Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Doop en belijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Doop en belijdenis

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

, , Wij bidden U ook, door Hem, Uw lieve Zoon, dat Gij dit kind met Uw Heilige Geest altijd wilt. regeren, opdat het christelijk en godzaliglijk opgevoed worde, en in de Heere Jezus Christus wasse en toeneme, opdat het Uw Vaderlijke goedheid en barmhartigheid die Gij dit kind en ons allen bewezen hebt, moge bekennen...."

Bekennen

Deze woorden hebben ook over jouw hoofd geklonken en zijn eveneens voor jou gebeden, nadat je als klein kindje het teken van de heilige doop ontvangen hebt. Het zijn immers woorden uit het dankgebed, waarmee de handeling van de doop in het midden der gemeente wordt afgesloten. En nu gaat het me om het laatste woord, dat hierboven geciteerd werd: bekennen. Dat 17e eeuwse woord kan o.a. erkennen, belijden betekenen.

De dienaar des Woords, en in hem de gehele gemeente, heeft in het gebed na de doop aan de Heere gevraagd of het in jouw leven mag komen tot de erkenning, tot de belijdenis van Gods vaderlijke goedheid en barmhartigheid. Merkje dat de doop en het doen van belijdenis nauw met elkaar verbonden behoren te zijn?

De eerste christengemeente

Dat behoeft ons niet te verbazen. In de tijd van de eerste christengemeente vielen doop en openbare belijdenis zelfs samen. De heidenen die christen werden en tot de christelijke gemeente overgingen, legden eerst belijdenis af en werden direkt daarna gedoopt. Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden" (Mark. 16 : 16).

Calvijn

Ook bij de reformator Calvijn zie je dat die nauwe band tussen doop en belijdenis beklemtoond wordt. Hij schrijft: „Dat de kinderen des Verbonds onderwezen moeten worden om zo te komen tot een getuigenis geven van hun geloof, waarvan zij geen blijk hadden kunnen geven bij hun doop". Volwassenen die nog niet gedoopt zijn en zich willen voegen bij de christelijke gemeente, behoren eerst belijdenis af te leggen en mogen daarna gedoopt worden.

Maar kleine kinderen kunnen nog geen belijdenis van hun geloof afleggen. Zij krijgen dus, zo zegt Calvijn, uitstel van de geloofsbelijdenis. In het dagelijkse leven komt van uitstel nogal eens afstel. Maar dat mag hier beslist niet! Uitstel is geen afstel, want bij de doop hoort de belijdenis des geloofs. Het uitstel was nodig om de kinderen te onderwijzen in de weg des heils. Maar als ze de nodige kennis hebben en ze onderwezen zijn in de leer der zaligheid, dan moeten ze belijdenis doen. Dat is de eis van de doop.

Ook ds. G. H. Kersten benadrukt dit in zijn Dogmatiek. Hij stelt: „Om de rechten van de leden der Kerk te kunnen oefenen, is het noodzakelijk, dat degenen, die uit kracht van geboorte en doop tot haar behoren, door hun belijdenis zichzelf uitspreken bij haar te willen blijven".

Er waait een doperse wind

Doop en belijdenis! Deze volgorde is reeds een principiële uitspraak. De wederdopers uit de tijd der Reformatie stelden het precies andersom. Zij wilden immers van de kinderdoop niets weten. Pas als men waarachtig kon getuigen te geloven in Christus, mocht men — liefst door onderdompeling — gedoopt worden. Ook nu

waait er een doperse wind door de kerken, die er meestal toe leidt de kinderdoop als van nul en gener waarde te achten. Dit heeft meestal als consequentie dat men zich laat overdopen. Daarin ligt dan een duidelijke belijdenis, een naar buiten bekend maken, zowel voor zichzelf als voor anderen, dat men een nieuw leven is begonnen en al het oude achter zich heeft gelaten. Men laat zich dus dopen, waarbij men er van uitgaat, dat de doop de staat der genade van de (volwassen) dopeling bezegelt. De doop is een daad, meestal een afsluitende daad, waarna men de doop met de Heilige Geest verwacht als een ervaring van volheid en afsluiting.

In de gereformeerde opvatting omtrent de kinderdoop echter is de mens geheel passief. De doop is niet het antwoord van de bekeerde mens op de roeping van God; de doop is het teken van Gods verbond. God handelt in de doop, niet de mens. De gereformeerden hebben in het voetspoor van Calvijn de doop der kinderen niet op de wedergeboorte of op het geloof gegrond, maar op het verbond der genade. En dat sluit het „zaad" der gelovigen, de jonge kinderen, in (zie H.C., antw. 74).

Afgezonderd

De kinderen der gemeente zijn door de doop afgezonderd van een onreine wereld, zegt o.a. Jac. Fruytier, een bekende oude schrijver in zijn boekje Groot voorrecht van christenkinderen. Dat geldt ook voor jullie! Fruytier voegt daar nog iets aan toe, hij zegt: Zij worden aan God opgedragen. Zij ontvangen het zegel, dat zij „voor God gebaard zijn". Zoals Jezus de kinderen in Zijn armen nam om hen te zegenen, zo doet Hij dat ook in de doop, waardoor Zijn beloften hun worden toegezegd. Het is niet bekend, of de kinderen die gedoopt worden, werkelijk door de Heilige Geest Christus ingelijfd zijn, maar we mogen vaststellen — aldus nog steeds Fruytier — dat ze niet zijn uitgesloten, maar nu nabij gebracht zijn door de uiterlijke roeping.

