Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Thomas Müntzer en het ambt van de overheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Thomas Müntzer en het ambt van de overheid

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

In de loop der tijden is al vele malen de vraag gesteld of Christenen een goddeloze overheid moeten blijven gehoorzamen of niet. Een actuele vraag die heden ten dage nog speelt en die niet in alle gevallen eenvoudig te beantwoorden is. Grondregels zijn in ieder geval: Geeft (...) den keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is (Luk. 20:25). En: Vreest God; eert den koning (1 Petr. 2:17b). Het vrezen van God staat voorop, waaruit af te leiden is dat als de koning van ons iets vraagt te doen wat tegen Gods Woord ingaat, wij Gode meer gehoorzaam dienen te zijn dan de mensen. Maar in alle zaken die niet tegen de Schrift ingaan, hebben wij de koning te eren.

We zijn er allen van overtuigd dat de Nederlandse overheid Gods geboden meer en meer verlaat. De staat laat de valse godsdiensten toe en stimuleert de bouw van moskeeën. Christenen die ruimte voor zichzelf willen claimen, moeten ook tolerant zijn tegenover andere geloofsopvattingen, is een veelgehoorde opvatting heden ten dage, wat echter niet naar de Schrift is; God, de Schepper van hemel en aarde, heeft het alleenrecht. Alles wat adem heeft, love den HEERE (Ps. 150:6). Maar hoe heeft een protestant dan wel tegenover een goddeloze overheid te staan? Moeten we, zoals Thomas Müntzer in de jaren twintig van de zestiende eeuw, het zwaard opnemen en in opstand komen? Dat is het andere uiterste, dat leert de Schrift niet! In dit artikel willen we het leven en de beweegredenen van Thomas Müntzer nagaan1).

Leven

Thomas Müntzer werd waarschijnlijk geboren in 1488 of 1489 in Stolberg (Zuid-Harz, Duitsland). Ook zijn geboortedag is niet met zekerheid bekend. Aangenomen wordt dat hij kort voor 21 december is geboren, dat is namelijk in de roomse kerk de naamdag van de heilige Thomas. Over zijn ouders is nauwelijks iets bekend.

In 1506 studeert Thomas aan de universiteit van Leipzig en in 1512 is zijn naam te vinden op de lijsten van de universiteit in Frankfurt aan de Oder. Hij heeft hier humanistische studies of leergangen gevolgd. Daardoor had hij een goede beheersing van de Latijnse taal en kennis van de Antieke Oudheid, maar ook interesse in de vroegchristelijke overlevering. Waarschijnlijk heeft hij in 1513 of 1514 in de Dom van Halberstadt de priesterwijding ontvangen.

Rond 1517/1518 krijgt hij intensief contact met de kerkhervormer Maarten Luther. Hij behoort tot diegenen die rondom Luther staan in verband met zijn 95 stellingen. In mei 1520 ageert Müntzer op aanbeveling van Luther (!) tegen de Franciscaner monniken. In september 1520 krijgt hij door Luthers toedoen in de stad Zwickau2) als prediker de tweede, grootste stadskerk als werkterrein (de Sint-Katharinakerk). In het begin staat een groot deel van het stadsbestuur achter hem. Oud-burgemeester Erasmus Stella, een invloedrijk persoon, steunt Müntzer openlijk. Hier komt Müntzer in contact met Nicolaas Storen en de zogenaamde Zwickauer profeten. De Zwickauers waren een groep van lekepredikers die de kinderdoop afschaften en die zeiden dat ze rechtstreekse openbaringen uit de hemel hadden ontvangen, die zij naast of boven de Schrift stelden. Zij stonden allerlei radicale hervormingen op sociaal en kerkelijk gebied voor. In Zwickau ageert Müntzer niet alleen meer tegen de roomse kerk, maar ook het humanisme en hun voorman in de stad, Egranus, krijgen ervan langs. Al snel leidt dit tot problemen. Op straat wordt er gevochten tussen aanhangers van Müntzer en die van Egranus. Toen een belangrijk verdediger van Müntzer, Erasmus Stella, op 16 april 1521 stierf, werd Müntzer uit zijn ambt gezet. Müntzer toog naar de Bohemen om de Hussieten (volgelingen van Johannes Hus) te bezoeken. Volgelingen van Luther bemiddelden om hem naar Praag te krijgen, waar hij van juni tot december 1521 verbleef. Hij preekte daar in de Teynkerk en ook wel in de Bethlehemkapel. In het zogenaamde Praags Manifest (oktober/november 1521) legt hij zijn visie op de kerk neer. Volgens Müntzer moet de kerk een gemeenschap van uitverkorenen zijn die van al het wereldlijk bezit moet verschoond blijven en Christus in het kruis en lijden moet navolgen. In april 1523 ging hij naar Allstedt, waarschijnlijk op voorspraak van Felicitas von Selmnitz, de vrouw van de vroegere slotheer van Allstedt. Hij werd daar predikant van de Sint-Johanneskerk. Daar schreef hij het boek Deutsches Kirchenamt (1523). Müntzer kreeg veel toeloop op zijn prediking, omdat in dit gebied de Reformatie nog werd onderdrukt. Op 5 april 1523 droeg Müntzer voor het eerst de mis op in het Duits. In het voorwoord van zijn liturgische geschriften verdedigde hij deze handelwijze, immers ieder moest kunnen verstaan wat hij geloofde.

