Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brief van de Minister-President in zake verloving van Prinses Irene

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brief van de Minister-President in zake verloving van Prinses Irene

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van Ir. van Dis

Nadat zaterdag 8 februari een ongeveer 2 1/2 uur geduurd hebbende bijeenkomst had plaats gehad van de ministers Marijnen, Biesheuvel, Scholten en Toxopeüs met de senioren, dit zijn de fractievoorzitters der grote partijen in de Tweede Kamer, maakten dezelfde ministers des avonds half 10 weer hun opwachting op het paleis SoestdJjk. Hier waren des middags inmiddels uit Spanje gearriveerd Prinses Irene met haar aanstaande verloofde Prins don Carlos Hugo de Bourbon- Parma en diens zuster met het doel de verlovingsplannen in tegenwoordigheid van H.M. de Koningin, Prins Bernhard, Prinses Beatrix en de zoeven genoemde ministers te bespreken.

Deze besprekingen waren van zeer lange duur, tot zelfs diep in de nacht, zodat de zondag er mede gemoeid werd. Eerst omstreeks drie uur werd publiek gemaakt, dat de verloving een feit was geworden. In Spanje echter was de verloving al twaalf uur eerder in Madrid bekend gemaakt, en wel door de ouders van Prins Carlos, kort nadat Prins Bernhard met laatstgenoemde en Prinses Irene van het vliegveld te Madrid vertrokken waren.

Vrij algemeen verwekte deze aankondiging nog voordat de verloving in Nederland officieel was afgekondigd, hier te lande een onbehaaglijke stemming, wat ook al het geval was met het bericht van de vriendin van Prinses Irene, die plotseling als haar secretaresse optrad en hetwelk inhield, dat de Prinses spoedig „vreugdevolle familiegebeurtenissen" zou bekend maken.

Prinses Irene maakte des nachts het eerst de verloving bekend in een korte toespraak, welke gevolgd werd door een aanvullende mededeling van haar ouders, Koningin Juliana eri Prins Bernhard. Hierna werd door de ministerpresident per brief kennisgeving van de verloving gedaan aan de voorzitters van de Tweede en Eerste Kamer.

Deze brief werd in de vergadering der Tweede Kamer van 11 februari 1.1. door de voorzitter voorgelezen. Hij luidt als volgt:

's-Gravenhage, 9 februari 1964

Ik moge U Hoogedelgestrenge mededelen, dat Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Irene het voornemen heeft officieel haar verloving aan te kondigen met Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Don Carlos Huge de Borbon. Hare Majesteit en Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins der Nederlanden hebben mij medegedeeld, dat zij zich met dit voornemen ten volle hebben verenigd.

De Prins de Borbon deelde mij mede, dat hij ieder beroep, dat hem als prins van zijn Huis zal worden gedaan, zal opvolgen met alle consequenties daarvan.

Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Irene zal zich, na haar huwelijk, met haar echtgenoot in het buitenland vestigen.

De Prinses heeft aan de Regering doen weten, dat het haar wens is, dat geen wetsvoorstel tot het verlenen van toestemming voor het door haar aan te gane huwelijk bij de Staten-Generaal zal worden ingediend. Op grond van voormelde omstandigheden heeft de Regering besloten de indiening van een wetsontwerp als vorenbedoeld niet te bevorderen.

In de op het paleis Soestdijk gevoerde besprekingen is dus gebleken, dat Prins Carlos ieder beroep, dat op hem als prins van zijn Huis zou worden gedaan, zal opvolgen met alle consequenties daarvan. Dit wil zeggen, dat indien hij door Franco voor het koningschap mocht worden aangewezen, hij hieraan gevolg zal geven. Blijkbaar is Prins Carlos dus van mening, dat hij een zeer ernstige kandidaat voor de Spaanse troon is.

