Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ONZE Catechismus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONZE Catechismus

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(XVI)

Van die Middelaar aanschouwen wij iets in Mozes. Met een grote verbolgenheid is de Heere verbolgen op Zijn volk, daar het danst en springt om het gouden kalf. Als Mozes het toelaat, die als een Middelaar stond tussen de Heere en het volk, dat het ganselijk verdelgd wordt, dan zal hij tot Hoofd gesteld worden van een ander volk, dat groot is. Maar dat laat hij niet toe en treedt als een Middelaar tussen een vertoornd God en een schuldig volk. In de eerste plaats pleit Mozes op het werk Gods in dat volk verheerlijkt, daar het met een grote kracht en sterke hand verlost is uit Egypte. In de tweede plaats pleit Mozes op des Heeren grote naam, daar die er door gelasterd zou worden in Egypte, zeggende: „In kwaadheid heeft Hij hen uitgevoerd, opdat Hij hen doodde op de bergen en opdat Hij hen vernielde van de aardbodem." En in de derde plaats gaat hij pleiten op de belofte van God, die met een eed bevestigd is. Hoor maar: „Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan Israël, Uwe knechten, aan welke Gij bij Uzelve gezworen hebt en hebt tot hen gesproken: Ik zal ulieder zaad vermenigvuldigen als de sterren des hemels en dit gehele land, waarvan Ik gezegd heb, zal Ik aan ulieder zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten in eeuwigheid." En toen berouwde het de Heere over het kwaad, hetwelk Hij gesproken had Zijn volk te zullen doen.

Inderdaad was Mozes een Middelaar, maar niet de Middelaar, daar hij het volk niet heeft kunnen brengen in het beloofde land. Wij moeten een. Middelaar hebben, die ons kan brengen in het hemels Kanaan, om altijd bij de Heere te zijn.

Een Middelaar, die voor ons voldoet aan de eisen van Gods gerechtigheid. Ons hart kan niet blij zijn in God, zolang Gods deugden door ons geschonden niet zijn opgeluisterd. Het is niet mogelijk met blijdschap aan de Heere te denken, zolang Zijn grote verbolgenheid niet is te niet gedaan.

Een Middelaar, - xlie ons met Zijn gerechtigheid kan bedekken voor het, aangezicht van een heilig en rechtvaardig God. Hij moet dus ons in alles gelijk zijn uitgenomen de zonde. Hij moet een rechtvaardig mens zijn, daar wij onrechtvaardige mensen zijn. Het is alleen mogelijk door de rechtvaardigheid van een Middelaar, dat wij rechtvaardig voor God gesteld kunnen worden.

Een Middelaai', die voor ons kan pleiten op Zijn offerande. Wij hebben geen pleitgrond overgehouden waarop wij zouden kunnen pleiten voor het aangezicht des Heeren. Bidt u dan niet? Zeker en dat nog met genot ook. In dat gebed wordt het de Heere verteld hoe ongelukkig wij zijn geworden door de zonde en dat wij Hem liefhebben en niet missen kunnen. Het hart smeekt om genade en ontferming, maar het heeft geen Middelaar aan wien men zich kan vastklemmen.

Een Middelaar, die ons kan verlossen uit de banden des doods en angsten der hel. Machteloos staan wij tegenover de zonde, satan en ongeloof. Het is ons niet mogelijk uit die heerschappij ons te verlossen, daar zal een almachtig God aan te pas moeten komen.

Het is mij werkelijk aangenaam geweest enkele ogenblikken in uw tent te mogen vertoeven, al zit u nog als een weduwe in diepe rouw ter neder. Het deed mij weldadig aan u uit uw Godsgemis en innerlijke behoefte aan een Middelaar te horen spreken. Wat voorrecht dat u geen opstandige ziel hebt en dat u het recht des Heeren moogt kussen. Het mocht u eens gaan zoals het Naomi is gegaan, die drie geliefde doden had te bewenen en in diepe armoede te Bethlehem lfwam en dat alles was nodig voor de komst van de Middelaar in het vlees. De Heere, die haar van een Naomi een Mara had doen worden, deed haar door Zijn genade van een Mara weer een Naomi worden. De Heere troost het hart, dat schreiend tot Hem vlucht. Het kan niet tot regel gesteld

worden in een sterfhuis te zingen, maar in dit geval, zou ik u aanraden gedurig Ps. 145 : 6 te zingen.

