Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Beantwoording door de minister

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beantwoording door de minister

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De voorgeschiedenis.

De geachte afgevaardigden de heren De Geer, Kolthoff en Van Dis hebben voornamelijk gesproken over het probleem of Ermelo-dorp nu zelfstandig moet worden of dat het met Harderwijk moet worden samengevoegd. Dit probleem nam natuurlijk ook een duidelijk vooraanstaande positie in in het betoog van de andere sprekers. Bij het bekijken van deze zaak kan men de voorgeschiedenis niet helemaal missen en daarom wil ik enkele woorden wijden an de splitsing van Ermelo. Het is dan ook veruit de oudste vraag. Dit is een van de zeer weinige voorbeelden van een samenvoeging van gemeenten waarbij ook de tijd de wonden niet heelt. De samenvoeging van de drie gemeenten Nunspeet, Ermelo en Elspeet dateert van 1818 en heeft nimmer kunnen leiden tot enigerlei vorm van werkelijk sa-.mengaan. De. beide kernen — Elspeet .kunnen wij in dit verband wel vergeten; de laatste jaren is het uitsluitend gegaan tussen Ermelo en Nunspeet — die relatief vrij ver uit elkaar liggen, hebben nooit de politieke samenhang, de lokale eenheid opgebracht die nu eenmaal bepalend is voor een bestuurskrachtige en besluitvaardige gemeente. Reeds in 1856 is men gekomen tot een financiële splitsing van de gemeente in afdelingen. In 1937 heeft men dit weer op moeten geven, omdat toen de nieuwe comptabiliteitsvoorschriften zich daartegen verzetten. In het gemeenteverslag van 1864 staat: „Wij begrijpen niet hoe ooit in enig persoon of college kan zijn opgekomen deze dorpen te verenigen tot één gemeente". In 1877 heeft gedeputeerde staten het eerste verzoek bereikt om tot splitsing te komen. Wij kunnen dus bepaald niet zeggen dat hier van overhaaste besluitvorming sprake is. In die tijd gaat de splitsing om financiële redenen niet door, maar de situatie Wordt er niet beter op. De twee dorpen betwisten elkaar de leiding. Dan gaat men met lapmiddelen werken. Het gemeentehuis blijft in Nunspeet, Gemeentewerken gaat naar Ermelodorp, hetgeen ook de efficiency niet bevordert. Op den duur komt er van liijna elke dienst een filiaal in het andere dorp. Toch blijft de rivaliteit toenemen. De tegenstellingen waarop die rivaliteit berust en die zij aan de andere kant ook weer schept, maken zich in het bestuur en in het beleid onvermijdelijk kenbaar als een onvruchtbare tweeslachtigheid. Men gaat wethoudersportefeuilles splitsen, ö' komt een wethouder van sociale zaken van Nunspeet en een wethouder van sociale zaken van Ermelo. Hetzelfde is het geval met de Woonfuimtewet. De adviescommissie-Woonruimtewet krijgt een Nunspeetse en een Ermelose kamer. De raadsleden uit Nunspeet bespreken de be-Sroting voorzover die op Nunspeet betrekking heeft, en die van Ermelo hetzelfde. Ook de meeste poUtieke partijen komen met gesplitste kandidatenlijsten. Men kan wel zeggen dat degenen die uit Ermelo komen zich nauwelijks interesseren voor de belangen van Nunspeet en omgekeerd.

Geschiedenis van de weigering der splitsing.

In de stukken vond ik de beste typering in de uitspraak van een van de toenmalige raadsleden. Deze typeerde de raad als twee stille ploegen van touwtrekkers. Alle achtereenvolgende burgemeesters deden de minister van Binnenlandse Zaken weten, dat de gemeente vrijwel onbestuurbaar was (en is). Men kan natuurlijk zeggen: Dat is verkeerd van die mensen en met een wetsvoorstel tot splitsing geeft de overheid toe aan een foutief gedrag. De overheid is echter, zoals gezegd, niet overijld te werk gegaan. Ik heb al gememoreerd, dat in 1856 de toestand feitelijk al onhoudbaar bleek en dat in 1877 het eerste verzoek tot splitsing werd gedaan. Alle weigeringen van de overheid om aan de totstandkoming van die splitsing mede te werken hebben nooit een werkelijke verbetering in de situatie gebracht. Mijn conclusie kan daarom op het ogenblik — en ik ben blij dat die door de geachte afgevaardigden wordt gedeeld, mijnheer de voorzitter — geen andere zijn dan die van mijn toenmalige ambtsvoorganger oud-minister Beel, die de eerste stappen daartoe nam, en van oud-minister Struycken, die het wetsontwerp van 1957, dat inmiddels weer is ingetrokken, indiende. Ik meen, dat wij het er met elkaar over eens zijn, dat terwille van de bestuurbaarheid deze splitsing moet plaatsvinden; niet omdat de combinatie theoretisch niet zou kunnen werken maar wel omdat de praktijk heeft bewezen, dat zij niet werkt zonder dat daarvoor nu werkelijk keiharde oorzaken zijn aan te geven. Het is evenwel voor een incompatibilité d'humeur niet altijd eenvoudig de keihard bewijsbare oorzaken ervan te vinden.

