Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

't LIJDEN CHRISTI.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

't LIJDEN CHRISTI.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heidelb. Catech. Zond.

III.
Zoo is dan voor Christus lijden van den eeuwigen toorn Gods tegen de zonde van het menschelijk geslacht zijn volk naar lichaam en ziel van de eeuwige verdoemenis verlost en hun Gods genade, gerechtigheid en het eeuwige leven verworven. In Christus is de gansche uitverkoren schare, die eens juichen zal voor den troon, van alle zonde en schuld vrijgesproken, door God den Vader, hun Rechter. Daartoe is Christus juist door Pontius Pilatus, den Rechter veroordeeld. Het lijden onder Pilatus heeft bijzondere beteekenis. Het was niet onverschillig, hoe de Middelaar den dood in ging. Ware dat zoo, dan hadde het moordend staal van Herodes soldaten, dat in Bethlehem de kinderkens ombracht, ook Hem daar kunnen treffen. Gewis Hem ware de vreeselijke smart bespaard, die nu in het naar zijn menschelijke natuur welbewust lijden Hem is overkomen. Doch willens en wetens zondigde de mensch tegen God, en met vol bewustzijn moest de Borg de gemaakte schuld boeten; en dat wel door rechterlijke veroordeeling. Daarom ook ontkwam Hij als men Hem steenigen wilde of werpen van de steilte der stad, wijl geen volksoproer Hem het leven moest benemen; doch het recht Gods over Hem moest heengaan, opdat in de vierschaar van dat recht Gods kinderen zullen worden vrijgesproken. En dat recht Gods oordeelde Hem door den rechter Pontius Pilatus. Hoe kostelijk wijst de Catechismns dan ook op de waarde van die veroordeeling onder Pilatus. In antwoord op de vraag: Waarom heeft Hij onder den rechten Pontius Pilatus geleden?'' zegt toch de onderwijzer: „Opdat Hij onschuldig onder den wereldlijken rechter veroordeeld zijnde, ons daarmede van het strenge oordeel Gods, dat over ons gaan zou, bevrijde".
Onschuldig is Hij veroordeeld. Ware Hij schuldig geweest. Hij had anderen geen Borg kunnen zijn. Neen Uw Borg, o volk! hád geen zonde. Hij stond als Persoon zoo geheel vrij voor dien rechter. En bij herhaling heeft Pilatus dat dan ook betuigd. Veroordeeld is Hij, doch alleen om uw zonde. En de waarde van die veroordeeling nu ligt daarin, dat het oordeel is geveld door den wereldlijken rechter. Met die uitdrukking is niet bedoeld, dat Pontius Pilatus een wereldsch goddeloos mensch was. Dat was hij, zeer zeker, maar als zoodanig zat hij niet om over Jezus den Nazarener, te oordeelen. Den rechterstoel beklom hij in zijn kwaliteit van wereldlijk rechter d. w. z. Pontius Pilatus was de officieële rechter.
De rechtspraak berustte niet bij het Sanhedrin, al mocht het dan ook over godsdienstige vraagstukkert oordeelen. De man, die het recht oefende in Judea, was Pontius Pilatus. Alleen op zijne schouderen rustte de goddelijke roeping recht te doen in den Naam des Heeren, en ook al verstond Pilatus het in het allerminste niet, het recht Gods liep door zijn rechtspraak heen, omdat hij de wereldlijke rechter was; en te sterker wijl hij het meest ontwikkelde recht dier tijden, het Romeinsche recht beoefende. Versta nu eens wel, Pilatus verwrong het recht; hij deed dat opzettelijk; met de bedoeling des Keizers, vriend te zijn; de gunst des volks te verwerven. Pilatus stond schuldig voor God. Doch door die onrechtvaardige handeling van den aardschen rechter heen, liep het recht des Heeren Heeren, over Hem, Die zonder zonde was, doch Wien de zonden zijner uitverkoornen zijn toegerekend en Die daarom voor Gods rechterstoel als schuldige stond, en moest veroordeeld. God deed met een kromme stok een rechte slag. In de vierschaar van Gods recht is de Borg veroordeeld, en daarom juist zal Gods volk van het strenge oordeel Gods worden bevrijd. Een eeuwige vrijspraak is verworven door Christus veroordeelidg voor den wereldlijken rechter Pontius Pilatus.
