Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar de CATECHISATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar de CATECHISATIE

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

34.

De mededeelbare eigenschappen Gods (vervolg)


Wie is als Gij, o Heere, o God der legerscharen?
Wie is aan U gelijk? Wie kan u evenaren?


Ja, dat mochten wij wel erkennen bij onze bespreking van Gods eigenschappen, Gods deugden! En zingen we niet uit Psalm 138: „Door al Uw deugden aangespoord”?

In ons verbondshoofd Adam hebben wij God in al Zijn deugden aangerand en zo zwaar gekrenkt. En nooit konden die deugden Gods door de mens worden hersteld en opgeluisterd. Maar God heeft Zelf voor Zijn eer gezorgd, door Christus, Zijn Zoon, Die op aarde gekomen is om..... Gods deugden te herstellen, zodat een volk kan zalig worden met behoud, met handhaving van a l Gods deugden.

Och, dat we door ontdekkende genade er iets van leren vestaan wie God is in al Zijn volmaakte deugden om diep verootmoedigd in het stof te mogen buigen voor die God, Die heilig en rechtvaardig is, maar ook groot van goedertierenheid en barmhartigheid is voor doemwaardigen. En dat wij met diep ontzag en eerbied mogen vervuld worden, wanneer wij onze catechisatieles vervolgen over Gods eigenschappen. Want ook bij de MEDEDEELBARE eigenschappen Gods moeten we niet vergeten, dat deze zoals zij IN God zijn, geheel volmaakt Goddelijk zijn. Onder Gods WIL kunnen we verder rangschikken: Gods rechtvaardigheid, heiligheid en goedheid, waarbij ook Gods genade, liefde, barmhartigheid en lankmoedigheid.

GODS RECHTVAARDIGHEID.

Zij is die volmaaktheid Gods, waardoor God krachtens Zijn heiligheid de zonden haat en straft.

Alles, wat in God is, is volkomen recht. De dichter van Psalm 92 belijdt:


In Hem, mijn vaste rots,
Is ’t onheil nooit gevonden.


„Verre zij God van goddeloosheid en de Almachtige van onrecht”, Job 34 : 10.

Daarom moeten we Gods rechtvaardigheid onderscheiden in:

a. een wetgevende rechtvaardigheid,

b. een vergeldende rechtvaardigheid,

c. een straffende rechtvaardigheid.

God Zelf heeft Zijn wet en recht gesteld, waaraan alles wat God doet en geeft moet beantwoorden. Dus schrijft God Zijn wet en rechten voor Zijn schepselen. Hij heeft die ingeschreven in het hart des mensen.

De zonde is verbreking, overtreding van Gods wet en rechten. Daarom is zij ongerechtigheid. Krachtens Zijn heilig, vlekkeloos Wezen beloont God het goede, maar moet Hij de zonde straffen. Vandaar spreken we van Gods VERGELDENDE rechtvaardigheid. Overeenkomstig Zijn Zelfhandhaving, om Zijn eer, stelt God het vonnis vast. „Ten dage als ge daarvan eet, zult gij de dood sterven”.

De uitvoering van het vonnis is Gods STRAFFENDE rechtvaardigheid, zoals gebleken is in het paradijs bij de val van de mens, die aan de drie-voudige dood onderworpen werd, de vloek der zonde. We zien die straffende rechtvaardigheid Gods in de grotere en kleinere strafgerichten over de mensheid. Maar ook in het leven van de mens zelf. De hoogste straf is de eeuwige straf, de eeuwige rampzaligheid.

In verband met deze straffende rechtvaardigheid Gods moeten wewijzenop Gods TOORN. Zij is dat heilig ongenoegen Gods, dat als een onuitblusselijk vuur brandt tegen al wat zondig en onrein is. Dit vuur is „het onuitblusselijk vuur” van de hel, „waar hun worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt”, zoals we lezen in Markus 9 : 45 en 46. Paulus schrijft in Hebr. 12 : 29: „Want onze God is een verterend vuur”.

Dit heilig vuur van Gods toorn ontbrandt bij de aanranding van Gods heilig Wezen en daarom moet God de zonde straffen. Nietstraffen zou dus betekenen, dat de wet verbroken zou blijven liggen en dat Gods deugden straffeloos zouden gehoond blijven. Bovendien moét bij overtreding van Gods heilige wet de vloek intreden. Want wat naar die wet funktioneert, gaat wel, harmonisch. Wat van die wet afbuigt, wat zich van die wet losmaakt, moet uitéénvallen en tot verderf leiden.

Wanneer wij dit alles bezien, o, wat is dan de zonde vreselijk, ja, Godonterend en beledigend, maar ook zielsverdervend!

En als wij nu zien, hoe onbeschaamd de zonde bedreven wordt en de hoon en lastering van Gods heilige Naam ongestraft doorgaat, dan is het ergste te vrezen. Maar bedenken we toch, dat het oordeel uitgaat van GODS HUIS! Daarom is het zo erg, wanneer de kerk zwijgt en goedpraat wat naar Gods heilige wil en wet beslist zonde is.

En dan voor ieder persoonlijk!

Och, smeken we om ontdekkend licht en dat we de hand eens in eigen boezem zouden steken en uittrekken, om te zien hoe melaats zij is. Dan zal het zeker de bede worden:


Ontzondig mij met hysop, en mijn ziel
nu gans melaats, zal rein zijn en genezen.
Was mij geheel, zo zal ik witter wezen
Dan sneeuw, die vers op 't aardrijk nederviel.


Dan zal GOLGOTHA zo dierbaar worden voor een ontdekt volk. Daar is de Borg Jezus Christus in aanraking gekomen met het vuur van Gods toorn. Daar zien we de hoogste openbaring van Gods toorn, maar daar is ook „de hitte van Gods gramschap geblust”. En..... Sion door recht verlost!

Zalig, wie ’t bevindelijk mag verstaan en inleven!

R’dam-W.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1967

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Naar de CATECHISATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1967

Bewaar het pand | 4 Pagina's