Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wegebbend schuldbesef

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wegebbend schuldbesef

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

KLEINE KRONIEK

Evenals de vorige ontlenen we ook deze kroniek aan het blad 'De Reformatie' (Weekblad tot ontwikkeling van het gereformeerde leven). In het nummer van 8 januari 2005 spreekt dn A.N.

Hendriks, emeritus-predikant van de Gereformeerde Kerk te Amersfoort-Centrum, zijn verontrusting uit over het afnemend schuldbesef onder christenen. De aandacht verschuift van Gods onverdiende gunst voor zondaren naar Gods kracht en macht in mensen.

Steeds meer gaat het om openbaring van kracht en steeds minder om ontvangen van vergeving. Deze verschuiving vindt absoluut geen steun in de Schrift en betekent onmiskenbaar een afwijking van het reformatorisch beeld van de christen. Dr Hendriks geeft een drietal redenen voor dit wijkend schuldbesef:

"Het is niet zo verwonderlijk dat kerkmensen moeite krijgen met de schulderkenningen in ons Kerkboek en zich niet herkennen in dat 'arme zondaren'. Onze samenleving is daar onmiskenbaar debet aan. Zeker, er wordt nog over schuld en aansprakelijkheid gesproken. Als er iets fout gaat, is men er als de kippen bij schuldigen aan te wijzen. De overheid moet harder optreden. Instanties hebben het schandelijk laten afweten. Maar dat mensen schuldig staan voor God is uit het zicht verdwenen. Een maatschappij zonder God moet wel vervreemden van de bijbelse noties van schuld en zonde. W.H. Velema heeft gelijk wanneer hij wijst op een 'mens-middelpuntig zondebegrip'. Zonde is voor moderne mensen het kwaad dat men medemensen aandoet: iscriminatie, geweld, zelfverrijking, onderdrukking. In de Schrift is zonde altijd eerst iets dat te maken heeft met de Here God. David vergreep zich aan Batseba en doodde Uria, maar hij belijdt: Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd..." (Ps. 51 : 16).

In de tweede plaats is hier te noemen wat H.G.L. Peels aanduidt als een gekortwiekt Godsbeeld. Men legt alle accenten op Gods liefde, barmhartigheid en nabijheid, maar wat de Schrift zegt over zijn heiligheid, rechtvaardigheid, toorn en oordeel raakt uit beeld. De Here wordt tot een lieve Grootvader die van je houdt "zoals je bent", die

Zijn hand op je schouder legt en bij Wie je altijd geborgenheid kunt vinden. Dit gereduceerde Godsbeeld is virulent in veel moderne theologie en heeft invloed op christenen vandaag. Als men niet meer weet van Gods heiligheid en rechtvaardigheid, hoe zal men dan nog besef hebben van zonde en schuld? In de derde plaats is er de geloofsbeleving uit de evangelisch-charismatische hoek. Het propageren van "meer van de Geest" dreigt de Here Jezus van Zijn plaats te drukken. Zeker, men weet van vergeving, van vrijspraak door Zijn bloed. Maar de nadruk komt te liggen op het vervuld worden met de Heilige Geest. De rechtvaardiging wordt beleefd als het opstapje om de meerdere van de Geest te ontvangen. Wie dat meerdere ontvangt, kent een overwinningsleven, vol blijdschap, groei en wervingskracht. Genade is iets dat bij vergeving hoort, maar bij het leven door de Geest hoort het woord kracht. Het laat zich verstaan dat deze geloofsbeleving zich niet herkent in de woorden die de kerk ons in haar gebe- den op de lippen legt. Er zijn nog wel meer oorzaken te noemen. Maar duidelijk kan zijn dat het geen wonder is dat het schuldbesef bij christenen weg-ebt. J. Kamphuis ziet bepaald geen spoken wanneer hij het verliezen van de schulderkenning "de grote dreiging in het christelijk leven" noemt en schrijft: "Heel de grote fundamentele levenszaken van de rechtvaardiging en van de heiliging van het leven hangen samen met de vraag of wij onszelf nog als zondaars kennen en onze zonden voor Hem belijden."

Collega Hendriks stelt zich bij deze zorgelijke ontwikkeling de vraag, of het in onze tijd nog mogelijk is om de zo bijbelse notie van schuldbelijdenis, die ongetwijfeld ook de kern van het gereformeerde denken en belijden raakt, weer de aandacht te geven die zij verdient. Hij denkt van wel:

„Is dit tij van wegebbend schuldbesef te keren? Ik twijfel er niet aan. Want de Heilige Geest is er die overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel (Joh. 16:8). En de prediking is er waardoor Hij het geloof in onze harten werkt. Het geloof dat ook weet hoe groot onze zonden en ellende zijn (antw. 2 H.C.). Wanneer de prediking een woord op zijn tijd is, dan zal de gemeente opnieuw gaan verstaan hoe wij zijn voor Gods heilige ogen. Dit betekent dat in de prediking het ontdekkende aspect van Gods Woord meer aandacht zal moeten krijgen dan wellicht in andere tijden noodzakelijk was. De gemeente moet geplaatst worden voor Gods heiligheid en weer gaan beseffen wat zonde is en hoezeer zij schuldig staat voor de Here. Er zal gesproken moeten worden over Gods toorn over de zonde die ons aangeboren is en over de zonden die wij doen. Daarbij zal zijn wet "scherp" (vgl. antw. 115) gepredikt en in al haar radicaliteit ons op het hart gebonden moeten worden.

Zo zal de gemeente onder de zegen van de Heilige Geest haar zondige aard steeds meer leren kennen en leren zich voor God te vernederen. Haar geweten zal haar gaan aanklagen dat zij tegen alle geboden van God zwaar gezondigd en geen daarvan gehouden heeft (vgl. antw. 60 H.C.). Maar heel deze ontdekkende verkondiging zal in de toonsoort moeten staan van de blijde boodschap die vormt de kern van de prediking (vgl. antw. 84 H.C.; D.L. II, 5). Wij preken geen hel en verdoemenis. Maar wij verkondigen Gods vergevende liefde in Christus. Tegelijk is het zo dat die liefde alleen dankbaar geloofd kan worden waar men besef heeft van eigen verlorenheid, waar men komt als armen tot de milde Gever, als zieken tot de Geneesheer, als zondaren tot de Werker van gerechtigheid, als doden tot Hem die levend maakt. Onze tijd heeft een prediking nodig die de gemeente stelt voor de heilige God, voor zijn afschuw van een toorn over de zonden, en die voor haar zo weer laat flonkeren die parel van grote waarde: het evangelie van vrijspraak en vergeving! Wij mogen bij een wegebbend schuldbesef goede moed hebben. Het tij is te keren. Want er is een belofte van God (vgl. D.L. I, 16) dat Hij door de prediking zijn genadewerk in ons wil werken. Ook de oprechte droefheid dat wij God door onze zonden vertoornd hebben. Ook de schulderkenning: Ga niet in het gericht met uw knecht, want niemand die leeft, is voor U rechtvaardig' (Ps. 143 : 2 )." We kunnen wat hij zegt van harte beamen. Laat inderdaad de prediking ontdekkend zijn en tegelijk nodigend. Iedere tijd heeft zo 'n prediking van zonde en genade nodig. Zeker ook de onze met z 'n afnemend schuldbesef.

P. Vermeer, Wilsum (D)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 2005

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Wegebbend schuldbesef

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 2005

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's