Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

III CHRISTUS, DE ENIGGEBOREN ZOON DES VADERS.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

III CHRISTUS, DE ENIGGEBOREN ZOON DES VADERS.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

mebitatie

Zondag 13.

Hier verliest de ziel zich in de Oorsprong van de zaligheid. De liefde is uit God. De Vader verkoor de kerk in Christus ten eeuwigen leven. „Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem voor de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde; Die ons tevoren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus, in Zichzelven, naar het welbehagen van Zijn vnl." Eeuwig zal de kerk de volle Goddelijke liefde mogen smaken. Hier worden nog maar de beginselen gekend van die onuitsprekelijke zaligheid. Straks zal men ten volle eeuwig mogen ervaren wat het betekent, om Christus' wil uit genade tot kinderen Gods aangenomen te zijn. Dan zal men als kinderen de eeuwige erfenis ontvangen, het koninkrijk dat bereid was van voor de grondlegging der wereld. Maar dan zal ook aan Christus als Verlosser eeuwig de eer worden toegebracht. Dan zal Hij eeuwig in Zijn Goddelijke heerlijkheid worden aanschouwd. Wat men hier op aarde gelovig heeft mogen belijden, zal dan eeuwige stof van verwondering baren, namelijk dat de eniggeboren Zoon des Vaders mens geworden is. Dan zal Zijn Goddelijke heerlijkheid eeuwig uitstralen in Zijn menselijke natuur en dan zal men eeuwig in de nabijheid en gemeenschap van Hem als die oudste Broeder mogen verkeren. Zo wordt Zijn arbeidsloon eeuwig voor Zijn aangezicht gesteld. Dat is dat loon dat Hij Zich door een rechte weg verkregen heeft. Zo is Hij dan ook de Heere van Zijn volk. We hebben u daar ook nog even bij te bepalen.

De vraag is dus gesteld: „Waarom noemt gij Hem onze Heere ? " In het antwoord wordt dan gesproken over die koping met de prijs van Christus' bloed. Maar er wordt ook nog gezegd, dat Hij ons van alle geweld des duivels verlost en ons alzo Zich tot een eigendom gemaakt heeft.

De duivel is onze heer in onze natuurstaat. We dienen in hem een harde heer. Zijn dienst is een slavendienst. Daar hebben we maar geen erg in. Hij spiegelt ons zoveel goeds voor van zijn dienst. We denken in die dienst een paradijs op aarde te vinden. De dienst der zonde zal ons echter nooit een ware vergenoeging kunnen geven. En de gevolgen van de zonde blijven hier in ons leven al niet uit. Maar straks komt ook de dood en dan volgt er een eeuwige straf. We zullen dan eeuwig weten wie we gediend hebben.

Zal het wel met ons zijn, dan zullen we ook hier op aarde van koning moeten veranderen.

Christus heeft Zijn volk gekocht met zulk een dure prijs, niet alleen opdat het van een eeuwige straf en van een ontzaglijk oordeel zou worden bevrijd, maar ook opdat het in de wegen des Heeren wandelen zou en zo die kinderlijke vreze zou openbaren. Zo heeft Hij dat volk Zich tot een eigendom gemaakt. Hij heeft er recht op, dat Zijn volk als Zijn eigendom geheel voor Hem leven zal. Hij is de Heere van Zijn volk. De naam HEERE met enkel hoofdletters wordt Hem ook gegeven in de Schrift. Dat is Gods allergrootste naam. Als Hij die naam Jehovah draagt, is dat wel een duidelijk bewijs van Zijn waarachtige Godheid. De naam Heere met slechts een hoofdletter heeft de betekenis van Eigenaar of Bezitter. Zo is Hij als God de Bezitter van het ganse heelal, maar nu ook in het bijzonder van dat volk dat Hij Zich als Zijn erfenis verkregen heeft.

