Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En één van de ouderlingen zeide tot mij: een niet, zie de Leeuw, Die uit de stam van Juda is, de Wortel Davids, heeft ov'erwonnen, om het boek te openen en zijn zeven zegelen open te breken". Openbaring 5 : 5.

2.

Er werd een wenende Johannes toegeroepen dat er toch EEN was, Die de waardij bezat om het boek te openen. Hij wordt hier betiteld als , , de Leeuw uit de stam van Juda en de Wortel Davids". Dit zijn namen, welke gebruikt worden voor de Messias, de Heere Jezus Christus.

Jacob getuigde op zijn sterfbed: „Juda is een leeuwenwelp". En aan Israël is Hij menigmaal beloofd als de Wortel Davids.

Hij, Die deze namen draagt, is alleen waardig om het verzegelde boek te openen. Hier wordt ons dus gewezen op de arbeid van de Leeuw uit de stam van Juda en de grote betekenis van de Wortel Davids.

Deze benamingen wijzen ons op de hoedanigheden van de Christus. Het wijst ons op datgene wat Hij moest worden om het gesloten boek te kunnen openen.

Hij is de Leeuw uit Juda's stam, omdat Hij als een Leeuw de strijd met satan en zonde heeft aangebonden. Hij streed als een Leeuw. Hij trad Zijn vijanden openlijk tegemoet en zeide: , , Indien gijlieden Mij zoekt, zo laat dezen heengaan". Hij zong de lofzang en ging uit naar de Olijfberg. Hij was geen martelaar, die leed en stierf, maar de Leeuwuit Juda's stam. Wat is de strijd zwaar geweest. In de hof van Gethsémané is Hem het bloedig zweet uitgedrukt en heeft Hij geklaagd: , , Mijn ziel is geheel bedroefd tot de dood toe". Aan het kruis horen wij met grote stem het bruUen van de Leeuw uit Juda's stam: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? "

Hij is ook de ware Wortel Davids. Deze benaming wijst ons op Zijn diepe vernedering. Davids huis was éénmaal tijdens David en Salomo een schone en vruchtbare boom. Maar als de Messias wordt geboren, is er niet meer dan een afgehouwen tronk van over.

Een nederige, besmeurde wortel.

Dan zien we Hem geboren worden uit Maria. Het predikt ons, dat Hij onzer één is geworden. Het wijst ons Zijn diepe vernedering. Hij, de ware Davidszoon, werd geboren in een stal en gelegd in een krib. Hij, Die Davids Wortel is, Welke het huis Davids droeg en sappen gaf, is beneden alle leden van het huis Davids afgedaald en geworden uit een vrouw, geworden onder de wet. Geen gedaante, noch heerlijkheid werd aan Hem gevonden. Hij was een Man van smarten en verzocht in krankheid, en een ieder was als verbergende het aangezicht voor Hem. Hij kroop als een worm en geen man en moest betalen wat Hij niet geroofd had. Als een Lam werd Hij ter slachting geleid en Hij stierf aan een ruw, vervloekt kruishout.

Maar wat wordt hier Johannes toegeroepen? De ouderling predikt hem: „Hij heeft overwormen!" Het leek of satan had overwonnen. Hij werd gelegd in het graf; de steen werd naar het bevel des stadhouders verzegeld. Hij, Die gevallen was zou nimmer meer opstaan.

En toch... het is waar geworden, wat hier Johannes wordt gezegd: „Hij heeft overwormen!" Uit dood en graf is Hij verrezen. Het ware niet mogelijk, dat Hij van de dood gehouden kon worden. Het handschrift der zonde, dat tegen ons was, is door Hem uitgewist. Satan, graf en vloek heeft Hij overwonnen. Hij is de Eerstgeborene uit de doden, de Overste van de koningen der aarde. De gevangenis is door Hem gevankelijk gevoerd en Hij heeft een naam ontvangen boven alle naam.