Wilhelmus a Brakel blijft in dezelfde lijn als hij zegt, dat de kinderen heilig genoemd worden omdat één of beide ouders door het geloof in het verbond waren, „en zo zijn de kinderen heilig door een verbondsheiligheid". Dit gaat over jullie, beste vrienden! Jullie leven onder de prediking van Gods verbondseis van bekering en geloof en onder ernstige welmenende aanbieding van de verbondsbeloften in het Evangelie. Dat betekent, dat jullie niet mogen doen alsof je niet gedoopt bent. Integendeel, als het goed ligt, word je werkzaam gemaakt met de doop. A Brakel zegt: „Leeft gij godloos, natuurlijk, zorgeloos, aards en werelds, gij hebt met verschrikking aan uw doop te gedenken. Want gij waart van uw ouders naar de gemeente Gods gebracht, aldaar openlijk aan de Heere Jezus overgegeven; daar ontvingt ge als een bondgenoot het zegel — en gij werd als medebondgenoot de gemeente Gods ingelijfd. Dat alles verplicht u als een waar bondgenoot heilig te leven en zo te wandelen als Christus gewandeld heeft".

Werkzaam zijn met je doop

In het zeer lezenswaardige boekje Gedoopt - wat betekent dat? gaat ds. A. Elshout nader in op het werkzaam zijn met je doop. Hij stelt daar, dat op het roepen van de kant des Heeren een inwilligen van het verbond moet volgen door de geroepene, als vrucht van de inwendige roeping door Gods Geest. Heeft dit je wel eens onrustig gemaakt? Ben je hiermee in de nood en in de schuld gekomen voor Gods aangezicht? Heeft dit je uitgedreven tot de Troon der genade? Ben je er wel eens onder bewogen geweest dat God in je doop plechtig verklaard heeft, dat Hij beslag op je wil leggen en een ontfermend God voor je wil zijn in Christus, opdat je Hem zult vrezen, dienen en liefhebben? Heeft het je wel eens klein gemaakt datje daar bij het doopvont bij je eigen naam bent genoemd? Ds.

Elshout zegt: „Op de meest persoonlijke, welmenende wijze heeft de Heere bij onze doop betuigd en verzekerd, dat Hij geen

lust heeft in onze dood, maar daarin dat wij ons zullen bekeren en leven". Is je hart hieronder verbroken? Dan zul je niet vanuit een verbondsautomatisme gaan pleiten op je doop, maar wel met een verslagen geest en een boetvaardige gestalte de Heere houden aan Zijn eigen Woord. Nogmaals ds. Elshout: „Het ootmoedig zich beroepen op rechten, voortvloeiend uit het genadeverbond, gebaseerd op het borgwerk van Christus en Gods belofte, is een heilgeheim dat de Heere de Zijnen naar Zijn vreeverbond allengskens leert".

Belijdenis doen

Zó kun je belijdenis doen in het midden der gemeente; wellicht dezelfde gemeente die ook getuige was van je doop. Dan is het doen van belijdenis, zoals ds. Moerkerken in hetzelfde boekje opmerkt, niet een belijden van je historische geloof en nog minder een soort examen voor de kerkeraad van de bestudeerde geloofsleer. Maar dan kun je ook niet langer besluiten om maar géén belijdenis te doen.

Moge het zo door Gods genade in jouw leven tot een keuze komen. Een keuze, die inhoudt dat we niet bij de wereld willen horen, maar dat we bij de gemeente des Heeren willen horen.

Als je geen belijdenis doet, dan houdt dat in dat je eigen wegen gaat en de instellingen des Heeren verlaat. En als je wel belijdenis doet, maar dan zómaar, omdat je bijvoorbeeld toch een keer een punt achter de catechisatie wilt zetten, dan is het ook niet goed.

De keus die je uitspreekt, moet waar zijn. Het is er de Heere om te doen in de nood voor Hem te komen. Hij heeft immers de woorden des eeuwigen levens. En Hij heeft ook gezegd: „Wie Mij aanroept in de nood, vindt Mijn gunst oneindig groot".

Niet te kunnen, maar toch te moeten. Ik hoop dat deze klem je zal drijven naar de Heere Die alle vragen van het tot Hem schreiende hart kan en wil oplossen.

Ledeboer liet het de kleine kinderen al leren in vraag en antwoord 42 en 43 van zijn Vragenboekje voor kinderen: oeten wij Hem ook om die Geest bidden? Ja gewisselijk. Matth. 7:7. Hebben wij grond daartoe? Ja, in onze doop.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1984

Daniel | 32 Pagina's

Doop en belijdenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1984

Daniel | 32 Pagina's