Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christinnereis is voor jong en oud

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christinnereis is voor jong en oud

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

37.

Bij vernieuwing worden wij vanuit het huis van Gajus geleerd en gesticht. Hij weet uit de schat zijns harten nieuwe en oude dingen voort te brengen.

Intussen vervolgde Gajus, zich nu meer tot allen richtende: „Gelijk zonde en dood door de vrouw in de wereld zijn gekomen, zo ook leven en zaligheid. God heeft Zijn Zoon in de wereld gezonden, geworden uit een vrouw. De vrouwen van de oude dag waren begerig naar kinderen in de hoop dat de uit haar geborenen de dag des Heeren zouden mogen aanschouwen. En vóór de Zaligmaker was verschenen, mochten de vrouwen zich in Zijn komst verblijden, vóór mannen of engelen dit deden. Ik vind nergens in de Schrift vermeld, dat enig man aan Christus ook maar een penning heeft geschonken, maar vrouwen volgden Hem en dienden Hem van haar goederen. Het was een vrouw die Zijn voeten wies met haar tranen, en een vrouw, die Zijn lichaam zalfde als voorbereiding van Zijn begrafenis. Vrouwen weenden toen de Heiland werd uitgeleid naar Golgotha, en vrouwen volgden Zijn lichaam naar de hof en zaten tegenover de grafspelonk, nadat Hij daarin was ter ruste gelegd. En wederom waren het vrouwen, die de eersten aan het graf waren op de Opstandingsmorgen, en die de discipelen de eerste tijding brachten, dat Hij verrezen was. Dus de vrouwen staan in hoge eer bij onze Meester en door deze voorbeelden wordt ons duidelijk aangetoond hoe ook zij deelgenoten zijn in de genade dezes levens”.

Nu berichtte de kok dat de maaltijd weldra gereed zou zijn, waarop iemand binnentrad die wit lijnwaad over de tafel spreidde, messen rond legde en brood en zout op tafel plaatste. Mattheüs zeide: „Deze voorbereiding tot de maaltijd verdubbelen mijn honger!”

Gajus: „Moge alles wat de Heere u in dit leven schenkt als voorbereiding in u een dubbele begeerte wekken om mede aan te zitten aan de maaltijd des grote Konings in Zijn Koninkrijk. Alle onderwijs en prediking en inzettingen van ’s Heeren wege hier op aarde, zijn gelijk aan de toebereidselen tot het maal in verhouding tot hetgeen hiernamaals zijn zal”.

Weldra werden nu de spijzen binnengebracht. Het eerste, dat werd opgezet, was een beweegborst en een hefschouder, om te herinneren dat zij hun spijsgebruik met gebed en dankzegging aan God moesten aanvangen. Met een hefschouder hief David zijn hart op tot God en met de beweegborst, waar zijn hart lag, leunde hij op zijn harp, wanneer hij speelde. Deze twee schotels waren zeer smakelijk en goed en ze aten er allen met genot van.

Nu werd er een fles wijn opgebracht, rood als bloed. „Komt”, zeide Gajus, „drinkt naar hartelust, dit is de ware vrucht des wijnstoks, die u zal versterken en vrolijk maken!”

Hierop kwam er een schotel met melk en brood, en Gajus zeide: „Dit is de spijs voor de jeugdigen, want daardoor zullen zij kracht krijgen en groeien”.

Daarop werd een schaal opgezet met boter en honing. En nu zeide Gajus: „Laat deze niet ongebruikt, want het is een spijs die uw hart zal verkwikken en uw oordeel verhelderen. Dat was de spijze onz.es Heeren toen Hij een kind was; van Hem staat geschreven: „Boter en honing zal Hij eten, totdat Hij wete te verwerpen het kwade, en te verkiezen het goede”.

Hierna werd er een schotel met prachtige appelen op tafel gezet, heerlijk uitgezocht ooft. „Mogen wij appelen eten?” vroeg Mattheüs, „en het was door deze vrucht dat de slang ons aller moeder verleidde”. Gajus:

Door app’len was ’t dat we in de strik

eens vielen,

Maar niet door app’len, doch door zonde

kwam ’t verderf der zielen,

Verboden app’len te eten schaadt het bloed;

Ze te eten als ’t bevolen is, doet goed.