In 1947 heeft er namelijk in Spanje een volksstemming plaats gehad, waarbij in dit land de monarchie werd hersteld. Tot nu toe is Spanje echter nog altijd een monarchie zonder monarch. Zodra Franco'*, echter mocht aftreden of overlijden, dan bestaat er mogelijkheid, dat er een koning zal komen. Er zijn echter wel vijf kandidaten, die zich „Spaanse troonpretendent" noemen. Grote kans maakt Don Juan Carlos, een kleinzoon van de in 1931 afgetreden koning Alfonso XIII uit het huis der Spaanse Bourbons. Deze Don Juan is niet lang geleden in het huwelijk getreden met de Griekse prinses Sofia. Hij staat blijkbaar met Franco nogal op goede voet, want deze liet hem een speciale opvoeding geven, vandaar dat hij door zijn aanhangers de „leerling-koning" wordt genoemd. Franco woonde voorts de doop van Don Juans eersteling bij en stelde voor hem een paleis ter beschikking niet ver van zijn eigen paleis. Don Juan behoort tot de liberale beweging der Monarchisten.

Prins Carlos en diens vader prins Xavier worden daarentegen gesteund door de Carlistenbeweging, die reeds vanaf 1833 dingt naar de Spaanse troon. De carlisten waren vanaf het begin dezer eeuw sterke voorstanders van de inquisitie, van de onafhankelijke positie van het koningschap en van herleving van de privileges der aristocratie. In 1958 echter hebben zij het herstel van de inquisitie uit hun programma laten vallen en zijn zij ook liberaler geworden. Zij noemen zich thans voorstanders van democratie, van vrije verkiezingen, sociale vooruitgang, persvrijheid en vrije politieke partijen. Of ze ook voor volledige vrijheid van godsdienst voor de protestanten zijn, vonden we niet vermeld. Gezien echter het feit, dat ze fanatiek rooms zijn, zou het niet behoeven te verwonderen, wanneer ze, eenmaal de macht hebbend, zich geheel zullen richten naar de bisschoppen en niet zullen toestaan dat er onder roomsen geëvangeliseerd wordt. Het is echter lang niet zeker, dat prins Carlos, de verloofde van prinses Irene, koning van Spanje zal worden.

Prins Carlos heeft te kennen gegeven, dat hij geen Nederlander wenst te worden, maar zich in Spanje zal gaan stellen aan het hoofd der carlisten, die hem als de toekomstige koning beschouwen. Dit maakte het voor de regering onmogelijk om prinses Irene als eventuele troonopvolgster te aanvaarden, daar haar gemaal, indien zij een koningin van Nederland mocht worden, Nederlander moet zijn en zich voor de Nederlandse zaak zou behoren te geven.

Prinses Irene heeft de consequentie hieruit aanvaard en besloten geen goedkeuring voor haar huwelijk aan de Staten-Generaal te vragen. Dit houdt volgens de Grondwet in, dat zij hiermede voor zichzelf en haar nakomelingen voor altijd afstand heeft gedaan van alle rechten op de Nederlandse troon. Voorts zal het verloofde paar na de sluiting van hun huwelijk in het buitenland gaan wonen. Waar dit zal zijn is nog niet bekend.

De behandeling van de brief van de minister-president aan de Tweede Kamer vond onder zeer grote belangstelling van het publiek plaats. Beide tribunes en de loges waren des middags en des avonds geheel bezet, terwijl ook vele luisteraars zich met een plaats in één der afdelingkamers achter de loges moesten behelpen. Zij konden dus niet in de zaal zien, maar alleen de sprekers horen. Van het kabinet waren vele ministers aanwezig, alsmede ook vele staatssecretarissen. De eerste spreker was de fractievoorzitter der K.V.P., de heer Schmelzer. Hij vroeg o.m. of de wensen van de regering een bepaalde rol bij de besluitvorming hadden gespeeld. Hij erkende voorts de moeilijke positie van de regering, waardoor zij geen volledige opening van zaken kon geven. Op het feit van de overgang naar de r.k. kerk wilde hij niet ingaan, terwijl hij voorts een meer open communicatie tussen het Koninklijk Huis, de regering en het volk bepleitte.