Buigend onder Gods recht wordt een Middelaar vereist om te komen tot genade. Het is voor de eerste maal, dat wij hier de ontdekte zondaar horen spreken van een Middelaar. In de eerste vraag werd gesproken van een middel, maar hier van een Middelaar en dat geeft wasdom in de kennis van geestelijke zaken te kennen. Door Goddelijk onderwijs is er plaats gekomen in het hart voor een Middelaar tot Wien wij opgeleid moeten door alle middelen die aangewend mogen worden in het natuurlijke en geestelijke leven.

Gebruikt u Aconitum, Belladonna of Nuxvomica tot genezing van uw krankheid, dan zijn dat middelen die ons bij het licht van Gods Woord wijzen op een Middelaar, gelijk spijs en drank, die middelen zijn tot onderhouding van het natuurlijke leven. Het Woord des Heeren is eeii middel, waardoor het geloof gewerkt en versterkt kan worden door Gods Geest. Onder de majesteit van Gods rechtvaardigheid wordt het ons duidelijk, dat geen middel de mens gesteld kan worden tot zegen, zonder een Middelaar. Het is niet mogelijk, dat de Heere mij een druppel water kan geven tot verkwikking zonder een Middelaar.

Al heeft de onderwijzer hier niet gedacht aan dieren, hoewel het ook schepselen en andere schepselen zijn, heeft het toch plaats gehad, dat men in slachtoffers de vergeving der zonde zocht. Dieren zijn wel middelen waardoor het menselijk lichaam gevoed kan worden en de gelovigen gewezen werden op een Middelaar, maar onze verzoening met God is er niet door te bekomen.

Al deden de Israëlieten in navolging van de heidenen hun kinderen door het vuur gaan, was het niet mogelijk het vuur van Gods toorn er mede te blussen. Als Abraham zijn zoon op het altaar legt, dan deed hij dat niet met de gedachte langs die weg verzoening te bekomen, maar met de wetenschap, dat het een geloofsbeproeving was en dat de Heere zelf voor een offer zou zorgen, daar onze kinderen zondige schepselen zijn en daarom ongeschikt voor een offer.

Al zijn de engelen heilig en gedienstige geesten, die uitgezonden worden tot dienst dergenen, die de zaligheid zullen beërven, is het niet mogelijk, dat zij in onze plaats kunnen treden, daar Gods gerechtigheid eist, dat de zonde in dezelfde natuur gestraft en Gods toorn gedragen moet worden, waarin het kwaad bedreven werd.

Al was de Zone Gods verschenen in een menselijke gedaante, zoals Hij verschenen is aan Abraham en meer anderen en gegeten en gedronken heeft, dan had Hij daarmede niet kunnen voldoen aan de eis van Gods gerechtigheid. Dat was niet mogelijk, daar Hij met die menselijke gedaante stond buiten het menselijke geslacht en geen menselijke ziel had.

• God wil in geen ander schepsel de schuld straffen, die de mens gemaakt heeft en het kan niet ook, daar de last van Gods eeuwige toorn door een bloot schepsel niet te dragen is, om andere schepselen daarvan te verlossen. Die iets van Gods toorn heeft gevoeld is er ten volle van overtuigd, dat het niet kan. Bovendien moet de last van Gods eeuwige toorn niet alleen gedragen, maar ook doordragen worden om andere schepselen daarvan te verlossen. Het is niet mogelijk, dat een bloot schepsel, door de zee van Gods verbolgenheid, een weg kan banen naar de hemel van Gods heerlijkheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 augustus 1947

Daniel | 8 Pagina's

ONZE Catechismus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 augustus 1947

Daniel | 8 Pagina's