Wat ligt daarin ook weer een rijke troost voor Gods kerk ! Die kerk is Christus' eigendom en daarom zullen alle vijanden ook niets tegen haar vermogen. De poorten der hel zullen Zijn gemeente niet overweldigen. Gedurig schijnt die gemeente onder alle aanslagen der hel ten onder te zullen gaan. De vijand triumfeert dan en denkt het gewonnen te hebben. In de ziel van Gods volk kan het dan toch zo gaan stormen ! Men schijnt zich in alles bedrogen te hebben. Men heeft zich in de strijd geworpen om der Waarheid wil en voor de rechten van Sions eeuwige Koning. Maar nu schijnt de leugen over de Waarheid te zegevieren. Heeft men het dan mis gehad en heeft men zich dan in alles bedrogen ? Neen, de Waarheid zal uiteindelijk de overhand behalen. Koning Jezus blijft voor Zijn kerk instaan. Maar door de bangste strijd heen moet het te heerlijker blijken dat de overwinning des Heeren is. Hij heeft Zijn kerk Zich tot een eigendom gemaakt en niemand zal de verkorenen Zijns Vaders uit Zijn hand kunnen rukken.

Maar als de Heere Zijns volks wil Hij nu ook in kinderlijke vreze door Zijn volk gediend worden. Hij wil Zijn koninklijke scepter zwaaien in het hart. In Titus 2 : 14 zegt de apostel van Hem: „Die Zichzelven voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid, en Zichzelven een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken." Maar daarom vermaant ook de apostel Petrus de gelovigen tot een heilige wandel, als hij hen er ook op wijst, gelijk hier in dit antwoord geschiedt, dat zij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijn uit hun ijdele wandeling, maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam; En dan zegt hij zo: „Daarom opschortende de lenden uws verstands, en nuchteren zijnde, hoopt volkomenlijk op de genade, die u toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus. Als gehoorzame kinderen, wordt niet gelijkvormig aan de begeerlijkheden, die tevoren in uw onwetendheid waren; maar gelijk Hij, Die u geroepen heeft, heilig is, zo wordt ook gijzelven heilig in al uwe wandel; daarom dat er geschreven is: Zijt heilig, want Ik ben heilig. En indien gij tot een Vader aanroept Degene, Die zonder aanneming des persoons oordeelt naar eens iegelijks werk, zo wandelt in vreze de tijd uwer inwoning."

En dan wijst hij erop, hoe de wetenschap van met zulk een dure prijs gekocht en verlost te zijn uit zulk een ijdele wandeling, de genegenheden van de zonden zouden moeten afkeren. Ook de apostel Paulus zegt ons hetzelfde in zijn zendbrief aan de Corinthiërs, als hij daar de vermaning doét horen: „Want gij zijt duur gekocht: zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uwe geest, welke Godes zijn." De Persoon des Middelaars zal Zijn volk dierbaar moeten worden om zulk een verlossing van de heerschappijvoerende kracht der zonde, die Hij door die koping met de prijs van Zijn bloed heeft aangebracht. En de indrukken van wat het Hem gekost heeft om voor de zonden te betalen, zouden de ziel met een heilige afkeer van de zonden moeten vervullen. En zo zou men zich steeds nauwer aan Hem verbonden moeten weten, in die sterke begeerte der ziel om nu geheel voor Hem te leven en Hem zo als Koning te erkennen, zoals de kerk toch wel eens zo van harte van deze Koning met de dichter in mag stemmen in het 10e vers van Psalm 72:

Dan zal, na zoveel gunstbewijzen, 't Gezegend heidendom 't Geluk van deze Koning pryzen. Die Davids troon beklom. Geloofd zy God, dat eeuwig Wezen, Bekleed met mogendheên; De Heer, in Israël geprezen, Doet wond'ren, Hy alteen.

Toepassing.

Van Christus als de Zoon des Vaders en als de Verlosser der Zijnen is dus in deze zondag gesproken. Wat zijn de grondstukken van de leer der Waarheid, zoals die in onze Catechismus uiteengezet worden, toch van grote betekenis ! Zondag 6 heeft ons reeds doen weten, dat alleen zulk een Middelaar verlossen kon. Die niet alleen mens was, maar Die ook waarachtig God was. En nu belijden wij van Christus in onze twaalf geloofsartikelen, dat Hij is Gods eniggeboren Zoon, onze Heere.

