Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WIEBELTAX

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WIEBELTAX

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze week heeft de Kamer beraadslaagd over een Brief van de Minister van Financiën inzake tijdelijke verhoging van belasting op grond van conjuncturele overwegingen.

Elders in dit nummer lezen we over de tegenstrijdigheid om een belasting te verlagen in een periode, dat men zou kunnen overwegen ook belastingen te verhogen om strukturele overbesteding tegen te gaan. Overigens klemt daarbij de vraag of de afwenteling in dat geval de goede bedoelingen verijdelt.

Een enkele regeringspartij had moeite met het voorstel. De toezegging van de Minister, dat de Regering maatregelen zal voorstellen voor de werkgelegenheid hielp over de aarzeling heen. De oppositie echter bleef vasthouden aan de werkgelegenheid. Een motie van de zijde van de Partij van de Arbeid, die de verwerping van de wiebeltaxverlaging koppelde aan de werkgelegenheid werd mede door de SGP verworpen. De motie kreeg alleen de steun van PvdA, D'66, PPR en PSP.

Een motie van D'66, die de Regering uitnodigde om het voornemen te heroverwegen werd eveneens verworpen. Dezelfde partijen die de eerste motie steunden gaven ook aan deze motie hun stem. Ditmaal kregen ze het GPV aan hun zijde. De heer Van Dis vertolkte het standpunt van onze fractie.

„EEN GOEDE BASIS"

Mijnheer de voorzitter! Onze opmerkingen over de verlaging van de wiebeltax wil ik plaatsen in het kader van het sombere beeld dat onze Nederlandse samenleving zowel financieel-economisch als sociaal-economisch te zien geeft en waarvan de president van de Nederlandsche Bank in zijn pas verschenen verslag gewag heeft gemaakt. Duidelijk is, dat alleen de daadwerkelijke bereidheid tot matiging, tot verantwoordelijkheid voor de ander en tot zelfbeheersing de krachten zijn, die in gezamenlijke inspanning kunnen leiden tot herstel van de conjunctuur. Ik weet wel, dat daarvoor nodig is, dat wij ons allen dan moeten willen laten leiden door de eisen die voor het vervullen van de levensopdracht noodzakelijk zijn. Dat zijn de christelijke, op de Bijbel gebaseerde normen en waarden, die in één woord gezegd, oproepen tot het liefhebben, het eren van God en tot het liefhebben van de naaste. Duidelijk is, dat, nu deze waarden meer en meer verdwijnen, het steeds moeilijker wordt te komen tot een gezamenlijke inspanning. Er staat geschreven: „Zij hebben Mij, de Springader van levend water verlaten, wat wijsheid zouden zij hebben? " Daarom is in de eerste plaats nodig terugkeer tot en beleving van deze beginselen opdat alsdan de goede basis verkregen wordt om gezamenlijk de problemen aan te pakken.

Mijnheer de voorzitter! In het kader van deze opmerkingen wil ik een aantal vragen stellen, die de nota van de regering bij ons hebben opgeroepen.

1. Is er sedert het werkgelegenheidsdebat van februari 1972 in de economische toestand wijziging opgetreden? Uit de vele gegevens blijkt, dat in ieder geval de rendementsdaling aanhoudt en de investeringen sterk teruglopen. Er is nog steeds structurele overbesteding en de conjuncturele onderbesteding is uitsluitend een gevolg van het achterblijven van de investeringen. Is het dan verstandig, een algemene impuls tot vergroting van de bestedingen te doen, waarvan de investeringen slechts een klein gedeelte uitmaken? Juist de overbesteding maakt het er niet eenvoudiger op, de verlaging te aanvaarden. Kan de regering ter zake nadere gegevens aandragen om haar stellingen te onderbouwen?

2. Hoe ligt het verband met de realisatie van de begroting 1972? Ligt daarin wellicht een argument, de belastingdruk te verlichten? Als ik de berichten goed heb begrepen, zal dit niet het geval zijn. Dit is trouwens evenmin het geval bij de ontwikkeling van de begroting 1973, waarvan het tekort nog verder gestegen moet zijn van ƒ2, 2 miljard naar ƒ3 miljard.

3. Is het in dit verband wel psychologisch verstandig, per 1 juli 1972 met een belastingverlaging te komen, terwijl het lang niet uitgesloten moet worden geacht, dat na enkele maanden toch weer een verzwaring zal moeten plaatsvinden? Voor de gewone burger zal dit onbegrijpelijk zijn. Ik heb volledig begrip voor de aard van de wiebeltaxwet als conjunctuurinstrument. Bij een bepaalde neergang ligt een verlaging van de wiebeltax voor de hand, juist omdat dan voorkomen kan worden, dat bij handhaving op vijf pet. te zijner tijd bij een eventuele nieuwe oververhitting dit instrument niet meer kan werken.