Duidelijk is dus, dat Ermelo en Nunspeet uit elkaar moeten. De vraag blijft dan, of beide gemeenten zelfstandig kunnen blijven bestaan. Die mogelijkheid is wat Nunspeet betreft feitelijk nooit in twijfel getrokken, hoewel dit minder inwoners telt dan Ermelo. Wat de laatste gemeente aangaat is deze vraag evenwel herhaaldelijk opgeworpen. Dit is er een van de oorzaken van, dat deze kwestie vandaag de dag nog altijd niet is beslist. Terwijl gedeputeerde staten de laatste jaren een duidelijke voorkeur hadden voor de combinatie van Ermelo-dorp met Harderwijk, hebben velen van mijn voorgangers in dit opzicht altijd sterk geaarzeld. Oud-minister Beernink heeft ten slotte de knoop doorgehakt en besloten, deze samenvoeging niet tot stand te brengen, maar wel Harderwijk een gebiedsuitbreiding te geven ten koste van de nieuwe gemeente Ermelo. Men kan zich afvragen, of dit een

juist besluit is geweest. Ik heb deze vraag hier vanmiddag duidelijk beluisterd. Ik meende in verschillende betogen een ondertoon van „deze beslissing is niet weloverwogen genomen" te moeten beluisteren. Deze gedachte moet ik van de hand wijzen. Verschillende mijner voorgangers hebben zich diepgaand over deze zaak beraden. Minister Toxopeus is al tot de conclusie gekomen, dat die samenvoeging niet moest plaatsvinden. Men is ook wat dit betreft, bepaald niet over één nacht ijs gegaan.

Wat de Kamer wel en niet kan.

Als men nagaat waarop die beslissing telkens weer berustte, dan ziet men dat de basis steeds weer dezelfde was. Wanneer men als overheid de inderdaad unieke beslissing neemt om een gemeente te splitsen omdat de samenvoeging van de twee delen in de praktijk heeft bewezen tot onbestuurbaarheid te leiden dan moet men wel zeer zwaarwegende argumenten hebben om één van beide delen wederom in een totaal niet gewenste samenvoeging te dwingen. Het zijn juist die werkelijk zwaarwegende argumenten die feitelijk nooit op de tafel zijn gekomen, in ieder geval niet in de ogen van de bewindslieden die achtereenvolgens deze beslissing hebben moeten nemen.

Ik kan mij best indenken, dat er geachte afgevaardigden • zijn, mijnheer de voorzitter, voor wie die argumentatie veel meer overtuigingskracht heeft, maar ik wil hun toch zeggen, dat zij bij het bepalen van hun stem omtrent dit wetsontwerp niet alleen de voorgeschiedenis ervan niet uit het oog moeten verliezen maar bovenal niet de gevolgen van een „neenzeggen". Een afwijzing van dit wetsontwerp betekent niet alleen, dat de feitelijke onbestuurbaarheid — ik gebruik hier bepaald niet een te sterk woord — van de gemeente Ermelo nog gedurende lange tijd wordt gehandhaafd, maar ook een voortdurende onzekerheid voor de gemeente Harderwijk. Daarmede kom ik op hetgeen de geachte afgevaardigde de heer Polak heeft gezegd. Natuurlijk, Harderwijk is altijd een voorstander geweest van een samenvoeging van Ei'melo-dorp met Harderwijk. Als deze Kamer vanmiddag in staat zou zijn om die samenvoeging van Ermelo-dorp met Harderwijk tot een feit te maken, dan ben ik ervan over­ tuigd, dat vandaag in Harderwijk de vlaggen zouden uitgaan. Zo is echter de situatie niet. Met alle eerbied voor en overtuigd van de macht van deze Kamer: dit kan deze Kamer vanmiddag niet tot stand brengen. De Kamer heeft het wel in haar macht om een toestand van onzekerheid nog heel lang te laten voortduren. Ik kan er bepaald geen twijfel over laten bestaan, dat een nieuw wetsontwerp weer de gehele lijdensgeschiedenis zal moeten doormaken. Dan sta ik pas over 3 jaar — als alles goed gaat met zowel het wetsontwerp als het kabinet — met het nieuwe wetsontwerp in deze Kamer.

Continuering van de onzekerheid is funest.

Nogmaals, mijnheer de voorzitter, ik geloof, dat een continuering van de onzekerheid funest zal zijn voor het gehele gebied, en daarom zou ik ten slotte toch nog een dringend beroep willen doen op alle geachte afgevaardigden, zowel op degenen, die, zoals de geachte afgevaardigde de heer Van Dis, dit een juist wetsontwerp vinden, als op hen, die liever een samenvoeging van Ermelo-dorp met Harderwijk zouden hebben gezien, om hun steun en hun stem aan dit wetsontwerp te geven; niet omdat het het enig denkbare wetsontwerp is, niet omdat het per se het beste wetsonwerp is, maar omdat rebus sic stantibus, aanvaarding van dit wetsontwerp nu naar mijn overtuiging de enige mogelijkheid is om bestuurlijke ontwrichting van dit gehele gebied voor nog weer een reeks van jaren te voorkomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 oktober 1971

De Banier | 8 Pagina's

Beantwoording door de minister

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 oktober 1971

De Banier | 8 Pagina's