Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Fysiotherapie op de basisschool

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Fysiotherapie op de basisschool

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Inleiding

Motoriek is een vaardigheid die voor kinderen van groot belang is om vele dagelijkse handelingen uit te voeren. Zonder motoriek kunnen ze niet exploreren, geen dingen voelen, niets grijpen, enz. Ook voor het schrijven is een goed ontwikkelde motoriek een belangrijke vereiste.

Kinderen met functionele bewegingsproblemen vallen op school meer of minder op. We kennen deze kinderen allemaal: tijdens de gymlessen kunnen deze kinderen opvallen door hun houterige manier van voortbewegen; op het schoolplein botsen ze vaker tegen andere kinderen aan, enz. Vaak gaat dit gepaard met klein-motorische problemen, zoals onhandigheid bij handvaardigheid of problemen met schrijven en tekenen. Twijfel over het niveau en de kwaliteit van motorische basisvaardigheden kunnen voor de leerkracht aanleiding zijn om in overleg met de ouders (via school-en/of huisarts) de kinderfysiotherapeut te raadplegen.

Kinderen met ernstige motorische handicaps zijn vaak ondergebracht in gespecialiseerde onderwijsinstellingen. In dergelijke instellingen beschikt het personeel (door het multidisciplinaire karakter) over veel expertise om tot de juiste begeleiding van deze kinderen met specifieke problemen te komen. In het kader van de leerlinggebonden financiering (denk aan de term 'rugzakleerling') kunnen basisscholen in de toekomst meer te maken gaan krijgen met opvang van kinderen met min of meer ernstige motorische problemen. Een gemiddelde basisschool beschikt echter binnenschools vaak over onvoldoende faciliteiten om kinderen met deze (specifieke) problematiek te begeleiden. De school zal dan zorg van buitenaf moeten betrekken. Een functionaris die mogelijk meer met de basisschool te maken zal krijgen, is de fysiotherapeut.

2. Motoriek en fysiotherapie

Motorische ontwikkeling

Voor een eenvoudig overzicht van de motoriek, maken we gebruik van de onderverdeling in zintuigmotoriek, fijne en grove motoriek.

2.1. Zintuigmotoriek

a. Visuomotoriek

Het motorisch aspect speelt bij het zien een belangrijke rol. Bij kinderen jonger dan drie jaar verloopt het kijken nog inefficiënt: de oogbewegingen zijn onsystematisch en langzaam. Ook bij vier-jarigen zijn het aantal en de snelheid van de oogbewegingen O nog gering. De kinderen fixeren vaak vrij lang op één punt. Het consequent volgen van de omtrek van een figuur komt nog maar zelden voor. Moeilijker vormen en figuren worden op deze leeftijd nog nauwelijks herkend. Vijf-jarigen fixeren veel minder. De oogbewegingen worden nu talrijker. Omvang en lengte van de figuur worden nu 'gemeten', met vaak langdurige bewegingen. Toch volgen ook kinderen op deze leeftijd de omtrek van de figuur nog niet systematisch. Als vormherkenning onvoldoende blijft slagen, zal het kind problemen gaan ondervinden bij het leren lezen, schrijven en rekenen. Als je bij het kijken naar een /b/ het spoor bijster raakt, kan de letter waargenomen worden als een /d/ als de links-rechtsoriëntatie niet klopt, maar ook als een /p/ als boven en onder verwisseld worden, enz.

b. Het tasten

Tussen nul en zes jaar voltrekt zich een geleidelijke ontwikkeling van eenvoudig vastgrijpen in de handpalm tot het fijne aftasten met handen en vingers. Ook hier geldt dat het leren tasten met de vingers en het vastpakken met de handen van fundamentele betekenis is voor de latere schoolse leerprocessen. Door het aanbieden van verschillende materialen leert het kind dat er een verschil is tussen licht en zwaar, ruw en zacht, groot en klein. enz.

2.2. Fijne motoriek

In de kleuterleeftijd wordt de motoriek gekenmerkt door het tot ontwikkeling komen van de fijn-motorische vaardigheden. In het handelen leert het kind de eigenschappen, de betekenis van de dingen waar het mee speelt, kennen. Om tot een goede experimenterende en explorerende omgang met het (speel)materieel te komen, is een goede oog-handcoördinatie een belangrijke voo waarde: wat de ogen zien, moeten de handen tegelijk kunnen grijpen en vastpakken. De fijne ontwikkeling van de motoriek houdt in dat de bewegingen fijn, klein zijn: kinderen kunnen daardoor knippen, schrijven, tekenen, plakken, enz.