Tegenstellingen

In toenemende mate ontstonden er tegenstellingen met Luther. Luther zei dat juist in de Heilige Schrift de grond van het geloof lag. Deze moest ervaren worden en als genade Gods aangenomen worden. Müntzer stelde juist in navolging van de mystiek dat alleen de Goddelijke ervaring van de gelovige tot het ware geloof leidde. Alleen door de Heilige Geest wordt het dode Woord van de Bijbel levendig en door de kruiservaring en de navolging van het lijden van Christus komt men tot het ware geloof (innerlijk licht).

Vooral in de visie op het ambt van de overheid verschilden de twee van mening. Luther leerde de zogenaamde twee-rijken leer. De overheid is volgens Luther voor iedereen de van God gegeven autoriteit in de wereld. Luther maakte onderscheid tussen het rijk van de wereldlijke heerschappij en het rijk van het geloof. Müntzer daarentegen stelde dat de overheid eerst door haar daden moest bewijzen dat zij aan de zijde van de uitverkorenen staat. Ze moet de uitverkorenen beschermen en de goddelozen straffen. En de uitverkorenen die Gods Geest hebben, moeten de goddelozen bestrijden. Dit zei Müntzer in de zogenaamde Fürstenpredigt (predicatie voor de overheid) van 13 juli 1524. Hij beriep zich op de profeet Daniël. Hij zag zichzelf als een nieuwe Daniel, die de overheden onderwees welke weg zij moesten gaan. Zij hadden het zwaard ontvangen om de vijanden van het Evangelie uit te roeien. Tegelijk stelde hij de uitbuiting van de eenvoudige man aan de kaak.

De Fürstenpredigt leidde ertoe dat Müntzer en zijn gezin in augustus 1524 uit Allstedt moesten vluchten. Hij trok naar de Rijksstad Mühlhausen. In de Middeleeuwen was deze stad de grootste en belangrijkste stad van Thüringen. Tot haar territorium behoorden 19 dorpen. Er woonden in Mühlhausen meer dan 10.000 mensen die hun werk vonden in een ambacht of in de landbouw. Mühlhausen bevond zich rond 1520 in een neergaande spiraal door de politieke en religieuze onlusten. De Reformatie had door het daadkrachtig optreden van de Cisterciënzer monnik Heinrich Pfeiffer een vaste positie in de stad verworven. Zodoende werd Müntzer verwachtingsvol ontvangen door de inwoners van Mühlhausen, ondanks dat Luther de raad van de stad gewaarschuwd had voor de 'valse geest en profeten'.

In september 1524 brak er een nieuw oproer in de stad uit. Vermoedelijk is toen door aanhangers van Müntzer de 'Ewiger Bund Gottes' opgericht, een beschermbond van de uitverkorenen (aanhangers van Müntzer) tegen de goddelozen. Tegelijkertijd worden door Müntzer en Pfeiffer de elf Mülhausense artikelen opgesteld. In deze artikelen stonden radicale veranderingen voor het stadsbestuur. Zo moest de oude raad afgezet worden en een nieuwe raad gekozen die tegenover het kerkvolk/ parochie rekenschap moest afleggen. Het volk had dus de laatste stem in het kapittel. Maar Pfeiffer en Müntzer konden nog geen meerderheid onder het volk (zowel in de stad als in de omliggende 19 dorpen) krijgen om deze elf artikelen door te voeren. Op 27 september 1524 worden Pfeiffer en Müntzer uit Mühlhausen verbannen. Tijdens hun afwezigheid leidde de vrouw van Müntzer, Ottilie, de radicaal reformatorische groep in de stad en de dorpen. Müntzer heeft tijdens zijn verbanning een bezoek gebracht aan de boeren die in opstand waren gekomen in het zuiden van Duitsland. Hij ziet vanaf dan niet zozeer meer de overheden, maar de opstandige boeren als instrumenten om het Godsrijk dat hem voor ogen staat, tot stand te brengen.