De vraag is alleen, of de verlaging reeds nu moet worden doorgevoerd.

Het ware duidelijker — ook voor de burgers — geweest, wanneer de conjuncturele verlaging gelijktijdig was gekomen met een structurele drukverhoging ter dekking van het begrotingstekort.

4. Zie ik het juist, dat de verlaging ongeveer overeenkomt met een bedrag van ƒ 300 min. dat volgens de miljoenennota 1972 moest strekken tot financiering van het begrotingstekort, doch dat dit in verband met de ruime kapitaalmarkt niet meer nodig is en dat dus uit dien hoofde de verlaging neutraal werkt, terwijl uit hetzelfde oogpunt de woningbouwfinanciering niet gefrustreerd wordt.

5. Het feit blijft, dat de particuliere bestedingen worden vergroot en wel met 0, 2 pet. zoals de nota vermeldt. Is het echter een juiste conclusie, dat de loonsom per werknemer met 0, 2 pet. daalt? Heeft men daarbij in aanmerking genomen, dat de loonsom per werknemer althans voor 1972 via de reeds afgesloten cao's vastligt? Als dit het geval is, rijst bij mij de vraag, of dan toch niet een te gunstige voorstelling van zaken wordt gegeven. Ik wil hierop gaarne een nadere toelichting vernemen.

6. Hoe groot moet overigens de waarde van dit conjunctuurinstrument worden aangeslagen, nu het duidelijk is, dat de vermindering van werkgelegenheid niet direct consequenties voor de bestedingen heeft, omdat de sociale uitkeringen voor het grootste deel de inkomensverlagingen opvangen.

7. In hoeverre is met de voorgestelde verlaging voldaan aan de uitspraak van minister Langman in februari 1972, te weten, dat conjuncturele bestedingsvergrotingen mogelijk zijn, als structureel gezien de positie niet verder verslechtert? Kan de regering een nadere toelichting geven, nu het duidelijk is, dat de verlaging slechts zeer ten dele de investeringen zal bevorderen? Is de daling van de investeringen door het CPB geraamd op 6 pet., in 1972 nog reëel, in verband met de ontwikkelingen van het eerste kwartaal in 1972.

8. Zou een afschaffing van de investeringsheffing op investeringsgoederen per 1 juli 1972 in plaats van per 1 januari 1973 niet beter zijn geweest of ligt het soms in de bedoeling — en dit tégen de toezegging in — deze heffing per 1 januari 1973 te continueren?

9. In de nota is ook verwezen naar de conjuncturele ongunstige situatie op internationaal niveau. Kan dit nader worden verklaard? Heeft men daarbij onder andere het oog op de verslechterde concurrentiepositie ?

Als dit het geval is, zal afschaffing van de investeringsheffing tot verbetering kunnen leiden. Heeft men soms ook gedacht aan de mogelijkheid van het terugtrekken van buitenlands kapitaal? Zo ja, dan vraag ik mij af, of dit een reële zaak is? 10. In hoeverre geven de prijsstijgingen tot en met maart, ad. ongeveer 2, 5 pet., aanleiding tot een vergroting van de bestedingen?

Ik zou zeggen dat eerder het tegendeel het geval moet zijn. Het gaat erom, de bestedingsgroei te beperken. Dit geldt in de eerste plaats in de huidige situatie de particuliere consumptieve uitgaven en de overheidsuitgaven. Wordt daarmee in het voorstel van de regering wel voldoende rekening gehouden?

Onze fractie vindt, dat er een aantal factoren zijn, die een verlaging van de wiebeltax kunnen rechtvaardigen, met name waar de nadruk ligt op het conjunctuursaspect. Aan de andere kant zijn er echter zoveel vragen op het gebied van de teruggang van de investeringen en de begrotingsontwikkelingen, dat wij ons afvragen, of de verlaging reeds nu moet plaatsvinden. Onze houding willen wij laten bepalen door het antwoord van de regering.

Tenslotte kom ik nog even terug op het begin van mijn opmerkingen.

Duidelijk is, dat van de overheid mag en moet worden verwacht, dat zij èn op het gebied van de lonen èn op het gebied van de prijzen haar taak verstaat en niet zal dralen, de nodige maatregelen te treffen, opdat op beide terreinen het kwaad van de inflatie kan worden aangetast in de wortel. Daarbij zal bestrijding van de ontwaarding der christelijke zeden de belangrijkste rol moeten spelen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1972

De Banier | 8 Pagina's

WIEBELTAX

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 1972

De Banier | 8 Pagina's