De heer Vondeling (P.v.d.A.) zag in de overgang naar de r.k. kerk meer dan een strikt particuliere aangelegenheid. Hij was van oordeel, dat er wel degelijk ook een politieke kant aan zat, wat versterkt werd door de wijze, waarop de overgang bekend is geworden. Slechts eenmaal is er van de zijde van het hof een mededeling gedaan, namelijk deze, dat de verloving niet doorging. Deze mededeling werd echter enkele dagen later weer ongedaan gemaakt. Alle Nederlanders zijn als onmondigen behandeld. Vervolgens leverde hij scherpe kritiek op de ambassadeur in Spanje, die Prinses Irene had bijgestaan in het van haar afgenomen interview te Madrid. Deze had ontslagen behoren te worden. Het geheel overziende was hij van mening, dat de regering voor het buitenland een figuur had geslagen. Tegen een roomse koningin in Nederland had hij overigens helemaal geen bezwaar.

De heer Beemink (C.H.) merkte op, dat ons volk zich verheugt in het jonge geluk van Prinses Irene en Prins Carlos. Velen van ons volk zullen het hierin met de heer Beernink zonder twijfel niet eens zijn, daar zij over deze verbintenis allerminst verheugd, maar veeleer bedroefd zijn. Spreker respecteerde de daad van de overgang naar Rome, al was hij er wel door geschokt. Ook had hij kritiek op het zo lang geheim houden van de overgang. Hij stelde voorts enkele vragen met betrekking tot de vriendin-secretaresse van Prinses Irene en over het bezoek aan de paus. Ten aanzien van de voorlichting bepleitte hij de benoeming van een staatssecretaris.

De heer Smallenbroek (A.R.) meende ook al, dat de overgang van Prinses Irene naar de roomse kerk gerespecteerd behoort te worden. Wel heeft deze overgang een schok teweeg gebracht, mede door de late bekendmaking. De R.V.D. wenste hij kritiek te besparen, gezien de uiterst moeilijke omstandigheden. Hij vond wel, dat centraUserlng van de voorlichtingsorganen aanbeveling verdiende.

De heer Geertsema (V.V.D.) maakte een vergelijking van deze verloving met die van Prinses Juliana in 1936 toen het niets hiervan zo snel mogelijk werd bekend gemaakt. Voorts had hij kritiek op de berichtgeving van de R.V.D., terwijl hij het feit, dat de verloving in Spanje en niet eerst in Nederland is bekend gemaakt, ontstellend vond.

De heer Lankhorst (P.S.P.) meende, dat de kansen van prins Carlos voor de Spaanse troon gestegen zijn, nu hij met Prinses Irene in het huwelijk zal treden. Hij laakte de late bekendmaking van de overgang en was van oordeel, dat door de gang van zaken de vraag of de monarchie nog wel past in deze tijd, nieuw leven was ingeblazen. De heer Bakker (C.P.N.) zeide er geen behoefte aan te hebben de zaak-Irene nog eens te gaan herkauwen. Hij noemde deze zaak een nationale bijzaak. Laat Nederland daarom overgaan tot de orde van de dag.

De heer Jongeling (G.P.V.) wilde weten of het de regering bekend was, dat Prinses Irene een bezoek aan de paus heeft gebracht om hem haar overgang mede te delen. Het speet hem, dat het Huis van Oranje door huwelijk geparenteerd raakt aan de in vele opzichten weinig aantrekkelijke Carlistenbeweging. Hij prees de regering voor het niet indienen van een goedkeuringsontwerp.