Eind februari 1525 keerde Müntzer terug in Mühlhausen. Hij werd gekozen door zijn volgelingen als predikant van de belangrijkste kerk van Mühlhausen (Marienkirche). Op 16 maart 1525 kwamen de burgers van Mühlhausen en volgelingen van Müntzer in de Marienkirche bij elkaar en zetten de oude stadsraad met overgrote meerderheid af. Op 17 maart 1525 werd de 'Ewiger Rat' ingesteld in het raadhuis. Hier zaten vooral mensen van de al eerder genoemde 'Ewiger Bund Gottes' en volgelingen van Müntzer in. Toch bleef de dualiteit tussen de geestelijke en wereldlijke macht nog wel bestaan.

Boerenopstand

In de jaren 1524 en 1525 waren er talrijke boerenopstanden in Duitsland uitgebroken. Deze waren gericht tegen de sociale misstanden en tegen de achteruitstelling van de boerenstand. In april 1525 kwam de boerenopstand ook in Hessen en Thüringen. Müntzer haakte hier met zijn prediking op in en preekte een nieuwe tijd en verandering van de wereld. Om dit te bereiken moest er gevochten worden (zie de oproep in de hiernaast afgedrukte brief van hem). Niet alleen met het woord, maar ook met het zwaard. De zwaarden moesten opgenomen worden en de adel moest bestreden worden. Omdat Mühlhausen het centrum van de boerenopstand was, nam Müntzer de leiding van de groep boeren. Toch werden veel boerenopstanden in de omgeving door de slechte leiding in de kiem gesmoord. De opstand concentreerde zich nu in Frankenhausen, een plaats vlakbij Mühlhausen. Daar waren ongeveer 8.000 boeren samengetrokken. Op 12 mei kwam Müntzer daar ook aan met 300 man (let op de parallellie met Gideons kleine groep!), een kleine groep volgelingen uit Mühlhausen. Velen uit Mühlhausen waren niet meer bereid om Müntzer te volgen. Dit gaf aan dat er veel verschil van mening was tussen de opstandelingen.

Terwijl de legers van Hertog George van Saksen en landgraaf Filips van Hessen naderden, hamerde Müntzer erop dat de boeren een Goddelijke strijd voerden. Onder het eigen vaandel (de regenboogvlag) hield Müntzer een vlammend betoog, waarin hij de boeren opriep ten strijde. De boeren schreven zelfs een briefje aan de twee vorsten:

"Wij belijden Jezus Christus. Wij zijn niet hier om iemand wat aan te doen (...), maar om vanwege de Goddelijke rechtvaardigheid [iets] te verkrijgen. Wij zijn ook niet hier om bloed te vergieten. Indien jullie dat ook [niet] doen, dan zullen wij jullie niets doen. Daaraan moet eenieder zich houden"3).

Ooggetuigen vertelden dat er juist op het beslissende moment aan de lucht een regenboog verscheen die de boeren in extase bracht. Het mocht echter niet baten... Op 15 mei 1525 opende Hertog George van Saksen en landgraaf Filips van Hessen de aanval. In panische angst vluchtten de boeren alle kanten op en zochten hun heil in Frankenhausen. Er ontstond een vreselijk bloedbad: niet minder dan 5.000 boeren werden gedood. Müntzer vluchtte ook, maar werd ontdekt, omdat hij brieven bij zich had die hem verraadden. In Heldrungen op het kasteel van de graven van Mansfeld werd hij gefolterd en verhoord.

De meningen over de laatste dagen van Müntzer zijn verschillend. Er is een afscheidsbrief van hem bekend aan de gemeente van Mühlhausen en ook een zogenaamde herroeping, maar aan de echtheid hiervan wordt sterk getwijfeld. Genoegzaam kunnen we ervan uitgaan dat hij niet herroepen heeft. Dus in tegenstelling tot wat drs. M.A. van den Berg schrijft in zijn studie. De overtuigde Lutheraan Filips van Hessen heeft in 1529 tijdens de Marburger godsdienstgesprekken gezegd dat Müntzer niet herroepen had en dat het einde van Müntzer gekomen was, zoals Müntzer zelf had gewenst.

