe leven tot openbaring. Wie deze volstrekte plaats van Christus inruilt voor religieus activisme, verlaat het gereformeerde spoor. Kunnen we het verschil nog onderscheiden?

Onlosmakelijk daaraan is verbonden de noodzaak van het werk van de Heilige Geest in wedergeboorte en bekering. Christus moet tot de zondaar en de zondaar tot Christus worden gebracht. Dat is het werk van de Heilige Geest, de grote Toepasser en Voltooier van Christus' werk. Zonder de Heilige Geest blijft het buiten ons staan en is het ver-standswerk, gaan we ons zelf zalig redeneren. Kunnen we vandaag nog uit de weg met woorden als wedergeboorte en bekering? Worden ze nog genoemd en uiteengezet? Het is bepaald niet gereformeerd, wanneer verdedigd wordt: ik spreek niet meer over bekering, maar over mentaliteitsverandering. Dat zegt een vrijzinnig predikant ook. Maar bekering is volgens zondag 33 niet alleen meer, maar heel iets anders! 47).

Juist het honoreren van de Heilige Geest brengt een eigen spititualiteit mee - een eigen geestelijke instelling nl. ootmoed, afhankelijkheid, de vreze des Heeren, een geestelijke instelling, een teer en nauwgezet leven 48). Geruisloos groeit er een andere spiritualiteit, een ander geestesklimaat, gekenmerkt door: een zekere gearriveerdheid, zelfverzekerdheid, onafhankelijkheid, ongeestelijkheid, ook kilheid, gespeend aan de warmte die de chr. geref. prediking en geloofsbeleving eigen was.

Er zijn vele kerkleden en ambtsdragers die het niet onder woorden kunnen brengen, maar wel heel goed aanvoelen: het lijkt wel alsof we uit verschillende achtergronden spreken. Het is en blijft gereformeerd om de Heilige Geest van het begin tot het einde, op en onder de preekstoel, ja permanent nodig te hebben. Dat houdt klein en zo niet, dan is de belijdenis van de Heilige Geest lippentaai.

7. Dat alles zal zich uitwerken in de praktijk.

Allereerst in de prediking. Het is gereformeerd om in de prediking alle aandacht te geven aan drie zeer wezenlijke elementen, waaraan iedere gereformeerde, dus christelijke gereformeerde prediking, herkenbaar is.

Dat is in de eerste plaats de trinitarische setting van het heil. Zonder dat de woorden als zodanig worden genoemd iedere keer, dient in elke preek duidelijk te zijn dat het heil, de verlossing door God de Vader is beschikt, door God de Zoon is verworven en door God de Heilige Geest wordt bediend en toegepast. Dat behoedt voor eenzijdigheden 49). En dat snijdt alle activisme, zelfverlossing en remonstrantisme bij de wortel af. Herkent de ouderling dit stramien in de prediking? En zo niet, wordt daarover gesproken, opdat we gereformeerd blijven in de praktijk?

Tegelijk moet daarbij genoemd de verwerving en de toepassing van Christus' verlossingswerk. Het is gereformeerd om beide elementen te honoreren! Niet alleen de verwerving en niet alleen de toepassing. Dan is de prediking schriftuurlijk en confessioneel, tegelijk geestelijk en persoonlijk.

De beide genoemde zaken worden prachtig omschreven in de artikelen 20 - 22 NGB: trinitarisch zijn deze drie artikelen opgebouwd 50) en in het laatste artikel de verwerving en de toepassing 51).

Nog een derde zaak: een gereformeerde prediking is een prediking, die gekenmerkt wordt door de bediening van de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen 52). In de prediking moet de deur van het Koninkrijk opengaan en de gemeente moet dat zien en tegelijk moet die deur gesloten worden voor alle ongelovigen en de gemeente moet ook dat weten. De gemeente heeft hier recht op; de Koning der Kerk heeft het ons opgedragen en het geheel eigen karakter van de prediking komt daarin uit.