Drinkt uit Zijn flessen, Kerk, Gods duive,

Hem gewijd,

Eet van Zijn app’len, gij die krank van

liefde zijt.

Mattheüs zeide: „Ik opperde mijn bezwaar, omdat ik enige tijd geleden door het eten van een vrucht ziek ben geweest”.

Gajus: „Verboden vrucht maakt ziek, maar niet wat onze Heere heeft toegestaan”.

Gedurende dit onderhoud was er een schotel noten op tafel geplaatst. Iemand zei nu: „Noten bederven de tanden, vooral voor jonge lieden”. Doch Gajus antwoordde:


Een Schriftwoord zwaarlijk te verstaan
— Al mag ’t geen dwaling heten —
Is als de noot, wier harde schaal
Belet de kern te eten.
Verbrijzel dan die schaal; geniet
De smakelijke bete.
De noten bracht men hier, dat gij
Ze kraken zoudt en eten.


Er heerste aan de dis een ongedwongen vrolijkheid en zij zaten geruime tijd te spreken over allerlei dingen. „Mijn waarde gastheer”, zei de oude Eerlijk, „terwijl wij onze noten kraken, zal ik u een raadsel opgeven, dat gij moet oplossen”.


Daar was een man, die hier en daar
De naam van dwaashoofd had.
Hoe meer hij wegwierp — ’t klinkt wel
vreemd — .
Hoe meer de man bezat.


Allen luisterden met de grootste belangstelling en men begreep niet wat hiervan de oplossing zou zijn. Gajus dacht een poos na, toen sprak hij:

Wie met zijn goed’ren de armen helpt
en staat ze in nood ter zij,
krijgt, wat hij wegschonk, straks terug
En tienmaal meer daarbij.

„O mijnheer”, riep Jozef uit, „ik had waarlijk niet gedacht dat dit de oplossing zijn zou”.

„Wel”, hernam Gajus, „mijn eigen ervaring heeft mij de zin doen verstaan. De Heere heeft mij geleerd herbergzaam te zijn en ik weet bij ervaring, dat ik er bij gewonnen heb. Er is een die uitstrooit, dewelke nog meer toegedaan wordt, en één die meer inhoudt dan recht is, maar het is tot gebrek. Er is één die zichzelf rijk maakt, en niet met al heeft, en één die zichzelf arm maakt, en heeft veel goed”.

’t Is ons aangenaam te mogen vertoeven met dit edele gezelschap in de gastvrije woning van Gajus. Een man wiens levensraadsel is opgelost in de Heere. Zijn naam betekent: Heer en meester, het ideaal der ongerechtigheid. Met het doel zelf heer en meester te zijn werd gegeten van de verboden boom. En zie, de mens werd een slaaf van satan, een erfwachter van de hel. Was Christus niet gekomen om te dienen en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen, dan had het levensraadsel van Gajus geen oplossing verkregen. Maar nu is hij door de genade van de Heere Jezus heer en meester in het geloof. Hij is in zijn Heer en zijn Meester ondergegaan. Heeft in en door Hem zijn leven mogen verliezen. Als gastheer en leermeester draagt hij nu het beeld eens Anderen. In zijn dienen en leren schittert het beeld van zijn Heere en zijn Meester.

Nu is hij tot roem van Gods genade niet meer heer en meester in de zonde, in de dienst van satan, maar in de dienst van zijn grote Koning. Laat ons moed scheppen uit zijn behoud, al zijn wij onszelf nog tot een raadsel. De oplossing van ons levensraadsel is in Hem, Die de vloekdood des kruises kwam te aanvaarden als het grootste levensraadsel voor Zijn vrienden en vijanden. Men wist voor dit raadsel geen oplossing. En zie, nu is er zoetigheid en zaligheid in de Leeuw uit Juda’s stam. Die gedood werd en opgewekt is door de Vader.

Nijkerk

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

De Christinnereis is voor jong en oud

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 juli 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's