Gods recht heeft het oordeel van den drievoudigen dood geveld over elk Adamskind; niemand uitgezonderd. Wij gaan niet, maar liggen verloren. Die den Zoon niet gelooft, de toorn Gods blijft op hem. En straks bij den dood en eens op de wolken des hemels zal dat strenge maar geheel rechtvaardige oordeel over den mensch heengaan, en hem eeuwiglijk verdoemen. Dat krijgen Gods kinderen hier in dit leven te verstaan; dat doorleven ze; dat baart hen zooveel angst en wee, soms tot wanhopens toe. O, dat verloren! voor eeuwig verloren! 't is niet te beschrijven. Maar dan ook in die vierschaar, die God in de consciëntie spant, treedt Christus voor den schuldige in. Hij is veroordeeld, opdat Zijn kinderen door den Vader zullen vrijverklaard. Neen niet de Borg, maar God de Vader, die het geschonden recht als Rechter handhaaft, spreekt den uitverkoren, schuldigen zondaar vrij, op grond daarvan, dat het oordeel over Christus gegaan is. En voor zoover in de verzekering des Heiligen Geestes door het geloof wij deze weldaad mogen aannemen zal onze ziele in den troost en de blijdschap leven mogen, die ons zingen doet:
Welzalig is de mensch, wien 't mag gebeuren,
Dat God naar recht hem niet wil schuldig keuren.
Eenmaal zal deze vrijspraak van Gods volk volkomen zijn, als geloof verwisseld zal worden in aanschouwen en dus geen ongeloof meer kan betwijfelen en Gods volk zal ingaan in de vreugde huns Heeren.
En dat nu alle vloek voor eeuwig weggenomen is, dat vooral ook blijkt uit den dood, dien Christus is gestorven. Want de kruisdood is van zeer groote beteekenis. Daarop wijst de Catechismus tenslotte in vraag 39:
Heeft dat iets meer in, dat Bij gekruist is geweest, dan of Hij een anderen dood gestorven ware?
Ja het: want, daardoor ken ik zeker, dat Hij. de vervloeking, die op mij lag, op zich geladen heeft, want de dood des kruises was van God „vervloekt".
Op mij, op al Gods uitverkoornen, lag, gelijk op ieder ander, de vervloeking. En die vervloeking heeft de Heere Jezus op zich genomen; ja Hij heeft daarvan eene verzekering gegeven in den kruisdood, omdat de kruisdood een van God vervloekte dood was.
De kruisdood was eigenlijk geen Joodsche, maar een Heidensche straf. Wel hing de Jood den ter dood veroordeelde soms aan het hout, doch eerst nadat op andere wijze het doodvonnis was voltrokken. De kruisiging van het doode lichaam geschiedde dan, om den vloek Gods uit te drukken over den zondaar. Daarom mocht de gekruiste niet den nacht overhangen aan het hout, opdat de van God op hem neergekomen vloek niet op het gansche land rusten bleef, dat verontreinigend. Maar de kruisiging van den levende, om hem, het wild ten prooi, onder de allervreeselijkste smarten te doen sterven aan het hout, was geen Joodsche, doch een Heidensche straf.
Die straf was vreeselijk. Slechts zeer langzaam trad de dood in, na allersmartelijkste foltering, die tot krankzinnig-wordens toe den gekruiste aangreep. Geen smart als die van den kruiseling! Bovendien de smaad, die de ten kruisdood veroordeelde droeg, was zeer groot. Hemel en aarde wierpen hem als 't ware uit; hij hing als een smaad en spot van menschen. En voor den Israëliet was het zwaarste de vloek, die God in Deut. 21 over den kruisdood had uitgesproken, in deze woorden:
Voorts wanneer in iemand eene zonde zal zijn, die het oordeel des doods waardig is, dat hij gedood zal worden, en gij hem aan het hout zult opgehangen hebben, zoo zal zijn dood lichaam aan 't hout niet overnachten, maar gij zult het zekerlijk ten zelven dage begraven; want een opgehangene is Gode een vloek".
Dezen smartelijken, smadelijken, vervloekten dood is Christus willen sterven, om den vloek, die op Zijn volk lag, van hen eeuwig weg te nemen en hen daarvan te verzekeren. Doordat de eeuwige Borg aan het kruishout na rechterlijke veroordeeling is gestorven, is verzoening gevonden voor Adams nakomelingen voor schuldige, vloek en doemwaardige zondaren als wij zijn, gij en ik. Daardoor alleen, en nu bespreek ik de zoenofferande van Christus naar hare onmetelijke algenoegzaamheid, is mogelijkheid zalig te worden hoe groot uw zonden en ongerechtigheden ook zijn. O, gave U God de rechte kennis uwer zonden, en doe Hij u hooren de roepstem tot uwe zaligheid, die de Wijsheid roept van de tinne des tempels. Want gewisselijk zoo het hier niet komt tot waarachtige bekeering, zoo onze schuld niet aan deze zijde van het graf in Christus kruisdood wordt verzoend, het rechtvaardig vloekvonnis Gods zal ons nederstorten in de plaats der verdoemden, eeuwig in de hel. Worde uw hart bewogen tot God in Christus de toevlucht te nemen, wijl ziel verloren, voor eeuwig al verloren is.