Als de prediking van deze drie elementen niet is dooraderd, als deze drie zaken niet telkens herkenbaar zijn, verliest de prediking haar gereformeerd, schriftuurlijk karakter. Er behoeven nog geen onwaarheden of ketterijen gebracht te worden - dat moest er nog bijkomen - om toch te constateren: hier gaan we wezenlijke dingen missen, hier verschraalt, verarmt, verkilt de prediking en de gemeente wordt niet meer gevoed. De prediking krijgt een algemeen, horizontaal karakter en de mens komt in het middelpunt te staan - de moderne mens, de mens in nood, de mens in zijn activiteit, maar de mens, altijd maar weer de mens.

8. Vervolgens de praktijk om op en onder de kansel geestelijke leiding te geven 53). Een oerschriftuurlijk gegeven, dat nooit mag geëlimineerd worden.

Dat betekent dat in de ambtelijke praktijk heel duidelijk bepaalde elementen dienen gehonoreerd te worden. Ik stip maar aan: de weg tot Christus. Hoe komt ik tot geloof en tot zekerheid? Hoe wordt Christus mijn persoonlijke Zaligmaker? Is geloven zonder meer Christus aannemen? Is er plaats in mijn hart voor Christus? Dat zijn beslist vragen, die de prediking aan de orde moet stellen wil ze haar echt gereformeerd karakter niet verliezen. En het geloof kent zijn eigen strijd en het leven des geloofs zijn ups en downs. En niet alles wat voor geloof wordt uitgegeven, is echt geloof. Horen we nog dat er onderscheid wordt gemaakt? Of zijn we dit stadium gepasseerd en was dit de inslag van de vooroorlogse prediking? Staat op menige kerkdeur ook niet, wat je soms leest op de post van een huisdeur: wij zijn al bekeerd? Soms komt in bepaalde gemeenten de gearriveerdheid je tegemoet: hier is men „er” al; hier gaat men zonder meer per diesel de hemel binnen; hier wordt men boos als vraagtekens worden gezet. En dat in een kerk, die gestreden heeft tegen de veronderstelde wedergeboorte, door die strijd misschien eenzijdig geworden, maar die nu uit reactie hier en daar doorslaat: het is de gemeente des Heeren, zonder onderscheid gelovigen; punt, uit, af 54). Van een tegenstelling tussen geloof en ongeloof wordt nauwelijks meer gerept, laat staan dat er ook ongelovigen tot de gemeente zouden behoren. Hier zet de verflauwing, de verschraling in. Hier wordt het gereformeerd-zijn niet bestreden, maar ook niet beleden noch beleefd. Weet men het niet meer? Er is één passage in de Amersfoortse brochure, die hartelijke instemming verdient: „we zijn bang dat deze belangrijke zaken - wedergeboorte en bekering en het tollenaarsgebed - te zeer uit het oog zijn verloren en dat we daardoor iets zeer wezenlijks dat ons samenbond en samenbinden kan, aan het verspelen zijn” 55). Broeders, hieraan had u uw brochure moeten wijden. Dat is de klacht in menige gemeente; dat is de acute nood van menig gemeentelid. Dat wat in menige prediking niet meer aan de orde komt, moet weer terugkomen. Anders ziet het er donker uit.

Tegelijk moet daarbij gezegd: het is niet minder gereformeerd om te laten uitkomen en doorklinken het beloftekarakter van het heil, de betekenis van doop en avondmaal, dienend tot versterking van het geloof. Geen veralgemening en geen versystematisering en schematisering, maar de levende, geestelijke, persoonlijke prediking, die is gereformeerd. Dan komt ook de heiliging van het leven aan de orde 56). En wordt het chris-tenleven getekend als beheerst door de rechtvaardiging van de goddeloze, geroepen tot een heilig leven, in de wereld, trekkend door de wereld, maar niet van de wereld. Dat geeft een eigen aroma aan de prediking. Zo wordt de belijdenis - zowel de Catechismus, als de NGB (art. 33-35), maar niet minder de Dordtse Leerregels 57) - gehonoreerd. Als dit niet meer duidelijk aan de orde komt, vervlakt de prediking en moet de toevlucht worden genomen tot liturgische experimenten of veranderingen, die vaak teken zijn van geestelijke armoede.