2.3. Grove motoriek

De grove motoriek houdt in dat de bewegingen grof. groot zijn, bijvoorbeeld hinkelen, huppelen, rennen, klauteren, vangen en werpen van een bal. enz. Er is dan sprake van een afstemming van de verschillende spiergroepen die bij de beweging zijn betrokken. Bewegingservaring leidt tot het vastleggen van bepaalde bewegingspatronen. Het kind leert te anticiperen op wat er in de omgeving aanwezig is of gebeurt en stemt zijn beweging daarop af.

Sensomotorische kringloop

In de fysiotherapie staat het begrip 'senso-motoriek' centraal. Er wordt vanuit gegaan dat de oorzaak van de motorische problemen gelegen is in het niet optimaal functioneren van de senso-motorische kringloop. Deze verloopt als volgt: een kind krijgt via zijn zintuigen (waarneming) allerlei informatie uit zijn omgeving binnen (sensorische input). Deze informatie wordt in de hersenen verwerkt en het kind reageert hierop al dan niet met adequaat en doelgericht motorisch handelen (motorische output). Door een terugkoppeling van de uitvoering van deze motorische handeling krijgt het kind hernieuwde sensorische informatie (sensorische feedback). Senso-motoriek is het door ervaring leren.

Structurele en functionele problemen

De fysiotherapeut behandelt kinderen met een uiteenlopend scala van structurele klachten. Hieronder vallen zowel de houdings-en bewegingsproblemen ten gevolge van een te lage spierspanning, alsook bepaalde bewegingsbeperkingen in diverse gewrichten. De fysiotherapeut houdt zich dan onder

andere bezig met de verbetering van het evenwicht en houdings-en bewegingsvorming door middel van spierversterkende oefeningen. De fysiotherapeut kan een belangrijke rol vervullen in het verminderen van spasticitei het verbeteren van de motorische coördinatie. Ook het versterken van de ruimtelijke waarneming en het stimuleren van een goede houdingscontrole kan tot de werkzaamheden van de fysiotherapeut behoren.

De kinderfysiotherapie is zich steeds meer gaan richten op de hulpverlening van kinderen met functionele problemen. Deze problemen op het gebied v het motorisch en/of zintuiglijk functioneren hebben hun uitwerking op het functioneren van het kind in ruimer verband. Kinderen met functionele problemen die in aanmerking komen voor fysiotherapie zijn onder te verdelen in drie groepen:

a. Kinderen met een zuiver senso-motorisch probleem, hetgeen vaak tot uitdrukking komt in onhandigheid, een zwak functionerende grove motoriek, houterig bewegen, enz.

b. Kinderen bij wie het senso-motorisch probleem gepaard gaat met of de basis vormt voor leer-en gedragsproblemen. Hierbij speelt een zwakke zintuigmotoriek vaak een belangrijke rol. zoals het moeite hebben met kijken, luisteren en tasten.

c. Kinderen bij wie de senso-motorische stoornis gepaard gaat met een hersenafwijking.

Ten behoeve van de kinderen op de basisschool die minder ernstige motorische stoornissen hebben, kan de fysiotherapeut ook een adviserende rol len (bijvoorbeeld over het zitten in de klas, de wijze van schrijven, enz.). De frequentie van de fysiotherapeutische behandeling kan vaak onvoldoende zijn om een optimaal resultaat te bereiken. In de praktijk zal dit ertoe leiden dat kinderen ook thuis bepaalde oefeningen doen. Ook heeft de motorische beperking consequenties voor het reilen en zeilen op school. Goede voorlichting en goede communicatie tussen de fysiotherapeut en de ouders/school is onmisbaar.

3. Een voorbeeld uit de praktijk

Op de Rehobothschool in Stavenisse komt eens per week fysiotherapeut mw. H.W. Panis-De Wilde voor de behandeling van een aantal kinderen met motorische problemen. Zij is bereid gevonden om voor ons een aantal vragen te beantwoorden.

I. Kunt u wat vertellen over de opleiding tot uw huidige Voordat je als fysiotherapeut met kinderen mag werken, moet je eerst de reguliere opleiding voor fysiotherapie doen. Ik heb deze 4-jarige HBO-ople ding in Utrecht gedaan. Daarna heb ik enkele jaren als 'gewone' fysiotherapeut gewerkt. Nadat ik zelf kinderen heb gekregen, ben ik me steeds meer gaan interesseren in de kinderfysiotherapie en ben daar vervolgens een aan-

tal cursussen voor gaan volgen. In het verleden kon iedereen die het leuk vond om met kinderen te werken, kinderen behandelen. De laatste jaren is dat veranderd. Tot vorig jaar was het mogelijk om met een combinatie van een aantal cursussen je registratie te krijgen; op dit moment moet je een opleiding volgen van vier jaar om je daarna kinderfysiotherapeut te mogen noemen.

