Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gij zult niet doodslaan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gij zult niet doodslaan

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

UW GEBOD IS ZEER WIJD

door P. Vermeer, Wilsum

(Het zesde gebod) - II

In het eerste artikel namen we het woord doden heel letterlijk: de ultieme daad waardoor men iemand anders het leven beneemt. In die zin staat het gebod heel herkenbaar voor ons. We leven immers in een wereld waarin het bloedvergieten aan de orde van de dag is. Maar grijpt het gebod misschien dieper en valt ook de gezindheid van waaruit die ultieme daad opkomt eronder? Wat wij doen is immers niet los te zien van onze gezindheid. Kort en goed: laat dit gebod ons hart buiten schot? Wie Matthéüs 5 leest is een gewaarschuwd man. De Heere Jezus brengt daar Gods geboden in hun diepste bedoeling aan het licht. Als ergens duidelijk wordt, dat het zesde gebod het mensenhart niet ongemoeid laat maar er juist diep in afdaalt, dan is het wel dit hoofdstuk in de heilige Schrift. De Heere rekent onder dit gebod bijvoorbeeld het ten onrechte toornig zijn op z'n broeder of hem een dwaas noemen. De Heere stoot door tot de wortel van het gebod. Ook het zesde gebod is zeer wijd. Het raakt zoals we zullen zien de buitenkant en de binnenkant van ons leven en brengt ons in Gods gericht.

De wortel van de doodslag

Luther zegt in zijn kleine Catechismus dat de doodslag ook met woorden en gebaren of innerlijk met het hart kan plaatsvinden. We kunnen onze naaste bijvoorbeeld verdriet aandoen door onze woorden en gebaren. De tong is soms erger dan een zwaard en blikken kunnen werkelijk „doden". We bezondigen ons ook aan doodslag, zegt Luther, als we onchristelijke toorn, haat of wraakzucht tegen de naaste in ons hart dragen, hem hoogmoedig verachten en afgunstig benijden of onszelf heimelijk in het ongeluk van een an- der verheugen en hem zelfs nog erger toe wensen. De Heidelberger Catechismus zegt in Zondag 40 dat God met dit gebod gebiedt dat we onze naaste niet onteren, haten, kwetsen of doden met gedachten, woorden of gebaren en nog veel minder met de daad. De Catechismus werkt daarbij van binnen naar buiten: eerst de gedachten en dan de woorden en gebaren en uiteindelijk de daad zelf. Want wat binnen in je broeit werkt meestal vroeg of laat door naar buiten. Ook hier geldt: De zonde voleindigd zijnde baart de dood. Heel fijntjes merkt de Catechismus op dat ik ook niet door een ander mijn naaste mag kwetsen of nog erger. Als ik een huurmoordenaar inhuur om een lastpak uit de weg te ruimen ben ik niet minder schuldig aan doodslag dan wanneer ik het zelf had gedaan. In het zesde gebod verbiedt God niet alleen de daad, maar ook de wortel van de doodslag, t.w. nijd, haat, toorn en wraakgierigheid. Hij houdt dat alles voor doodslag. De apostel der liefde schreef „Een iegelijk die zijn broeder haat, is een doodslager, en gij weet dat geen doodslager het eeuwige leven heeft in zich blijvende" (1 Joh. 3 : 15). Daarmee is het pleit beslecht.

Zelfdoding, abortus en euthanasie

In een artikel over het zesde gebod mag aandacht voor deze drie onderwerpen niet ontbreken. Zelfdoding komt veel voor en abortus en euthanasie zijn in ons land door de wetgever vergaand gelegaliseerd en worden op grote schaal toegepast.