9. Nog één aangelegen, zeer actueel punt. Laat ik het duidelijk zeggen: het is gereformeerd om uit te gaan van de geldigheid van de Wet des Heeren altijd, overal en in alle situaties en voor alle mensen, afgedacht van de kennis van, gehoorzaamheid aan en het verzet tegen Gods gebod.

Hier ligt m.i. een duidelijk verschilpunt als ik de Amersfoortse brochure goed taxeer. Sterke nadruk wordt gelegd op het feit dat het gebod van God niet zonder meer als Gods gebod kan worden gehanteerd waar de relatie met God niet gekend wordt 58).

Als men hiermee zou bedoelen dat van een werkelijke gehoorzaamheid aan het gebod van God zonder geloof en een levende relatie met de Heere Jezus Christus geen sprake kan zijn, dan was er niets aan de hand. Daar zijn we het natuurlijk over eens. Het is de Geest die de wet schrijft in de harten. Maar datwil niet zeggen dat de wet voor anderen geen geldingskracht heeft. In de wet heeft God Zijn wil bekend gemaakt. Die gaat iedereen aan 59). Als men Calvijn tot getuige zou willen roepen omdat hij gezegd heeft dat aan alle volken de vrijheid is gelaten om wetten te maken, van welke ze zien dat ze tot hun nut zijn 60), dan moet men ook recht doen aan hetgeen in de volgende paragraaf staat nl. dat bij het maken van wetten het in de tien geboden uitgedrukte beginsel doel, regel en grens van alle wetten moet zijn 61).

Dat is een onopgeefbaar beginsel voor al wie gereformeerd denkt en leeft. Door alle nieuwtestamentische vermaningen klinkt deze wet, door Calvijn genoemd „de ware en eeuwige regel der gerechtigheid” 62). Men sprak over de „usus politicus” - het politieke gebruik van de wet - en dat was geen aanhangsel. Artikel 36 NGB is ervan doortrokken.

In de Amersfoortse brochure wordt sterke nadruk gelegd op de vraag hoe wij met Gods geboden in deze gebroken en ontkerstende wereld hebben te staan. Maar in werkelijkheid betekent dit: wij kunnen vandaag met Gods wet niet meer terecht in dit geseculariseerde klimaat - laten we de wet Gods binnenkamers houden voor gelovig en kerkelijk gebruik.

Deze redenering herinnert aan de redenering in het gereformeerde rapport over het Schriftgezag dat gebonden wordt aan het subjectieve verstaan van de mens, het relationele waarheidsbegrip. Trouwens de gereformeerde rapporten over ethische zaken zijn op hetzelfde stramien geborduurd 63). Moet dit geen baken in zee zijn? Laat Massa u ten afschrik wezen! 64). Heeft men op deze wijze nog verweer tegen de zich steeds meer openbarende tendens: de norm voor ons handelen is dàt wat de meerderheid vindt? Ontkomt men aan situatie-ethiek als men zo sterk de situatie wil verdisconteren 65). Uiteraard weten we van de gebrokenheid van het leven. Maar dat mag ons nooit verleiden Gods gebod aan te passen aan die gebrokenheid. Graag toegegeven dat we ons soms in een botsing van plichten bevinden en dat Gods Woord en wet klinkt tegen de achtergrond van elke tijd. Maar de tijd en de situatie vertalen niet het gebod, maar het gebod moet vertaald in de situatie. Het kardinale bezwaar tegen deze redenering is dat uitgangspunt voor het functioneren van het gebod de tijd, de situatie, de moderne mens, zijn nood is.

Dit is de achtergrond van ons verschillend denken over aangelegen ethische zaken, die de laatste jaren aan de orde waren.

Op deze wijze gaan we de beleving van het geloof terugdringen uit het publieke leven binnen de muren van de gemeente 66).

Nu we dag aan dag geconfronteerd worden met ethische beslissingen, die bepaald worden door menselijke autonomie, dient met grote duidelijkheid te worden gesteld dat ons gereformeerd zijn moet blijken uit onze handel en wandel, uit onze opstelling en ons getuigenis, bepaald door Gods Woord en Wet.