Op 25 mei 1525 gaf Mühlhausen zich zonder strijd aan de vorstelijke troepen over. De stad moest 40.000 gulden betalen om een plundering te verhinderen. Müntzer werd naar Mühlhausen gebracht om daar terecht te staan. Hij was zeer verzwakt, maar volgens de overlevering heeft hij ook hier niet herroepen. Integendeel, hij riep de vorsten op om het Oude Testament te bestuderen en het ambt van overheidsdienaar naar Goddelijk bevel uit te voeren. Op 27 mei 1525 werd Thomas Müntzer tegelijk met Pfeiffer voor de toren van Mühlhausen met het zwaard onthoofd. Zijn hoofd werd op een staak gezet tot afschuw van de stadbewoners.

Ten slotte

Noch Thomas Müntzer noch de boeren zijn te beschouwen als zogenaamde lagere overheden. Zij namen dus feitelijk als individuele personen het recht in eigen hand, zoals radicale mohammedanen dat ook wel doen. Maar daarover is Gods Woord helder: allen die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan (Matth. 26:52b). Thomas Müntzer dacht door middel van het zwaard en door middel van opstand een Godsrijk op aarde te vestigen, maar uiteindelijk is hij onthoofd. Op zich had Müntzer gelijk toen hij schreef dat de overheid Gods dienares moet zijn en de ware godsdienst moet bevorderen, maar zijn nadere uitwerking daarvan was verkeerd. Ook zijn hoogmoed hierin was verkeerd, hij zag zichzelf als Gods knecht, strijdende tegen de goddelozen. Wanneer de Heere een zondaar bekeert, zijn het niet de anderen (goddelozen) die het gedaan hebben, maar wijzelf, zoals ds. Jacobus Revius zo treffend dichtte:


EEN BRIEF VAN THOMAS MÜNZTER AAN ZIJN VOLGELINGEN IN ALLSTEDT (27 APRIL 1525)

"Moge de zuivere vreze Gods in de eerste plaats bij jullie zijn, lieve broeders! Hoe lang slapen jullie nu al, hoe lang erkennen jullie Gods wil niet? Omdat Hij jullie verlaten heeft, zoals jullie denken? Ach, hoe vaak heb ik jullie gezegd dat God Zich niet anders kan openbaren dan in jullie overgave. Doen jullie dat niet, dan is de offerande van jullie diepe smart tevergeefs en wacht jullie opnieuw weer lijden. Dat zeg ik jullie, willen jullie niet om Gods wil lijden, dan moeten jullie de martelaars van de duivel zijn. Daarom past ervoor op, weest niet moedeloos en laks; vleit niet langer de verkeerde fantasten, de goddeloze booswichten, maakt een aanvang en strijdt de strijd des Heerenl Het is hoog tijd, houdt alle broeders bij elkaar zodat zij het Goddelijke getuigenis niet bespotten, anders moeten zij allen omkomen. Het hele Duitse, Franse en roomse land is wakker, de Meester begint het spel, de booswichten moeten eraan geloven. In Fulda zijn in de Paasweek vier stiftskerken verwoest, de boeren in Klettgau en Hegau [Zwarte Woud; HT] zijn opgestaan, driemaal duizend sterk, en de hoop wordt hoe langer hoe groter. Alleen ben ik bezorgd dat de dwaze mensen in een verkeerd verdrag bewilligen, omdat ze de schade nog niet inzien.

Wanneer er van jullie slechts drie zijn die in vertrouwen op God Zijn naam en eer zoeken, zul je voor geen honderdduizend mensen bang zijn. Nu erop los, erop los, het is tijd (...). Het is buitengewoon hard nodig. Erop los, erop los, erop los! Hebt geen medelijden (...). Ziet de ellende van de goddelozen niet aan. Zij zullen jullie even vriendelijk vragen, jammeren en smeken als de kinderen. Hebt geen medelijden, zoals God door Mozes bevolen heeft (Deut. 7) (...). Spoort ze aan in dorpen en steden en in het bijzonder de mijnwerkers met andere goede jongelieden die ervoor geschikt zullen zijn. Wij moeten niet langer slapen.