Hij heeft overwonnen. Wat een boodschap van triomf over aUes wat de zaligheid der kerk in de weg stond. Op Hem wordt Johannes gewezen. Hier laat de Vader de heerlijkheid van Christus openbaar komen. Hij is het alleen, Die waardig is het boek te openen. Wat werkt aUes in dit gezicht mede om de heerlijkheid van Christus ten toon te spreiden. Daarom werd eerst geroepen: , , Wie is waardig het boek te openen en zijn zeven zegelen te verbreken? "

Daarom werd eerst klaar getoond, dat er niemand te vinden was om dat grote werk der zaligheid van verloren Adamszonen en - dochteren op zich te nemen. Het was alles dienstbaar om de heerlijkheid van Christus te doen uitstralen. Hij alleen wordt waardig bevonden het boek te openen.

Nu Hij overwonnen heeft, kan het boek niet gesloten blijven. Gods recht is door Hem voldaan, en Gods eer door Hem verhoogd. De Vader keurt Hem waardig.

Daarom wordt Johannes toegeroepen: „Ween niet!" Er is er Eén om het boek te openen en Johannes' tranen te drogen. Wat zien we hier toch de verheerlijking van Christus naar voren treden. Na alle onmogelijkheid van 's mensen zijde krijgt nu Christus alleen de eer in het openen van het boek. Ook in het leven van Johannes krijgt Hij langs deze weg de hoogste plaats. Hij alleen is het im­ mers. Die zijn tranen droogt en waardoor hem kan worden toegeroepen: „Ween niet!"

God verheerlijkt Zijn Zoon. De weg waarlangs zien we in dit gezicht van Johannes getekend. Eerst wordt het openbaar, dat er buiten Hem niets is, dat redden of verlossen kan.

Het is langs deze weg, dat de Heere in dit gezicht de heerlijkheid van Christus doet uitstralen. Langs geen andere weg krijgt ook in het hart de Christus waarde en heerlijkheid. Hoe kan Jezus ons recht dierbaar zijn als we nooit leerden hoe verloren en afgesneden het is buiten Hem? Dat zal de zondaar eerst krijgen in te leven. God wU Zijn volk leren, dat er in hen niets is, dat Gode kan bevredigen. Overal komen zulken bedrogen mee uit. Hun werken, ijver, nauwgezetheid, liefde en tranen, kunnen Gode geen losgeld geven. Ze komen in de onmogelijkheid terecht. Van hun zijde wordt het onmogelijk om God te bevredigen. Al hun pogingen daartoe moeten op niets uitlopen. In plaats van beter, wordt het minder met hen. Geen vooruitgang, maar achteruitgang bemerken ze. Het wordt hun toegeroepen, dat het nog nooit iets geweest is, want dan zou het wel heel anders zijn. Ze raken uitgewerkt en uitgeredeneerd. Het wordt omkomen aan hun zijde. Ze kunnen in zich niets goeds meer ontdekken. Zulken weten het met Paulus, dat er in hen, dat is in hun vlees, geen goed woont. Niet één betaalmiddel houden ze meer over. En toch wil God, dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiede. Toch moet er voldaan worden. Ze staan met Johannes voor een gesloten boek. En ze staan er met hem alleen. Alleen komen Gods kinderen te staan. Alleen zonder hulp of redding. Dan wordt het uitgeroepen:

'k Schatte mij geheel verloren; 'k Mocht van geen vertroosting horen. Als mijn ziel aan God gedacht, loosd' ik niets dan klacht op klacht.

Alleen staan ze voor een gesloten boek. Verloren, schuldig en mismaakt door duizend zonden. Wat leeft de waar ontdekte in, dat het van 's mensen zijde onmogelijk en verloren is. Met David vinden ze daar benauwdheid en droefenis. Daar wordt ons sap veranderd in zomerdroogten en wordt het ingeleefd een arm, verloren en doemwaardig zondaar te zijn. Ze worden het waard om eeuwig te worden verstoten. Innerlijk zijn ze overreed van hun strafwaardigheid, zodat ze God rechtvaardigen en zichzelf veroordelen.

Utrecht

Ds. C. Harinck

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 1965

De Banier | 10 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 1965

De Banier | 10 Pagina's