10. Over diverse andere onderdelen van de geloofsleer, de inhoud van de belijdenis, zou nog veel te zeggen zijn, bijv. over de toekomst. Node onthoud ik me hiervan. Met drie opmerkingen wil ik besluiten.

Allereerst: er is en er wordt gepleit voor ruimte - deze week nog in de Theologische Etherleergang van de NCRV 67) - en dat is een schone zaak. Die ruimte is er binnen de grenzen van Schrift en belijdenis; daar is speelruimte, leerruimte en leefruimte. Maar is die grens te eng en wil men toch gereformeerd blijven, dan leert de recente geschiedenis dat het gereformeerd-zijn verbleekt en vervaagt en opgaat in een grauwe midden-orthodoxie waar geur noch glans, pit noch smaak aan is.

Ten tweede: onze kerken hebben altijd bloot gestaan aan het reactiegevaar. Dat blijft een acuut gevaar. U begrijpt wat ik bedoel: uit reactie tegen het ene uiterste vervalt men in het andere uiterste - ik duid die uitersten nu maar niet nader aan 68). Dan krijgen we groepsvorming, zich afzetten tegen elkaar, wantrouwen, het pistool op de borst: zijt ge van ons of hoort u bij het andere kamp? Dit kan alleen doorbroken worden als we ons houden aan en leven en werken uit Schrift en belijdenis en gereformeerd niet alleen heten, maar het ook zijn en dienovereenkomstig kerkelijk handelen en wandelen over de hele linie van het leven.

Daarom tenslotte - een krachtig appel om elkaar vast te houden, verder te gaan in dit echt gereformeerde vertrouwen dat Gods waarheid, zo verstaan, ons zal vrijmaken.

We zouden als kerken zoveel kunnen betekenen naar binnen en naar buiten wanneer we duidelijk gereformeerd waren in de prediking, pastoraat en praktijk. God gaf ons veel. Het kon zo mooi zijn.

Generaties gaan en komen. Zelf behoor ik tot een gaande generatie, maar steeds meer ben ik ervan overtuigd dat de rijkdom van de gereformeerde belijdenis steeds schoner gaat glanzen nu er zoveel verdonkert en verduistert.

Daarom mannenbroeders, wees gereformeerd, blijf gereformeerd, word steeds meer gereformeerd !

Gereformeerd - t’is niet verkeerd
al wordt het niet begeerd,
en is het zeer gedevalueerd!
Het impliceert:
Goed bekeerd en van God geleerd!
Wie hiertegen zich verweert
nu het getij zich keert
de belijdenis wordt gedegradeerd
men het gereformeerde zicht ontbeert -
hem zij gememoreerd:
Gods Woord regeert
door de Geest beheerd
en Christus triumfeert!

1. Trouw, 2 april 1986. Den Uyl hield zijn befaamde toespraak voor de IKON-microfoon op Eerste Paasdag 30 maart jl.

2. C. Graafland, Waarom nog gereformeerd? Kampen 1973, pag. 10.

3. Hierbij een verwijzing naar het instructieve geschrift van W. Aalders e.a. Tien keer gereformeerd, Kampen 1973.

4. Graafland idem noot 3. Men zie ook W.van ’t Spijker „Eenheid in verscheidenheid”, Kampen 1974; ondertitel: De identiteitscrisis binnen de Gereformeerde Gezindte. Vgl. zijn opmerking op pag. 36: „En zoeken we het daarom vandaag liever in het christen-zijn zonder meer, in het religieus zijn alleen, in de humaniteit als zodanig?”

