Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begraven of cremeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begraven of cremeren

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Vorige keer werd opgemerkt, dat naar de regel van Gods Woord, de bezorging van de overledenen plaats had door middel van begraven. Dat gold niet alleen Israël, maar ook ons land. De Begrafeniswet van 10 april 1869 bepaalde in art. 1 dat elk overleden persoon en doodgeboren kind begraven dient te worden in een gesloten kist op een begraafplaats overeenkomstig die wet aangelegd of volgens overgangsbepalingen van die wet toegelaten.

De lijkverbranding diende buiten de wet gehouden te worden "als in strijd met de geest der natie".

In diezelfde tijd echter werd in Florence een congres van voorstanders van lijkverbranding gehouden. De noodzaak van crematie werd verdedigd op grond van hygiënische overwegingen. Deze gedachte werd in ons land overgenomen door de liberale N.R.C. Het blad pleitte voor het wettelijk toelaten van crematie en stond verder de oprichting voor van crematoria. Die dienden met name in de grote steden de kerkhoven te vervangen, uit overwegingen van volksgezondheid. De begrafenis was nu eenmaal een zaak van "christelijke traditie." Het gezond verstand behoorde te zegevieren. In 1874 werd "de Vereniging voor

In 1874 werd "de Vereniging voor Facultatieve Crematie" opgericht. Deze had tot doel de crematiegedachte te verbreiden, de gelijkstelling te bevorderen van cremeren en begraven, de lijkverbranding in Nederland uit te voeren en de mogelijkheid daartoe te verruimen. De Nederlandse wet sloot echter de crematie uit.

Toch werd het eerste crematorium in de gemeente Velsen (Westerveld) in 1914 in gebruik genomen. Procesverbaal werd opgemaakt, wegens overtreding van de wet 1869. Het proefproces begon en werd doorgezet tot voor de Hoge Raad. Men meende een hiaat in de wetgeving ontdekt te hebben: de wetgever zou verzuimd hebben de personen aan te geven, die met de zorg voor het begraven worden belast, zodat niemand wegens niet-naleving van het voorschrift van art. 1 strafrechtelijk aansprakelijk kon worden gesteld. In die geest sprak de Hoge Raad zich inderdaad uit.

Tegelijkertijd verklaarde deze Raad dat de strekking van art. 1 van de begrafeniswet is, dat elk overleden persoon moet worden begraven, terwijl aan dit voorschrift niet wordt voldaan wanneer na de verbranding van het lijk de overgebleven as en de uitgegloeide beenderen worden begraven (1915).

Het kabinetsbeleid na 1914 vertoont weinig rechtlijnigheid. We leven nu onder de nieuwe begrafeniswet van 1968, waarbij volledige gelijkstelling tussen begraven en cremeren is verleend. De tussenwet van 1955 verlangde nog een beschikking bij testament of met eigen hand geschreven laatste wilsbeschikking maar die zijn door de laatste wet overbodig geworden.

De vergelijking met de abortus-wet en de voorstellen betreffende de euthanasie is treffend. De illegale praktijk wil men door de wet legaliseren. De achtergronden van deze praktijken zijn dezelfde, de autonome mens die zich zelf de wet stelt en heersen wil over het leven en zelf beslissen wil voor na dit leven. Ze zijn alle een verwerpelijk.

De ontwikkelingen zowel in het maatschappelijke leven als op het gebied van de wetgeving hebben geleid tot een grote toename van het aantal crematoria en van het aantal crematies. De praktische argumenten die vóór het cremeren worden aangevoerd zijn: a) cremeren is goedkoper dan begraven; b) cremeren is hygiënisch; c) crematoria vragen weinig grond; d) crematoria kennen geen klassen; e) men neemt afscheid in de aula van het crematorium en niet in weer en wind rond een graf.

Deze argumenten van praktische aard, waartegen nog wel het een en ander kan worden aangevoerd, moeten echter volledig wijken voor hetgeen Gods Woord ons voorhoudt over de wijze van bezorging van het lichaam. En ook de diepere symbo­ liek van het begraven. Want duidelijk is, dat de bron waaruit het handelen bij het cremeren voortkomt, anti-christelijk is.

Prof. dr. G. Brillenburg Wurth wijst hierop in de Chr. Encyclopedie als hij schrijft: "Vermoedelijk is de achtergrond van de lijkverbranding de wens om radicaal van de doden, waarvan men nog na het sterven een bedreiging vreesde, af te zijn. Vaak werden met de gestorvene ook zijn have en goed, soms zelfs ook zijn weduwe verbrand.

In Griekenland meende men als het lichaam in de verbranding aan de volstrekte vernietiging was prijsgegeven, de ziel des te volkomener haar bevrijding van het lichaam ontving. . .

De lijkverbranding wordt meestal verdedigd uit hygiënische overwegingen maar er zal ongetwijfeld, bewust of onbewust, zich een aversie van de natuurlijke mens in manifesteren tegen het Goddelijk oordeel: "stof zijt ge en tot stof zult ge wederkeren." Uit dien hoofde menen wij als christenen ons er tegen te moeten verzetten. De lijkverbranding betekent een verzet tegen iets, dat een christelijke traditie, maar dan toch een heel zinvolle en waardevolle christelijke traditie verdient te heten." Aldus deze hoogleraar.

Een bewijs daarvan leert ook de gewoonte om de as te verstrooien. Soms geschiedt dat op de Noord-of Waddenzee, voor anderen op speciaal daarvoor bestemde akkers bij de crematoria. Binnen korte tijd is dan ook geen enkel zichtbaar teken dat nog aan de dode herinnert. Bijzetting is wel tijdelijk mogelijk in een soort urnenmagazijn, niet voor het publiek toegankelijk. Later wordt deze as toch uitgezaaid. Een permanenter karakter draagt de plaatsing in het columbarium, b.v. een muurpartij met open nissen, waar sierurnen, die de as bevatten van de gecremeerde, voor 5 jaar geplaatst kunnen worden tegen betaling.

Ook in het buitenland is een sterke stijging te zien van het aantal crematies. In Engeland wint de crematie het van de begrafenis, evenals b.v. in Berlijn. In Tokio is het de enige geoorloofde wijze van lijkbezorging geworden. Daar is het ook geheel in de Japanse godsdienst, het Sjintoïsme, opgenomen.

De achtergrond van de crematie is dus puur heidens en ze heeft ook nu een puur materialistisch karakter. Terecht werd opgemerkt door een tegenstander van crematies: "Juist omdat de Schrift getuigt: het is met de dood niet gedaan en ook het lichaam van de gestorvene zal weder verrijzen, daarom te meer zullen wij het dode lichaam niet behandelen als een chemische rest, waar we naar willekeur mee omspringen. Indrukwekkende lijkdiensten, begrafenissen vol pracht en praal, ze passen slecht bij de christelijke levensopvatting. Grote soberheid is in deze geboden. Maar crematie vloekt met de christelijke levensstijl."

Op grond van het bovenstaande lijkt me het bijwonen van crematies, al is het van goede relaties, niet juist. Het handhaven van de christelijke levensstijl, waarvan de vervlakking toch al zo'n groot gevaar is, is m.i. hiermee in strijd. Het gaat hier om wezenlijke zaken.

Daarover D.V. een volgende keer meer.

H.I. Ambacht,

Ds. H. Paul.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1990

De Saambinder | 12 Pagina's

Begraven of cremeren

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1990

De Saambinder | 12 Pagina's