De heer Harmsen (B.P.) was van mening, dat de R.V.D. heeft gefaald. Het gehele verloop maakte de indruk van misleiding. Hij wilde zich verre houden van het uitspreken van een oordeel over het geloofs- en privéleven van de prinses. Voorts vroeg hij of Prins Bernhard sinds jaren al tot de roomse kerk behoort. Dit kon men inderdaad hier en daar onder ons volk vernemen. Ook aangaande andere leden van het Koninklijk Huis waren velen dienaangaande niet gerust. Vóórdat de heer Harmsen sprak, was dan ook door Ir. van Dis hierover reeds een vraag gesteld, zoals de lezer kan blijken uit diens rede, die wij hier laten volgen.

Ir. van Dis sprak als volgt:

Mijnheer de voorzitter!

Wanneer ook onzerzijds naar aanleiding van de brief van de Minister-President enkele opmerkingen worden gemaakt, wensen wij voorop te stellen, dat wij ons er ten volle van bewust zijn, dat deze gelegenheid het niet toelaat uitvoerig In te gaan op de stap, welke door H.K.H. Prinses Irene is gedaan, n.l. het overgaan van de kerk der Reformatie naar de rooms-katholieke kerk. Wij moeten daarom wel volstaan met de summiere opmerking, dat deze stap door allen, die in de Reformatie een werk Gods zien en er ten volle van overtuigd zijn, dat de belijdenis der Reformatie geheel en al overeenkomstig het onfeilbare Woord Gods is, ten diepste wordt betreurd en dat te meer, omdat de historie van ons land zo nauw met de Reformatie is verbonden en telgen uit het doorluchtig Huis van Oranje, waarbij wij inzonderheid denken aan de Prins van Oranje, de Vader des Vaderlands, hun goed en hun leven hebben ingezet voor de bevrijding van ons land van het tyrannieke Spaanse bewind en alzo voor de vrijheid om God te kunnen en te mogen dienen naar Zijn Woord.

Wij weten, mijnheer de voorzitter, dat deze overgang op zichzelf voor velen van ons volk een min of meer onverschillige zaak is, omdat voor hen de godsdienst op zichzelf al een onverschillige zaak is, of omdat zij ervan uitgaan, dat het er niet op aankomt, of God al dan niet overeenkomstig Zijn Woord wordt gediend. Ook is het ons bekend, dat er van een in strijd zijn met de Grondwet hierbij geen sprake is, en dat de goedkeuring van het Parlement er niet voor nodig is. De overgang staat echter onzes inziens in nauw verband met de verloving. De wijze echter, waarop de overgang bekend is geworden, n.l. doordat een persfotograaf in Spanje dit feit wereldkundig heeft gemaakt en hierdoor geheimhouding niet langer kon worden volgehouden, heeft zeer brede lagen van ons volk ver buiten onze kring, van laag tot hoog, diep geschokt en ontroerd. Het zo onmisbare vertrouwen van ons volk in de dragers van het gezag werd hierdoor op gevoelige wijze geraakt. En dit is ook zeer goed te begrijpen, daar uit de mededeling van het particlier secretariaat van H.K.H. Prinses Irene blijkt, dat de overgang naar de rooms-katholieke kerk reeds geruime tijd geleden had plaats gehad, maar voor ons volk geheim was gehouden. Ja, niet alleen voor ons volk, maar ook voor hen, die ambtelijk zo nauw bij deze aangelegenheid zijn betrokken, zoals het Moderamen van de Generale Synode der Nederlands Hervormde Kerk en de hofpredikers. Die verontwaardiging betrof niet alleen het hof, maar ook de regering, daar men, wat te begrijpen is, van mening was dat de regering van de overgang reeds lang tevoren in kennis was gesteld. Het zou dan ook wel goed zijn, wanneer de regering in deze vergadering antwoord gaf op de vraag, of de overgang haar reeds eerder dan het Nederlandse volk bekend was en. zo ja, waarom zij dan ons volk hierover niet heeft ingelicht, daar de gevolgde verzwijgingstactiek niet in overeenstemming was met de waardigheid van het Koninklijk Huis en ook niet met het recht op inlichting aan partlement en volk. Voorts willen wij vragen of, indien de regering in haar geheel er niet eerder van op de hoogte was, de Minister-President persoonlijk er niets van wist en zo ja, of het dan niet op zijn weg had gelegen de andere leden van het kabinet hiervan op de hoogte te stellen. Wij stellen de beantwoording van de laatste vraag vooral op hoge prijs, omdat naar ons bleek bij velen de mening bestaat, dat althans de Minister-President veel eerder van de overgang heeft geweten.