5. Vgl. Η. Volten, Rondom het belijden der kerk. Kampen 1962: Het pastorale en het mondiale motief vraagt een andere oriëntatie in het belijden. Anders komen onze kerkmensen al meer in twee werelden te leven, in de wereld van hun belijden en van hun dagelijkse omgang. Pag. 226/7. Dr. C. Augustijn in „Kerk en belijdenis”, Kampen 1969, heeft duidelijk waardering voor de betekenis van de gereformeerde belijdenisgeschriften in het verleden, maar vandaag hebben we een nieuwe belijdenis nodig, zoals doorlopend wordt betoogd in dit „Cahier voor de gemeente”. Daartegenover leze men: J.van Genderen, De betekenis der belijdenis, ds. H. Janssenfonds nr. 18 (1955) en idem: De reformatorische belijdenis in discussie, Kampen 1971.
Ook: J.H. Velema: De actualiteit van onze belijdenisgeschriften nu. Ambtelijk Contact juni 1982 (referaat voor de Ambtsdragersconferentie van 3 april 1982) en P. den Butter, Dynamisch belijden, De Saamwerker november 1985 (referaat Mannenbondsdag).

6. Voor de samenwerking tussen evangelisch en reformatorisch, zie mijn Denken over gereformeerd zijn, ’s-Gravenhage 1983, pag. 74 v.v.

7. J.H. Velema, Wat is Christelijk Gereformeerd?, pag. 20v.v.; idem Bijbel en belijdenis, deel II, les 41.

8. Helenius de Cock, Wat is gereformeerd? - ook aangehaald door W. van ’t Spijker in De Wekker van 12 juli 1985,94/35.

9. „Men mag ook geen geschriften van mensen, hoe heilig zij ook geweest zijn, gelijk stellen met de goddelijke Schriften” - een wezenlijk artikel, dat karakteristiek is voor de juiste taxering van een belijdenisgeschrift.

10. J.H. Velema, Denken over gereformeerd zijn, pag. 24.

11. W.van ’t Spijker in De Wekker van 19 juli 1985 in artikelenserie „Wat is gereformeerd?”

12. G.C. Berkouwer in Het probleem der Schriftkritiek, Kampen z.j. hoofdstuk VIII.

13. Klare Wijn, rekenschap over geschiedenis, geheim en gezag van de Bijbel, aangeboden door de generale synode van de N.H. Kerk, ’s-Gravenhage 1967.

14. Dr. C. Boertien in een interview met Trouw, 25 maart 1985.

15. Verdedigd en toegelicht in „God met ons”. Fundamentele kritiek op dit rapport werd o.a. geleverd door W.H. Velema in Theologia Reformata, jaargang XXIV, pag. 269 v.v.

16. Dit gebeurt in „Verder in vertrouwen”, pag. 4.

17. 2 Petrus 1 : 19.

18. Mattheüs 24 : 12.

19. 1 Timotheüs 6 : 20.

20. Zie artikel 50 en bijlage 29, pag. 114, K.O., Amsterdam 1984. Mij trof nade conferentie de zin: „Al deze kerken erkennen de Belijdenis des Geloofs van de gereformeerde kerken in Nederland, de Heidelbergse Catechismus en de Leerregels van de synode van Dordrecht, gehouden in 1618 en ’19, als de volledige uitdrukking van hun geloof”. Volledige uitdrukking - dat is meer dan een samenvattend moment, zoals ter conferentie is verdedigd.

21. 1 Corinthe 15 : 2.

22. In de verzen 3-5 wordt beleden van Christus: gestorven, begraven, opgewekt en verschenen. Van Genderen - De betekenis der belijdenis - wijst er op dat mede door dit Schriftgedeelte de belijdenisvorming is voorbereid. Pag. 9.

23. De geloofsbelijdenis genoemd naar Athanasius, art. 40.

24. Verder in vertrouwen, pag. 11.

25. Ambtelijk Contact, april 1986, pag. 585.

26. A.D.R. Polman, Onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis, Franeker z.j., deel I, pag. 16 v.v. Een zeer instruerend hoofdstuk over „Wezen en waarde van belijdenisgeschriften”.

27. a.w. pag. 12.

28. idem.

29. Vgl. W. Aalders, De schok der herkenning, Amsterdam 1971, pag. 8. „De belijdenis van de Hervorming betekent de schok der herkenning”. Men zie ook mijn referaat genoemd in 5).