Maar dat nu alle ziel, die een schuldeischer heeft, kome en bij den veroordeelden en gekruisten Borg ruste vinde. Uw ziele kan zoo neergedrukt gaan onder de zonde; o, 't kan u zijn, of geen uitkomst meer overblijft. De toorn de eeuwige toorn Gods rust op U; 't is U, of Sions donderslagen u verpletten zullen. En wat uwe ziele ook aangrijpt, alles breekt U bij de handen af. Beterschap .... maar neen, die is er niet. Integendeel! Elken dag wordt de schuld nog grooter. Gods volk . . . maar, hoe lief U dat volk ook werd, en hoe ge uw toevlucht er bij zocht; en hog menigmaal uw ziel door hun woord ook werd verkwikt, zij kunnen u niet redden van het oordeel der eeuwige verdoemenis, dat op u rust. Gij krijgt met God te doen en Zijn recht eischt van U volkomen betaling. O, 't is, of het voor eeuwig te laat in Uw ziele weerklinkt; 't is, of de dood U aangrijpt en alle hoop U gansch ontvalt. Maar o, grijpt nu moed! Uw bezwaarde ziele kome tot de gerechtigheid, die in Christus is. Hij ging in den dood, door den rechter daartoe veroordeeld, om uw ziel van het vloekvonnis eeuwig te verlossen. Is dan in Hem geen volheid van genade, om uw schuld en zonde weg te nemen? Neen, bekommerd volk van God, vreest niet, gij zijt niet te slecht; uw zonde is niet te groot. Christus werd veroordeeld en leed en stierf voor doemelingen. En daarop zal het alleen aan moeten, dat wij als een verloren zondaar door Hem worden met God verzoend. Openbare Hij zich in de kracht des Geestes en naar Zijn Woord aan uw ziel als hebbende het al volbracht, wat Gods recht eischte.
Och, laat toch de vijand het niet zoo gedurig winnen; dat toch ongeloof en twijfelzucht uw ziel niet steeds weer van Christus afhouden, zoodat voor u, naar uw zielsbesef de schuld bij God steeds open staat. Want daaruit vloeit die bange vreeze, dat als de dood komt nog alles zal zijn te licht bevonden. Zal God dan verlaten wat Zijn hand begon? Zal dan Christus bloed vergeefs geofferd zijn? Zal het recht Gods dan weder vonnissen, nadat het in de veroordeeling van Christus ook u een grond van eeuwige vrijspraak heeft gevonden? Leide de Heere zelf u in het lijden en sterven van Christus in en schenke Hij u te gelooven, dat offer was ook voor u. Ja, doe Hij u op grond van dat offer, waarin ge soms zoo alle ruimte ziet en waaraan gij geloovige toeëigeningen hebt, de vrijspraak des Vaders hooren: „Ik zal niet meer op u toornen noch u schelden." Dan zult ook gij het zoo geheel beamen, wat de Onderwijzer zegt: „Door dien kruisdood ben ik zeker, dat Hij de vervloeking, die op mij lag, op zich geladen heeft."
Roemt, o volk van God, roemt uwen Bloedbruidegom, uw Borg die zich deed veroordeelen uit eeuwige liefde, om het oordeel, dat op u rust, eeuwig weg te nemen en u in de vrijheid te stellen als had ge nooit zonde gekend. O, wij denken te klein van Christus' Borgwerk.
Wij kunnen Hem te veel missen; er is te weinig geloofs-benoodiging van het eeuwiggeldend offer. Ook voor de zonde, die ons steeds aankleeft en die een doemschuld op ons legt, en ons veroordeelt, is alleen verzoening in den dood van uwen Borg. Die nu leeft aan de rechterhand Zijns Vaders. Dringe dan onze onvolmaaktheid ons meer en meer Hem te benoodigen, opdat te grooter steeds ons worde het wonder onzer verlossing van den vloek der zonde en te heerlijker onze ziele roeme van het lijden en sterven van Christus onder den wereldlijken rechter Pontius Pilatus, waardoor het aan ons is vervuld en meer vervuld worden zal: Sion door recht verlost. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1922

De Saambinder | 4 Pagina's

't LIJDEN CHRISTI.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1922

De Saambinder | 4 Pagina's