Een volgende aangelegenheid, waaromtrent zulk een langdurige geheimhouding is betracht, betreft het bezoek van de Prinses aan het hoofd van de Vaticaanse staat, de paus, welk bezoek volgens Vaticaanse kringen reeds in juni 1963 zou hebben plaats gevonden. Heeft de ambassadeur bij het Vaticaan van dit bezoek nimmer mededeling gedaan aan de minister van buitenlandse zaken? Zo neen, dan is deze diplomaat, indien hij van dit bezoek afwist, toch wel zeer ernstig in zijn verplichting tekort geschoten en zou terugroeping op de weg van de regering liggen. In elk geval behoorde dit ook alweer tot de gebeurtenissen, die voor ons volk geheim moesten worden gehouden. In dit verband heeft het ons zeer bevreemd, dat minister Luns geen deel heeft uitgemaakt van het kernkabinet. Het laat zich denken, dat door al deze geheimdoenerij bij ons volk wantrouwen is ontstaan. Men kon en men kan zelfs nu nog vragen horen stellen zoals deze, of ook andere leden van het Koninklijk Huis wellicht in het geheim reeds naar Rome zijn overgegaan of plannen daartoe hebben. Is de regering hiervan iets bekend? Het komt ons zeer gewenst voor, dat de regering deze vraag beantwoordt, opdat indien dit soort van onder het volk levende vragen ongegrond zijn, deze de kop worden ingedrukt. Wy vragen ons vervolgens af, waartoe de herhaalde en langdurige besprekingen van het kernkabinet met 't Koninklijk Huis tot zelfs diep in de nacht nodig waren, en dat nog wel op zondag, hetgeen door ons ten zeerste wordt betreurd. Dit is de regering genoegzaam bekend, daar wij immer tegen de ontheiliging van de zondag, die de dag des Hoeren is, zijn opgekomen.

Wij vragen ons dit af, omdat het weder herstellen van de band tussen het prinselijk paar nadat de Koningin op een mededeling van de prinses het volk ermede in kennis had gesteld, dat de verloving niet doorging, er op wees, dat de prinses en de prins bereid waren de consequenties te aanvaarden, waarvoor de Nederlandse constitutie hen stelde. Mijnheer de voorzitter, wij zullen het bij deze vragen en opmerkin­ gen laten, aangezien door andere leden reeds opmerkingen zijn gemaakt en vragen zijn gesteld, waarbij wij ons kunnen aansluiten, zodat wij herhaling hiervan geheel overbodig achten.