Bij zelfdoding of suïcide slaat men de hand aan zichzelf. Is het zelf beschikken over je ei-gen leven echter wel geoorloofd? In z'n kleine Catechismus wijst Luther de zelfdoding nadrukkelijk af Met ziel en lichaam zijn we namelijk schepsel van God en het duur verworven eigendom van Christus. Leven en sterven doen wij daarom de Heere. Op dit spoor zit ook de Heidelberger in Zondag 40: we mogen onszelf geen letsel toebrengen of onszelf moedwillig in gevaar begeven. De reden is duidelijk: niet alleen onze naaste draagt het beeld van God, wij dragen het ook zelf. Bovendien, wie zichzelf doodt doet niet alleen zichzelf kwaad, hij brengt ook leed en verdriet over anderen. Het komt ook niemand toe om zich ongeroepen voor Gods rechterstoel te stellen. Met dit onderwerp betreden we een teer en moeilijk terrein. De ene zelfdoding is ook de andere niet. Soms komen mensen tot deze daad na rijp beraad en uit haat tegen God en mensen. In dat geval is het woord „zelfmoord" op z'n plaats. Soms handelt men in een vlaag van verstandsverbijstering, of slaat men tijdens een psychische depressie of uit pure wanhoop de hand aan zichzelf. In zulke gevallen kunnen we beter spreken van zelfdoding. Ook het nemen van onverantwoordelijke risico's in het verkeer en bij bepaalde sporten of bijvoorbeeld in de bergen, een overmatig gebruiken van drank, het roken en gebruiken van drugs etc. komen hier volop in beeld. Gods gebod is zeer wijd! Zelfs je overgeven aan overmatig werken, wel een „fatsoenlijke" manier van zelfdoding genoemd, valt er onder. Wie de daad van zelfdoding ethisch wil beoordelen zal bijbels gezien in alle gevallen een stellig nee moeten laten horen. Op een eigenmachtig beschikken over eigen leven is alles tegen. Maar naar het mij voorkomt is er wel verschil als de gezindheid wordt meegewogen. En het valt niet in te zien waarom er wel vergeving zou zijn voor doodslag op een ander en niet op jezelf. In onze tijd hebben we meer oog gekregen voor de schuld die ook de omgeving kan dragen. Geen mens is los verkrijgbaar, hij is op duizend en één manier verbonden aan de gemeenschap waarin hij leeft. Dat kan positief uitwerken maar ook heel negatief, bijvoorbeeld als anderen hem negeren of het mikpunt maken van onophoudelijke pesterijen. Bij kinderen komt dat laatste nogal eens voor. Zij kunnen daar geweldig onder lijden. Inderdaad, Gods gebod is zeer wijd en zet nadrukkelijk onze naaste op onze weg waar wij ook gaan of staan.

Over abortus en euthanasie is in de afgelopen jaren veel geschreven. Ik wil daarover kort zijn. Bij abortus maakt men een einde aan het ongeboren leven. Als christen belijden we dat er vanaf het begin van de conceptie sprake is van menselijk leven. Weliswaar zijn er fasen in de ontwikkeling van dit leven, maar van meet af aan is het wel menselijk leven. Vanaf de conceptie is het zesde gebod derhalve van toepassing. Dat de burgerlijke wetgeving abortus vergaand heeft gelegaliseerd zegt niets. Een christen moet op grond van het zesde gebod een krachtig nee tegen abortus laten horen. Aborteurs doden met voorbedachten rade en maken zich dus schuldig aan moord op het ongeboren leven. En de moeder die om die daad vraagt is medeschuldig. Anders ligt het wanneer alleen door een abortus het leven van een moeder kan worden gered. In onze protestantse tra­ ditie is - naar ik meen terecht - steeds gekozen voor het leven van de moeder. Dat een abortus aan een moeder levenslang psychisch grote schade kan toebrengen is inmiddels duidelijk geworden. En ook hier moet de omgeving zich afvragen of zij door een andere opstelling de vraag om abortus misschien had kunnen voorkomen. Binnen een christelijke gemeente behoort er intussen bijzondere aandacht te zijn voor hen die door een abortus geestelijk in grote nood kwamen. Met de schuld en nood moet het naar Hem, Die ook deze zonde vergeven kan en wil.

Bij euthanasie verzoekt men een ander, meestal een arts, om door het geven van een spuitje of iets dergelijks een einde te maken aan een leven dat men zelf, bijvoorbeeld vanwege een uitzichtloos lijden of om andere reden, niet langer de moeite waard vindt. Het gaat hier duidelijk om een opzettelijk levensbekortend handelen. Ook hier geldt dat wij niet hebben te beschikken over eigen leven en dat wij niet zelf de waarde ervan bepalen al is het nog zo geteisterd door ziekte of anderszins. God, Die onze Schepper is, is Eigenaar van ons leven hoe geschonden en ontredderd het ook is. Hij alleen mag erover beschikken. Het zesde gebod werpt een dam op tegen dit opzettelijk levensbekortend handelen. Wie aan de vraag naar euthanasie gehoor geeft en het „verlossende" spuitje geeft, maakt zich schuldig aan moord. En wie om deze daad vraagt staat medeschuldig aan de daad. Ook hier kan de omgeving veel doen om de vraag naar euthanasie te voorkomen. Een goede stervensbegeleiding en het gebruik van de thans beschikbare middelen om pijn te bestrijden kunnen zegenrijk daaraan meehelpen.

Conclusie

Het zesde gebod raakt onze binnen- en buitenkant. Voor God zijn wij van nature allen doodslagers, \vant voor Hem zijn zelfs onze gedachten niet tolvrij. Zou alleen dit gebod zijn gegeven, wij hadden allen reeds Gods rechtvaardig oordeel te vrezen. Want wie Gods beelddrager doodt moet zelf gedood worden al vond dit doden enkel plaats in het hart. Het bloed van de naaste kleeft hem aan en... roept.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 2004

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Gij zult niet doodslaan

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 2004

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's