Treffend is echter de vraag, die hier in deze zondagsafdeling in betrekking tot die geloofsbelijdenis ons gesteld wordt. Er wordt gevraagd: „Waarom is Hij Gods eniggeboren Zoon genaamd, zo wij toch ook Gods kinderen zijn ? " Ineens richt de onderwijzer zich met die vraag weer op de praktijk, want de Catechismus is immers een praktisch leerboek. In het antwoord op die vraag wordt ons dan eerst gezegd, dat Christus alleen de eeuwige natuurlijke Zoon van God is. Zo wordt Hij dan aan ons voorgesteld als die Persoon, Die veel schoner is dan alle mensenkinderen. Gruwelijk is daarom dan ook de loochening van de waarachtige Godheid des Middelaars. Noodzakelijk was daarom de nadere verklaring van het eerste gedeelte van het eerste antwoord, als daar gezegd is, dat Hij alleen de eeuwige natuurlijke Zoon van God, .dat wil zeggen, de van eeuwigheid Gegenereerde van de Vader is.

Om Zijnentwil zijn wij uit genade tot kinderen Gods aangenomen. Buiten de borgstelling van die Persoon, Die de eeuwige natuurlijke Zoon des Vaders is, zou er van geen aanneming tot kinderen Gods sprake kunnen zijn geweest.

Maar de ware christen zal dat dan ook weten en de Godheid van die Middelaar volmondig belijden.

Buiten die Persoon is er geen weg van verlossing voor hem overgebleven. Hij leert Hem kennen als de waarachtige God, als de eniggeboren Zoon des Vaders.

Hoe dierbaar is het hem dan ook, als die Middelaar als zulk een volheerlijk Persoon in onze Catechismus aan ons wordt voorgesteld. Neen, van die belijdenis van Christus' waarachtige Godheid wil hij niets afgedaan hebben. Hij is de eeuwige natuurlijke Zoon des Vaders, en alzo wordt Hij Gods eniggeboren Zoon genoemd. Gods kinderen zijn aangenomen kinderen, maar dat om Zijnentwil. Hij heeft hen naar ziel • en lichaam beide gekocht, niet met de vergankelijke prijs van zilver of goud, maar met Zijn dierbaar bloed. Zo heeft Hij hen van alle geweld des duivels verlost en Zich tot een eigendom gemaakt.

Kermen vnj Hem zo ook al als Gods eniggeboren Zoon en als onze Heere ? Met het verstand kunnen we de belijdenis, die thans onze aandacht heeft gevraagd, wel afleggen. Het is echter gebleken uit de verklaring die onze Catechismus ons in deze zondagsafdeling van die belijdenis gegeven heeft, dat die belijdenis wel wat meer inhoudt dan een uitwendige erkenning van het eeuwig Zoonschap des Middelaars.

Hij wordt door Zijn volk alzo tot zaligheid gekend. Laten we het ook niet uit het oog verliezen, dat we hier in onze Catechismus steeds het zaligmakend geloof aan hét woord vinden. In zondag 7 is immers naar het oprechte geloof gevraagd. En van dat oprechte geloof vinden we de hoofdsom in de twaalf artikelen des geloofs. Zo laat de onderwijzer dus steeds de ware christen aan het woord. En zo is het als vanzelfsprekend, dat er nu zo gevraagd is, waarom Christus Gods eniggeboren Zoon genaamd wordt, daar wij toch ook Gods kinderen zijn. Vat die vraag dus niet op in een algemene zin. We zijn van. nature geen kinderen Gods. Er is in het antwoord over een aanneming tot kinderen gesproken. We moeten van een kind des duivels door genade een kind Gods gemaakt worden. Is dit nog niet gebeurd, dan liggen we nog onder het geweld des duivels en zijn we nog zijn eigendom. Hij is nog onze heer en wordt door ons gewillig gediend. Maar vreselijk zal het zijn, als we straks eeuwig onder zijn geweld zullen gevangen liggen in de plaats der pijniging.