Alleen willen wij nog gaarne van de Minister-President vernemen, wat de reden ervan is, dat door hem zaterdag j.l. alleen de senioren, dus de fractievoorzitters van de grote parijen, zijn bijeen geroepen om mededelingen van het kernkabinet aangaande de besprekingen met het Koninklijk Huis te vernemen, terwijl de fractievoorzitters van de kleine partijen daarbij zijn gepasseerd en alzo hieromtrent geheel onkundig werden gelaten. Het betreft hier toch een bij uitstek nationale aangelegenheid en het had dus op de weg van de Minister-President gelegen ook de voorzitters van de kleine fracties op de hoogte te stellen. Mijnheer de voorzitter! De verloving tussen H.K.H. Prinses Irene en de Prins van Bqurbon-Parma is thans een feit. Het voorgenomen huwelijk zal over enige tijd, indien er geen beletselen komen, voltrokken worden, waarbij door de Prinses reeds van alle aanspraken op de troon afstand is gedaan. Als fractie willen wij niet achterblijven in het uitspreken van een wens. Wij kunnen die wens uitspreken, niettegenstaande wij het betreuren dat een Prinses uit het Huis van Oranje straks in het huwelijk zal treden met een Spaanse roomskatholieke prins. Deze wens houdt namelijk in, dat God almachtig, die alleen toegang heeft tot het hart, het verloofde prinselijk paar in Zijn bijzondere genade moge , doen delen, opdat zij mogen worden gebracht tot de ware kennis van God, van zichzelf en van de Christus der Schriften, Wie te kennen het ware geluk en de ware vrede schenkt. Dan zouden zij gaan behoren tot die kerk, welke in de belijdenis der Reformatie wordt omschreven als de enige katholieke of algemene  kerk, dewelke is een heilige vergadering der ware christgelovigen, allen hun zaligheid verwachtende in Jezus Christus, gewassen zijnde door Zijn bloed en verzegeld door de Heilige Geest. Als dit Prinses Irene en Haar a.s. gemaal ten deel mochten vallen — en dit wensen wij beiden van harte toe — dan zullen zij zonder enige twijfel tot de erkenning moeten komen, dat weleer in de Reformatie de volle waarheid van het Evangelie der genade Gods aan het licht werd gebracht.

In zijn beantwoording der sprekers liet de Minister-President verscheidene hem gestelde vragen onbeantwoord, zeggende, dat deze betrekking hadden op de privé-sfeer van het Koninklijk Huis. Zo zei hij tegen Ir. van Dis, dat hij om die reden niet kon zeggen, wanneer het de regering bekend werd, dat de prinses naar de „katholieke" kerk was overgegaan. Wel mocht hij van de prinses meedelen, dat zij na lange overweging in december 1.1. het besluit had genomen over te gaan naar de „katholieke" kerk en dat kort daarop de overgang had plaats gevonden. Wat de vraag be­ treft aangaande een overgang van andere leden van het Koninklijk Huis naar de roomse kerk of plannen daartoe bestaan, bepaalde de minister zich tot de mededeling, dat Prins Bernhard niet katholiek is.

Dat hierover onder het volk twijfel bestond, zal ongetwijfeld wel zijn oorzaak hierin vinden, dat er zeer kort geleden in de pers nog eens aan werd herinnerd, dat prins Bernhard's moeder kort voordat zij in Nederland kwam wonen, tot de roomse kerk is overgegaan en zij samen in 1955 een bezoek aan de toenmalige paus hebben gebracht, waarbij eerst prins Bernhard circa drie kwartier in het particulier vertrek van de paus vertoefde, waarna zijn moeder er bij kwam.

Het is wel zeer te betreuren, dat de prins dit als gemaal van een Oranjevorstin heeft gedaan. Dit moest vanzelfsprekend wel tot argwaan stemmen.

Voorts is uit de pers bekend geworden, dat als de moeder van de prins op Soestdijk logeerde, prinses Irene en prinses Margriet door haar wel werden meegenomen naar de roomse kerk, waar zij dan de mis bijwoonden. Voeg daarbij het bericht dat ook al in de laatste weken werd gepubliceerd, namelijk dat kardinaal Alfrink meermalen op het paleis Soestdijk werd ontvangen, waarbij de burgemeester van Utrecht hem vergezelde, dan kan het wel niet anders of al deze feiten tezamen roepen gedachten van wantrouwen op of geven aanleiding tot vragen als in de rede werden genoemd. Dezer dagen ontvingen wij, nadat het debat over de brief van de Minister-President reeds beëindigd was, uit Soest van een juffrouw nog een schrijven, waarin iets wordt meegedeeld, wat ook al te denken geeft. De desbetreffende passage uit dit schrijven luidt:

„Nu is er echter iets, dat mij dwars zit. En wel dit. De overgang van Irene is voor ons volk geheim gehouden, maar ik vrees, dat meer leden van de Koninklijke familie in 't geheim rooms zijn. Bij het jaarlijks défilé voor onze Koningin zitten er altijd r.k. geestelijken in de colonnade. Waarom zijn die daar? De predikanten zijn er toch ook niet. Prins Bernhard is enkele jaren geleden ook bij de paus op audiëntie geweest. Waarom? "