30. H. Bavinck, De offerande des lofs, Kampen z.j. pag. 93.

31. A.A. van Ruler, Theologisch Werk, Nijkerk 1971, deel II pag. 81.

32. Verder in vertrouwen, pag. 11. De zin „Als deelhebbend aan de beweging van Gods Woord naar ons toe deelt zij (de belijdenis) dan ook in de actualiteit van het Woord, en leidt zij heen naar een actueel belijdend spreken” is wel erg Barthiaans getint.

33. Artikel 27 NGB.ed. 1971.

34. Joh. 21 : 15 - 17.

35. Vgl. A.M. Lindeboom, „Een strijd voor het heilsgeheim der kerk” in Credo, nov. 1985 pag. 14 v.v. „Het religieus besef en het christelijk geloof zijn eikaars gezworen vijanden”, pag. 15.

36. Men leze en herleze artikel 29 NGB „kortom dat men zich richt naar het zuivere Woord Gods, alle dingen die daarmee in strijd zijn verwerpt en Jezus Christus erkent als het enige Hoofd.”

37. „namelijk het geloof en dat zij, na de enige Heiland Jezus Christus aangenomen te hebben, de zonde ontvluchten en de gerechtigheid najagen, de ware God en de naaste liefhebben en niet naar rechts of links afwijken en hun vlees kruisigen met zijn werken.”

38. Vgl. W. van ’t Spijker, „… den hals buygende onder het Jock Jesu Christi…” in Bezield Verband, opstellen aangeboden aan prof. J. Kamphuis, Kampen 1984, pag. 206 v.v.

39. Bijzonder lezenswaardig voor alle ambtsdragers blijft het hoofdstuk, dat wijlen prof. J. Hovius schreef in „Woord en Kerk”, Amsterdam 1969, „Om ‘door dit middel de ware religie te onderhouden’”, pag, 71 v.v.

40. Filippenzen 3 : 12.

41. DL l,7; II, 6; lll-IV, 10; V,8, ook II, 9: „Dit raadsbesluit, voortkomende uit zijn eeuwige liefde jegens de uitverkorenen, is van de aanvang der wereld tot nu toe, ondanks de vergeefse tegenstand van de poorten van het dodenrijk, op krachtige wijze vervuld en zal ook verder vervuld worden, zodat de uitverkorenen te zijner tijd tot één vergaderd worden.”

41a Filippensen 2 : 13 en 14.

42. J. Kruis, „Het leven wint”. Kampen 1981, pag. 123. Dit standpunt werd gehandhaafd in id. „Genade alleen”, ’s-Hertogenbosch 1983, pag. 107. Het is duidelijk dat de auteur niet weten wil van wat genoemd is „de dadelijke gehoorzaamheid” van Christus. Dat is een oude dwaling, reeds geleerd door Joh. Piscator in het begin van de 17e eeuw. Men zie over hem Bavinck, Ge-ref. Dogmatiek, Kampen 1929, deel III pag. 329 en 364. Bavinck wijst met drie krachtige argumenten deze leer af. Ze doet tekort aan de eenheid van Christus' werk en daardoor aan het bloed van Christus, al verwijt Kruis dit juist aan hen, die zijn opvatting afwezen (Genade alleen, pag. 107).

43. id. Het leven wint, pag. 102.

44. Men zie W.H. Velema, Geroepen tot heilig leven. Kampen 1985, hoofdstuk 5 en H. Ridderbos, Paulus, Kampen 1966, hoofdstuk VII, inzonderheid de paragraaf over „Tertius usus legis”, pag. 307 v.v.

45. Hierbij denk ik aan het voor enkele broeders belastende en voor de auteur geldverslindende pakket, dat de afgezette predikant van Den Bosch de kerkeraden toezond w.o. een brochure „De weg terug” waarin kritiek gemaakt wordt op het in noot 44 eerst genoemde boek. Deze kritiek hangt samen met het reeds gereleveerde en afgewezen uitgangspunt. De aanklager, die meent voluit reformatorisch bezig te zijn, wijkt zeer duidelijk af van de reformatorische leer, verwoord in artikel 22 NGB „… al zijn werken, die Hij voor ons en in onze plaats heeft gedaan;” en artikel 24.
Overigens: de juiste prediking van Wet en Evangelie blijft een aangelegen zaak en als de heiliging losgemaakt zou worden van de rechtvaardiging, van de grondslag van Christus' gerechtigheid en heiligheid wordt de prediking een oproep tot religieus getint activisme. Maar daarvan is in het genoemde boek geen sprake.