Ik heb een cursus gedaan voor kinderen met ADHD (vroeger MBD) en een cursus voor het behandelen van baby's en kinderen met hersenletsel; daarnaast heb ik nog een cursus voor kinderen met algemeen motorische ontwikkelingsproblemen gedaan. Op dit moment doe ik de modulaire opleiding voor kinderfysiotherapie.

2. Hoe kom je als fysiotherapeut de basisschool in? Kunt tie met de jeugdarts en/of andere deskundigen?

Op het eiland Tholen ben ik begonnen met een aantal kinderen te behandelen die in aanmerking kwamen voor kinderfysiotherapie. Al snel bleek het niet haalbaar de kinderen vanaf de schoolleeftijd op de praktijk te behandelen omdat dit voor ouders vaak een vervoersprobleem opleverde. Voor mij betekent dit dat ik van de ene school naar de andere reis. Er staan echter veel voordelen tegenover. De kinderen die vaak toch al op hun tenen moeten lopen, hoeven niet na schooltijd nog meer te worden belast. Ze missen zo min moge tijd van de gewone lessen, ik heb direct contact met leerkrachten en eventueel remedial teachers; ook de schoolarts kom ik regelmatig tegen. De verwijzing gaat meestal via de schoolarts. De ouders gaan met een advies naar de huisarts die het kind meestal naar mij doorverwijst. Soms geven ouders zelf aan dat ze iets niet vertrouwen. Dan kunnen ze ook direct via de huisarts naar mij verwezen worden. Naast de kinderen die niet een direct in het oog springende handicap hebben, krijg ik ook kinderen van alle leeftijden. Op dit moment krijg ik als het kind verwezen wordt door de huisarts negen keer vergoed en negen keer erbij als de ouders aanvullend verzekerd zijn. Als de verwijzing verloopt via de specialist, krijg ik de behandeling geheel vergoed, ongeacht het aantal.

3. Kunt u in het kort aangeven wat verstaan moet worden in relatie tot fysiotherapie?

Ergotherapie houdt zich bezig met alle vaardigheden die betrekking hebben op de zelfredzaamheid. Dit loopt uiteen van het aan-en uitkleden, het eten tot zich kunnen verplaatsen met of zonder hulpmiddelen. Het spel bij het kind met name het fijn motorische spel is ook een onderdeel van ergotherapie. Er is duidelijk een overlap tussen ergotherapie en kinderfysiotherapie. Bij fysiotherapie ben je over het algemeen meer bezig met het voorwaarden scheppen tot het kunnen uitvoeren van een bepaalde vaardigheid. Bijvoorbeeld: je gaat aan de gang met het verbeteren van het evenwicht zodat het kind later beter

kan lopen/traplopen. Ergotherapeuten werken niet in particuliere praktijken, zodat je in de periferie veel taken van de ergotherapeut overneemt.

4. Welke relatie bestaat er tu toriek en leren?

Er is geen direct verband tussen motoriek en leren. Er zijn kinderen, bijvoorbeeld met spierdystrofie, die motorisch heel weinig kunnen en toch heel goed kunnen leren. Motorische vaardigheden stimuleren wel de cognitieve ontwikkelingsaspecten zoals de perceptueel-motorische koppeling en structurering van ruimte en tijd. Daardoor vormen motorische vaardigheden mede een belangrijke basis voor de ontwikkeling van de hof I i i gere functies zoals taal. rekenen en het abstracte denken.

Vaak komen problemen die zich voordoen in de klas tijdens het leerproces terug in de motoriek. Je kan door middel van motoriek kinderen met leerproblemen extra stimuleren; je gebruikt dan de sensomotorische stimulatie.

5. Kunt u aangeven wat de meest voorkomende motorische van kinderen in de basisschoolleeftijd?

De meest voorkomende problemen op de basisschoolleeftijd waar ik mee te maken krijg, zijn kinderen met de fijne motoriek - dat uit zich dan in moeite met schrijven-en de zogenaamde onhandige kinderen die vaak angstig of onrustig zijn.

6. Hoe kunnen leerkrachten in het basisonderwijs motorisch naleren?

Uit onderzoek blijkt dat leerkrachten een goede signaalfunctie hebben. Vaa registreren ze terecht dat een kind zich niet 'normaal' ontwikkelt. Het is zeer moeilijk aan te geven wat normaal is en wat niet. Aangezien kinderen op jonge leeftijd zich van een verschil vaak niet bewust zijn, komt de vraag om hulp nooit vanuit het kind zelf.

Leerkrachten kunnen letten op:

- veel meebewegingen in de armen en/of het gezicht tijdens motorische opdrachten,

- angstig zijn tijdens klimmen of zich afzonderen tijdens wilde spelletjes, - vaak struikelen en/of vallen.

