Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De waarde van de kinderdoop

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De waarde van de kinderdoop

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat symbool van eenheid en pleitgrond moet zijn, is in de kerk vaak helaas een splijtzwam geworden. Rome en Reformatie erkennen elkaars doop. Staat de Reformatie dan dichter bij Rome dan bij evangelische en baptistische groeperingen?
Met name door de oecumenische beweging zijn verschillende overeenstemmingen op het punt van de erkenning van de doop tot stand gekomen. Een rode draad is daarbij de objectiviteit en de integriteit van de doop, onafhankelijk van de bedienaar en de gelovige. Het bracht ook de overtuiging van de onherhaalbaarheid van de doop, een belangrijk kenmerk van de gevestigde kerken wereldwijd.
De kerk van de Reformatie heeft de doop in de Rooms-Katholieke Kerk erkend als een legitieme doop, uitgesproken met de klassieke formule van Vader, Zoon en Heilige Geest.
Sinds de jaren zestig bestaan er in Nederland bilaterale dooperkenningen tussen de Rooms-Katholieke Kerk en enkele protestantse kerken, zoals de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland, de Evangelisch-Lutherse Kerk en de Remonstrantse Broederschap.
De traditionele opvatting van de Rooms-Katholieke Kerk is dat door de sacramenten een ‘scheppingsgenade’ (gratia creata) wordt ingestort, onderscheiden van de “ongeschapen kracht van God (of de Heilige Geest) (gratia increata). De in de doop ontvangen doopgenade kan verloren worden, maar in samenwerking met God en het sacramentele leven van de kerk, kan de mens tot de zaligheid opklimmen. Via de sacramenten neemt de bedienaar een beslissende positie in tussen het individu en God, de mens en zijn heil.
De sacramenten, waaronder ‘het doopsel’, blijven ‘heilsnoodzakelijk’ voor de gelovigen, zo leert het officiële standpunt van Rome. Van het sacrament gaat zelfstandige genadekracht en werking uit op de degene die het sacrament ontvangt.
Al zijn er niettemin wel voorwaarden, zoals het feit dat de ontvanger van de sacramenten wel gelovig moet zijn. Als hij zich verzet tegen het sacrament dat voor hem bestemd is, werkt de genadekracht van het sacrament ook niet.
De doop is “het eerste en belangrijkste sacrament voor de vergeving van de zonden”, stelt de huidige Catechismus van de Rooms-Katholieke Kerk.
Het is het fundament van heel het christelijk leven, de deur die toegang verleent tot de andere sacramenten. Dat alles neemt niet weg dat de doop alleen niet voldoende is. Sinds Vaticanum II (1962-1965) is de eenheid van doop en vormsel (gevolgd door deelneming aan de viering van de eucharistie) als christelijke inwijdingsritueel weer standaard geworden in de roomse geloofswereld.
Het vormsel wordt gezien als voltooiing van het doopsel. Er is sprake van vernieuwing van de doopbeloften. De keuze die door anderen (ouders) is gemaakt door de doop, wordt nu bevestigd door de gedoopte zelf.
Wie de doopopvattingen van Rome en Reformatie met elkaar vergelijkt, ziet daartussen eigenlijk meer verwantschap dan tussen reformatorische en baptistische opvattingen. Zowel bij Rome als Reformatie is de doop een sacrament dat de kerk onafhankelijk bedient aan het kind, terwijl in baptistische of evangelische kringen het de gelovige volwassen mens is die zijn eigen geloof belijdt en zich op basis daarvan laat dopen.
Rome en Reformatie zijn beducht voor de al te zelfstandige inbreng van de gelovige mens. Niet dat het persoonlijk geloof er niet toe doet, integendeel, de doop heeft pas waarde en werkt vrucht als zij in geloof wordt toe-geëigend (bij Reformatie de belijdenis, bij Rome de confirmatie).
De doop vraagt om vervolg, het leven naar de doop. Wie het van zijn doop verwacht, roemt evenals de Israëliet op zijn besnijdenis. Maar de doop is wel een pleitgrond om in tijden van aanvechting op terug te vallen, zoals bij iemand als Luther vaak het geval was.
Dat brengt een reformatorische gelovige toch weer bij de waarde van de kinderdoop. Hij hoeft zijn doop niet te bewijzen maar kan zich gronden op datgene wat God aan zijn voorhoofd heeft verzegeld.
Terecht heeft A. van de Beek er recent op gewezen dat de geloofsdoop beter bij de mondige tijd van de Verlichting past dan de kinderdoop. Het is daarom beter om als kind de doop te ondergaan, verwachtend het alleen van de kant van de Ander. Maar wel om later naar die genade te leven. Anders zal de doop geen pleitgrond zijn, maar in tegendeel tegen de dopeling getuigen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 2015

Protestants Nederland | 28 Pagina's

De waarde van de kinderdoop

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 2015

Protestants Nederland | 28 Pagina's