Het is inderdaad maar zeer vreemd, dat bij defile's voor de Koningin rooms-katholieke geestelijken een ereplaats krijgen aan de voorzijde van het paleis Soestdijk. Zo was het ook al na de oorlog, toen bij de opening van de Staten-Generaal aan kardinaal De Jong een ereplaats werd gegeven vlak achter de ministers, terwijl de Hervormde Kerk geen uitnodiging had gekregen zich te doen vertegenwoordigen om dan van de andere kerken maar niet te spreken.

Voorts deelde de Minister-President mede, dat het burgerlijk en kerkelijk huwelijk van prinses Irene in Nederland zullen plaats vinden. Over de geheimzinnige vliegreis van de Koningin en Prins Bernhard, welke eerst op Spanje zou gericht zijn, doch daarna Parijs als doel had, gaf de Minister- President geen inlichtingen. Dit lag volgens hem ook alweer geheel in de privésfeer van het Koninklijk Huis. Het kabinet zou hiermede dus niets te maken hebben gehad. Zodoende bleef het doel van deze reis geheel in het duister gehuld. De kwestie of een rooms-katholiek in Nederland troonopvolger kan zijn, liet de minister-president rusten. Die kwestie was helemaal niet aan de orde, zei hij, doordat de Prinses voor de troon niet meer in aanmerking komt. Voor de roomsen is deze kwestie echter van groot gewicht. Het roomse dagblad De Tijd-Maasbode vond het een nadeel, dat over deze kwestie van regeringszijde geen klaarheid was gekomen. Hieruit blijkt wel, welk een grote tegenslag het voor Rome is, dat prinses Irene voor goed van de troon is uitgesloten. Door ons echter wordt deze ontknoping van het drama, dat zich de laatste tijd heeft afgespeeld, als een bestiering Gods gezien.

Het bovenstaande was reeds geschreven toen zaterdag j.l. bekend werd, dat Prins Bernhard voor de Britse T.V. heeft verklaard protestant te zijn en dat hij geloofde als protestant te zullen sterven. Hij verklaarde in het vraaggesprek nooit r.k. te zijn geweest en er ook helemaal geen behoefte aan had dat te worden. Hij liet dit aan zijn dochter Irene over. Deze verklaring heeft verhelderend gewerkt. De Prins heeft hiermede bestaand argwaan weggenomen. Het is waar, dat protestant-zijn zonder meer voor de eeuwigheid beslist onvoldoende is. Daarvoor is nodig wederomgeboren te worden. We bidden de Prins toe, dat Hij die deelachtig moge worden, want zonder wedergeboorte zal niemand het Koninkrijk Gods zien.

Als dit de Prins te beurt mocht vallen, zal hij ook wel anders gaan denken over wat hij aan het bovenstaande toevoegde namelijk deze woorden betreffende de overgang van Irene: „en ik heb er vrede mede, dat zij katholiek is, omdat ik grote eerbied heb voor het christelijk geloof". Dan zou deze overgang hem gewis met droefheid vervullen, niet omdat een protestant beter is dan een rooms-katholiek — allebei zijn van nature verdoemelijk voor God — maar omdat Rome's leer in strijd is met Gods Woord en wet. Mocht er voor de Prins, de Koningin en Hunne kinderen maar veel gebed zijn, dat de Heere hen door Woord en Geest op zaligmakende wijze mocht bearbeiden. Gewis, dan zal de eerbiediging van de dag des Heeren hen ook zwaar gaan wegen en zal Innsbruck of welke andere plaats ook, hen op die door God geheiligde dag nooit meer bij sport en spel zien.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 1964

De Banier | 8 Pagina's

Brief van de Minister-President in zake verloving van Prinses Irene

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 1964

De Banier | 8 Pagina's