Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE PRAKTIJK 54

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PRAKTIJK 54

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een mens blijft toch maar een mens, al mag hij geloven, dat de Heere een goed werk in hem begonnen is en menigmaal ervaren heeft, dat de Heere nog aan hem denkt en geproefd heeft, dat de Heere goed is en groot van goedertierenheid en een eeuwige Toevlucht voor Zijn volk. Dat zijn zaken, waarmede hij innerlijk verblijd mag zijn en die hem diep doen buigen in verootmoediging en doen uitspreken: Heere, wie en wat ben ik toch in mijzelve, dat U zulke bemoeienissen wil maken met zo’n diep verdorven schepsel dat uit zichzelven nooit naar U zou hebben gezocht noch gevraagd. Dan wordt het zo waar wat de Heere in Jesaja heeft gesproken: Ik ben gevonden van hen, die naar Mij niet vraagden enz. Deopzoekende liefde des Heeren komt hierin zo bijzonder openbaar.

Dit was een ontboezeming van een man, bij wie we op huisbezoek waren. Ja vriend, dat zijn dierbare tijden in het leven. Dan hebben wij hoge gedachten van de Heere en wij zelf liggen als het ware aan de grond, wanneer het zo in de beleving mag wezen. Dan is er geen vrees in ons gemoed en hebben wij er geen gedachten in, dat onze toestand in korte tijd zo geheel anders kan zijn. Het leven leidt over hoge bergen, maar ook door diepe dalen, zodat wij zeggen moeten: hoe kan dat nu samengaan met genade.

Vriend, u was al aardig op gang in hetgeen u gezegd heeft, maar kunt u dit alles wat u verteld heeft altijd maar vast houden, of zijn er ook wel eens andere tijden in uw leven, tijden waarin wij geen licht hebben, waarin het ongeloof ons overvalt en de dierbaarste beloften worden betwijfeld, wanneer het redeneren de plaats van geloven schijnt ingenomen te hebben ?

Ja mensen, daar mag ik wel wat van vertellen. Hoe menigmaal is het mij overkomen, dat ik nergens houvast aan had, dat het in mij was: „heb je het maar niet ingebeeld, dat de Heere met je begonnen is, ben je zelf niet met de Heere begonnen ?” Want als dat laatste waar is dan bearieg je jezelve, dan sta je overal buiten. En dan ging dat soms hoog uit, zodat ik wel gezegd heb: Heere. U weet er toch van hoe U mij toen voorgekomen bent en hoe U toen God voor mij geworden bent en ik een diep verloren zondaar. In die weg heeft het de Heere behaagd mij terug te leiden naar die onvergetelijke ogenblikken. De Heere kwam terug op Zijn eigen woord en werk. Want het is toch zo, waar de Heere de wortel der zaak in het hart gelegd heeft, daar blijft het, al komen daar bestrijdingen over, die wel eens zeer zwaar kunnen zijn. Wat mogen wij ook hierin ondervinden, dat de Heere Zijn werk in stand houdt. En ook in het verdere leven moet ik mij aanklagen, dat ik zo vér van de Heere af leef. Wat wordt die dierbare Borg toch weinig benodigd. Als ik daaraan terug denk, dan durf ik mijn hoofd niet op te heffen. Wat gingen in vorige tijden mijn hart en gedachten tot Hem uit, welk een gewicht had Zijn alwaardigheid op mijn ziel welke zalige ogenblikken mocht ik beleven, wat was het toen zoet en aangenaam om de Heere zo gedurig tot alle dingen te benodigen. Het is niet onder woorden uit te drukken, wat zo onder de nabijheid des Heeren wordt beleefd. Maar toen het de Heere behaagde tot tweemaal toe op mijn ziel te drukken: „het is u nut dat ik wegga”, o wat werd ik toen beproefd. Zou ik nu mijn leven lang die zalige nabijheid en die dierbare stem moeten missen ? Ik zag er niet meer door en over heen. Maar ik begon in deze weg wel de discipelen te verstaan in hun bedroefdheid. Maar wat moet ik nu menigmaal ervaren, dat ik Hem zo weinig nodig heb. Kijk mensen, dan krijg je daarover smart in je hart. Dan gevoel je dat je ver van je plaats bent en trek je de schuld hiervan naar je toe en zit het neus niet gemakkelijk van binnen. Het leven zoekt toch te leven uit de Levensbron.

Ja vriend, wij verstaan u wel. U zei zoëven: een mens blijft toch maar een mens. Wij dragen een eigen ik om en wat is dat eigen ik een vijand van vrije genade. Wat wordt men bij het ouder worden daar steeds meer mee bekend. Hoe meer men met zijn verdorvenheid te doen krijgt en gewezen wordt op de grond daarvan, namelijk onze diepe val in het paradijs, wat krijg je dan een walg aan jezelf, want ook mijn eigen ik is het van nature nooit eens met de wegen en leidingen des Heeren. Daarop ziende moet men wel eens zeggen: het zal een dubbel wonder wezen als ik er nog komen mag. Maar het mag wel eens ervaren worden, dat de Heere niet verandert en de Getrouwe is en als men het als het ware niet meer ziet zitten de Heere Zijn woorden komt te bevestigen en weer moed en krachten schenkt en de hoop verlevendigt, zodat de weg weer vervolgd mag worden. Wat een goedertierenheid en getrouwheid des Heeren wordt er dan ondervonden. Dan kunnen soms de woorden te arm zijn om uit te drukken hoe goed de Heere is voor een ontledigd schepsel.

Vriend, mogen wij daarvan maar veel opdoen op onze levensweg. wij hopen tot weerziens.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's

UIT DE PRAKTIJK 54

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 1979

Bewaar het pand | 6 Pagina's