Mocht ge uw ellendige staat dan toch eens recht zien, waarin gij door de zonde verkeert! Dan zult ge weten onder welk een macht ge gevangen gehouden wordt. Maar dan wordt ook verlossing voor u uit zulk een staat onmogelijk. Goud of zilver schiet hiertoe te kort. Wat zal de mens geven tot lossing van zijn ziel ? Christus heeft er Zijn bloed toe moeten storten. Altijd maar weer is er Oud-Testamentisch op dat bloed gewezen. Het bloed van het paaslam moest gestreken zijn aan de bovendorpels en zijposten der deuren, als Israël uit Egypte ging. Zo wordt het geestelijk Israël uit Egypte van het diensthuis der zonde en van onder de heerschappij van de helse farao alleen door het bloed verlost. Maar voor dat bloed als het enige middel tot verlossing wordt het oog dan ook op Gods tijd geopend. Waar de zondaar geen weg meer tot zijn behoudenis ziet, daar wordt hem soms met kracht het woord van de apostel onder het oog gebracht: „Het bloed van Jezus Christus. Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde."

Welk een ruime weg van verzoening ziet hij dan in dat bloed geopend ! Zo kan hij als de grootste der zondaren nog zalig worden. De verzoenende en reinigende kracht van dat bloed wordt dan E w l o reeds in de ziel ervaren. Maar toch, het is zo'n grote zaak, om met de onderwijzer van de Catechismus te kunnen zeggen, dat Hij ons met lichaam en ziel van al onze zonden, niet met goud of zilver, maar met Zijn dierbaar bloed gekocht, en van alle geweld des duivels verlost, en ons alzo Zich tot een eigendom gemaakt heeft. Het is eigenlijk hetzelfde als waarvan de Catechismus in de eerste zondag spreekt als de enige troost in leven en in sterven.

De ware christen mag in de geloofsbelijdenis en zo ook in deze zondag spreken over onze Heere. Heilbegerig ziet een in waarheid missende ziel er toch bij ogenblikken naar uit, dat ze ook eens met zulk een zekerheid zal mogien spreken van zulke zaken als die in deze zondagsafdeling onze aandacht hebben gevraagd. Er is gesproken over het eigendom van Christus te zijn en tot een kind Gods te zijn aangenomen. Er is van Christus gesproken als de Goël of Losser, Die ons Zich tot een eigendom gemaakt heeft. Dit geschiedt op wettelijke gronden. De ziel zal het weten hoe ze Christus' eigendom geworden is en tot een kind Gods is aangenomen. Dan zal ze kunnen zeggen: onze Heere. En welk een troost ligt daarin nu ook voor geheel het leven.

Naar lichaam en ziel is de christen Christus' eigendom. Christus is zijn Heere, Die hem als Koning regeert, zodat de zonden niet meer over hem zullen heersen om hem ten verderve te slepen. Maar Christus is ook zijn Heere, Die hem als Zijn wettig eigendom bewaart tot een eeuwige zaligheid hiernamaals. Als kind heeft hij recht op de eeuwige erfenis gekregen.

Maar nu mocht men zich ook maar meer als een onderdaan van deze Koning gedragen. Met de belijdenis van „onze Heere" erkennen we toch, dat wij Hem willen dienen in plaats van die sterkgewapende, die eerst onze heer en koning was. En daartoe heeft Christus toch ook Zijn volk Zich tot een eigendom gemaakt, opdat het Hem dienen zou in kinderlijke vreze. Dat Hij Zijn volk van alle zonden, naar ziel en lichaam beide, met Zijn dierbaar bloed gekocht en verlost heeft, wil immers niet alleen zeggen dat Hij dat volk verlost heeft van de verdoemende kracht der zonde, maar ook van de overheersende kracht daarvan. Zo moet dat volk nu in gehoorzaamheid aan Zijn geboden voor Hem leven. En zo zal Hij eindelijk dat volk eens tot Zich nemen, opdat het met Hem eeuwig zal delen in Zijn heerlijkheid. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 augustus 1973

De Wachter Sions | 8 Pagina's

III CHRISTUS, DE ENIGGEBOREN ZOON DES VADERS.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 augustus 1973

De Wachter Sions | 8 Pagina's