7. Hoe kunnen ouders motorische knelpunten signaleren?

Ouders merken vaak problemen, omdat sommige kinderen met motorische problemen weinig vriendjes hebben. Zij zouden erop kunnen letten of het kind graag buiten speelt, van fietsen of rolschaatsen houdt, of dat het kind zich vaak ergens tegen stoot of vaak valt.

8. Kunt u in het kort ingaan op de relatie / scheiding tus sche behandeling zoals we die uan u gewend zijn en ambulan voorbeeld vanuit de mytylschool?

De ambulante begeleiding is pas sinds enkele jaren in opkomst in verband met het project 'Weer Samen Naar School'. Ik werk vaak samen met dege die de ambulante begeleiding doet vanuit de mytylschool. Ik word dan als specialist op het gebied van de motoriek ingeroepen. Zij combineren mijn gegevens met de gegevens die zij hebben van de ergotherapeut, orthopedagoog, psycholoog, maatschappelijk werker en revalidatie-arts. Zij werken als team samen en geven sturing aan datgene wat de leerkracht in de klas en tijdens remedial teaching kan doen om het kind maximaal in het reguliere onderwijs op te vangen. Degene die de ambulante begeleiding doet, is meestal een leerkracht en goed op de hoogte van leersystemen die kunnen worden toegepast.

9. Kunt u wat vertellen over de wijze en frequentie van c leerkrachten van de kinderen die door u behandeld worde

De leerkrachten zie ik elke week. Ik gebruik een communicatieschriftje. Hierin zet ik wat ik gedaan heb en er kan in geschreven worden door ouders of leerkrachten. Hiervan wordt zeer wisselend gebruik gemaakt. Daarnaast heb ik als het nodig is, telefonisch of individueel contact met de ouders.

10. Op welke wijze kan een school zelf op verantwoorde steden aan 'behandeling' van kinderen met problemen op Kunt u in uw antwoord onderscheid maken tussen het jong kind?

De mogelijkheid om als leerkracht zelf iets te doen, is altijd aanwezig. Voor het jonge kind geldt dat het belangrijk is dat het kind plezier heeft in het bewegen. Als het kind daar geen plezier in heeft, zal hij steeds minder uitdagingen op dit gebied zoeken en zal hij ten opzichte van z'n leeftijdgenootjes steeds meer achter raken. Stimuleren van het zonder angst bewegen is belangrijk. Als dit in de groep niet lukt, kan het individueel geprobeerd worden. Als het kind angstig blijft en duidelijk een weerzin heeft in bewegen, is hulp zoeken mogelijk. Heel veel leerprincipes die in de klas toegepast worden, kunnen ook worden toegepast tijdens gymlessen. Problemen die zich in de klas voordoen, komen

vaak terug tijdens de gymlessen, bijvoorbeeld problemen met structureren, ruimtelijke oriëntatie, faalangst, ongeremdheid, etc.

Voor het oudere kind geldt dat als de fijne motoriek niet vloeiend gaat, teruggegaan kan worden naar de grovere motoriek tijdens de remedial teaching. Balvaardigheidsoefeningen blijken stimulerend te kunnen werken op het verbeteren van de fijne motoriek.

Essentieel voor kinderen om zich maximaal op motorisch gebied te kunnen ontplooien, is zich veilig voelen. Daarnaast kan motoriek het beste tot ontwikkeling worden gebracht door met verschillende materialen en met verschillende manieren van het bewegen zo veel mogelijk bewegingservaring op te doen. Het voert denk ik te ver om hier verder op in te gaan. De voorbeelden die ik hier aanhaal, zijn niet bedoeld als 'de' oplossing. Elk kind heeft een individueel probleem en dus een individuele aanpak nodig. In elke regio is er de mogelijkheid van kinderfysiotherapie als een leerkracht het niet vertrouwt. Het is vaak niet mogelijk dat de fysiotherapeut op school de hulp komt bieden.

11. In hoeverre acht u het van belang dat een fysiotherapeut e vensovertuiging heeft als het te behandelen kind? Met an identiteitsgevoelig ziet u het beroep van fysiotherapeut?

Een fysiotherapeut is door de keuze van z'n beroep al geïnteresseerd in de beweegredenen van mensen. Letterlijk en figuurlijk. Als persoon met een bepaalde achtergrond neem je een bepaalde identiteit mee. Als je niet open zou staan voor allerlei andere meningen, dan denk ik dat je als fysiotherapeut moeite hebt je beroep met plezier uit te oefenen. Het is niet onze taak onze mening over te brengen, maar die van een ander te respecteren. Als kinderfysiotherapeut ben je ook opvoedkundig bezig. Dit probeer je zo veel mogelijk te doen met inachtneming van de identiteit van de ouders.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1997

Criterium | 73 Pagina's

Fysiotherapie op de basisschool

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1997

Criterium | 73 Pagina's