46. Men zie W.H. Velema a.w. hoofdstuk 3. Uit het slot blijkt hoe voos en loos de beschuldigingen zijn in noot 45) genoemd.

47. Afsterven van de oude mens en opstanding van de nieuwe mens is meer dan een mentaliteitsverandering.

48. Over spiritualiteit zie men het gelijknamige boek van C. Aalders, Praktisch Theologische Handboekjes nr. 31. Ook in de bundel Luisterend Leven, Den Haag 1971, C. Graafland „Het luisterend kennen van God”. Graafland spreekt over de spiritualiteit van de wedergeboorte, pag. 55.

49. De eenzijdigheden van moralisme, intellectualisme en mysticisme liggen altijd op de loer.

50. Th.L. Haitjema „De dogmatische betekenis van de structuur-samenhang in de artikelen XX-XXIV NGB”, Kerk en Theologie 1954, 5-68. Haitjema wijst in zijn „De Heidelbergse Catechismus”, Wageningen 1962, ook op de drieëenheidsstructuur in andere artikelen, pag. 57.

51. In de laatste alinea van dit artikel is sprake van toerekenen van al Christus' verdiensten èn van Zijn schatten en gaven die ons eigendom zijn geworden.

52. Heidelbergse Catechismus, zondag 33, antw. 84.

53. Bijzonder lezenswaard is nog altijd de inaugurele rede van W. Kremer, „Geestelijke leiding in de prediking” opgenomen in Priesterlijke Prediking, Amsterdam 1976, pag. 11 v.v.

54. In de Gemeenschappelijke verklaring t.a.v.de toeé’igeningdesheils van chr.geref.dep. en geref. commissie, Apeldoorn 1975 - opgenomen in de Acta van 1977, pag. 150/1 -staat: „De gemeente heeft de volmaaktheid niet bereikt; er is geen reden voor geestelijke gearriveerdheid; persoonlijk en gemeentelijk staan we in de spanning.”
Zie ook de brochure „Verrechtsing?”, Hilversum 1985, hoofdstuk 5 „Verflauwing”.

55. Verder in vertrouwen, pag. 8.

56. Behalve op het geciteerde boek van W.H. Velema dient hier ook gewezen op de rectorale rede van W. Kremer „Prediking en Ethiek”, opgenomen in a.w. pag. 35.

57. Er is geen belijdenisgeschrift waarin zoveel bouwstenen liggen voor een geestelijke prediking als in de Dordtse Leerregels.

58. Verder in vertrouwen, pag. 18/9.

59. W. de Greef, Calvijn en het Oude Testament, Amsterdam 1984, pag. 250. Belangrijk voor deze materie is ook C. Graafland. Het vaste verbond, Amsterdam 1978, hoofdstuk IV, De blijvende betekenis van de wet.

60. Joh. Calvijn, Institutie IV, XX, 15.

61. id. IV, XX, 16.

62. id. noot 60).

63. Vooral het rapport over gebruik van Schriftgegevens bij vragen rondom Homofilie, 1982, hoofdstuk 4, Het gebod en de geboden, is illustratief.

64. Psalm 95 ; 5 (ber. 1773). In de berijming ISP zijn Massa en Meriba verdwenen; anders dan in Psalter 1980 en het Gereformeerde Kerkboek.

65. Vgl. W.H. Velema, Ambtelijk Contact, mei 1986, pag. 599.

66. Als de anti-discriminatiewet ooit mocht worden aangenomen, zullen we gedwongen worden dit te doen. Moeten we nu reeds vrijwillig deze kant opgaan?

67. Prof. dr. M. Boertien, dinsdagmorgen 22 april 1986.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1986

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's

WAT IS GEREFORMEERD?

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1986

Ambtelijk Contact | 24 Pagina's