En kijk, terwijl ik deze woorden schrijf, kwam er bericht van Salza [Langensalza bij Mühlhausen; HT] dat het volk hertog Georgs zijn ambtenaar van zijn kasteel gegrepen heeft omdat hij van zins was drie van hen in het geheim om het leven te brengen. De boeren van Eichsfeld zijn in opstand gekomen tegen hun jonkheren, kortom, zij laten zich niets meer welgevallen. Er is veel aan de hand, jullie tot voorbeeld! Jullie moeten aan de slag, erop los, het is tijd. Balthasar Krump en Barthel Krump Valtin en Bischoff gaat voorop (...)! Laat deze brief de mijnwerkers toekomen. Mijn drukker zal binnen enige dagen komen, ik heb bericht gehad. Ik kan nu niets anders doen, anders zou ik de broeders genoegzaam onderwijzen, zodat ze veel moediger zouden zijn dan alle kastelen en wapens van de goddeloze booswichten op aarde. Erop los, erop los, omdat het vuur heet is. Laat jullie zwaard niet koud worden, laat het niet bot worden. Smeedt het ijzer, (...) op het aanbeeld van Nimrod en werpt de toren op de grond! (...) Erop los, erop los, omdat het nog dag is. God gaat jullie voor, volgt, volgt! (...)

Daarom laat je niet afschrikken. God is met je (...). Dit zegt God: 'Vreest gijlieden niet en wordt niet ontzet vanwege deze grote menigte, want de strijd is niet uwe, maar Godes. Gij zult in dezen strijd niet te strijden hebben. Stelt uzelven, staat en ziet het heil des HEEREN met u' (2 Kron. 20: 15b en 17a). Toen Josafat deze woorden hoorde, viel hij neer. Doet aldus ook door God, Die jullie zonder vrees voor de mensen in het ware geloof moge sterken. Amen.

Gedateerd in Mühlhausen in het jaar 1525

Thomas Müntzer, een knecht Gods tegen de goddelozen.

-Uit: R. Jonscher, Der Bauernkrieg in Thüringen, Mühlhausen 2003, p. 152-154 (vertaald uit het Oudduits)-


't En zijn de Joden niet, Heer Jesu, die U kruisten,
Noch die verraderlijk U togen voor 't gericht,
Noch die versmadelijk U spogen in 't gezicht.
Noch die U knevelden en stieten U vol puisten.

't En zijn de krijgslui niet die met haar felle vuisten
De rietstok hebben of de hamer opgelicht,
Of het vervloekte hout op Golgotha gesticht
Of over Uwe rok t'saam dobbelden en tuisten.

Ik ben 't, o Heer, ik ben 't die U dit heb gedaan
Ik ben de zware boom die U had overlaân.
Ik ben de taaie streng daarmee Gij gingt gebonden.

De nagel, en de speer, de gesel die U sloeg.
De bloedbedropen kroon die Uwe schedel droeg.
Want dit is al geschied, eilaas, om mijne zonden.

Noten:

1) Voor het schrijven van dit artikel is gebruikgemaakt van de volgende literatuur: R. Jonscher, Der Bauernkrieg in Thüringen, Mühlhauser Museen, Mühlhausen 2003; N.N., Thomas Müntzer Ein Aufienseiter der Reformation, Mühlhauser Museen, Mühlhausen z.j.; E. Wolgast, Der gemeine Mann bei Thomas Müntzer - und danach, Thomas Müntzer - Gesellschaft e.V., Mühlhausen 2006; M.A. van den Berg, Niet het zwaard maar het Woord. Luther en Müntzer in de Boerenoorlog van 1525, Kampen 1990; A. Ehrentreich, Thomas Münzer nach alten Drucken neu eingerichtet, Hanseatische Verlagsanstalt, Hamburg z.j.; G. Wehr, Thomas Müntzer, Rowohlt Taschenbuch Verlag GmbH, Reinbek, Hamburg 1972; E. Bloch, Thomas Münzer theoloog van de revolutie, Amboboeken, Utrecht 1969; G. Göt-ting e.a., Prediger für eine gerechte Welt. Beitrage zu Thomas Müntzer, Sekretariat des Hauptvorstandes der Christlich-De-mokratischen Union Deutschlands, Union Verlag, Berlijn 1989

2) Zwickau was een rijke stad waar veel inwoners van de mijnbouw leefden. Veel vermogende burgers hadden aandelen in de edelmetaalbergbouw.

3) Thomas Müntzer, Schriften und Briefe. Kritische Gesamtaus-gabe, unter Mitarbeit von Paul Kirn hrsg. Von Gunther Franzn (=Quellen und Forschungen zur Reformationsgeschichte, Bd. XXXIII), Gutersloh 1968, p. 472 (met dank aan drs. P.H. op 't Hof die dit citaat en ook de bij dit artikel afgedrukte brief uit het Oudduits vertaald heeft).

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2011

In het spoor | 56 Pagina's

Thomas Müntzer en het ambt van de overheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2011

In het spoor | 56 Pagina's