Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de consistorie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de consistorie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkelvoudige kandidaatstelling

Het beroepingswerk zal ook dit jaar op vele kerkeraadsvergaderingen de aandacht vragen. Daarbij komt ook de vraag ter sprake, of het weer een tweetal zal worden of misschien een beroep bij acclamatie of via enkelvoudige kandidaatstelling.

Over deze laatste vorm van verkiezen, waarvan we meer en meer horen, heeft onze hoogleraar in het kerkrecht een artikel ge scheven in Ambtelijk Contact nr. 39 (juli 1965), blz. 411-414, dat waard is herlezen te worden. Prof. Hovius heeft deze methode niet aanbevolen maar afgeraden! Ook ik zou op grond van verschillende overwegingen en ervaringen de kerkeraden willen adviseren om met deze wijze van beroepen heel voorzichtig te zijn.

Het is wel te begrijpen, als een kerkeraad wanneer de gemeente al jaren en jaren vacant is en er reeds herhaaldelijk een tweetal is gemaakt, besluit om zo mogelijk met enkelvoudige kandidaatstelling te beroepen.

De reden is dikwijls, dat de predikant die van een tweetal „afvalt” niet meteen in aanmerking komt voor een nieuw tweetal. Wanneer voor het beroep bedankt wordt, zijn er twee die voorlopig niet beroepen kunnen worden.

Maar is dit juist? Tenzij de betrokkene maar een heel klein percentage van de stemmen heeft gehad, kan men hem toch wel weer kandidaat stellen. Waarom eigenlijk niet? Zou een van onze ambtsdragers minder ernst maken met de roeping, omdat eerst een ander gekozen werd?

Prof. Hovius zegt hiervan: „Een predikant, die voor de tweede maal op een tweetal staande, beroepen wordt en zich dan gegriefd of gepasseerd gevoelt, omdat hij niet de eerste keer gekozen werd, laat daarin zijn zondige, hoogmoedige natuur spreken en is op z’n zachtst uitgedrukt „niet op zijn plaats”. En mogen de kerkeraden van de veronderstelling uitgaan dat het zo met onze predikanten gesteld is? Wie of wat geeft hun daartoe het recht? Moeten de kerkeraden niet veeleer uitgaan van de gedachte dat elke predikant onzer kerken elk beroep ernstig en biddend overweegt, ook al is dat beroep pas uitgebracht nadat hij voor de tweede maal op het tweetal was geplaatst? En mochten sommige kerkeraden toch zulk een mentaliteit bij een predikant opmerken, dan hebben zij hem broederlijk onder het oog te brengen dat zijn instelling niet naar Gods Woord, niet naar de Geest van Christus is”.

Wel kan ik mij voorstellen, dat een kerke raad tijdens een langdurige vacature reeds zoveel predikanten heeft beroepen, dat het al moeilijker wordt om een tweetal te vormen. Het kan zijn, dat er wel één predikant is, die door de kerkeraad en een groot deel van de gemeente wordt begeerd, maar dat het niet zo gemakkelijk is om een tweede naam te noemen. Dat kan een motief zijn voor een beroep bij acclamatie of bij enkelvoudige kandidaatstelling. Omdat acclamatie vooral in de grotere kerken bezwaren heeft, zou men in zo’n geval aan de tot voor kort ongebruikelijke wijze van verkiezen kunnen denken.

Wanneer een kerkeraad echter al bij het begin van een vacature het voorstel doet om ds. X bij enkelvoudige kandidaatstelling te beroepen, is er kans dat een deel van de gemeente daar niets voor voelt. De kerkeraad moet vooral voorkomen, dat de gemeente de indruk krijgt, dat haar een bepaalde predikant opgedrongen wordt. De gemeente heeft het recht om zich uit te spreken en de keuze uit een tweetal geeft haar daartoe meer gelegenheid.

Als de gemeente er niet op voorbereid is en een deel van de gemeente er ook niet van overtuigd is, dat dit de aangewezen weg is, zal er bij de verkiezing een aantal stemmen tegen zijn, waarbij het „neen” of „tegen” betekent: „niet op deze wijze”, zonder dat het inhoudt: „tegen het beroepen van deze predikant”. Daardoor kan het gehele beeld worden vertroebeld. Het zal dus goed zijn om niet te spoedig tot het beroepen bij enkelvoudige kandidaatstelling over te gaan!

Ook in een ander opzicht is voorzichtigheid geraden. Dat betreft het percentage stemmen dat nodig is, zal iemand verkozen worden verklaard. Theoretisch zou een gewone meerderheid voldoende zijn. Maar zou er wel één kerkeraad zijn, die op dit standpunt staat? Omdat enkelvoudige kandidaatstelling een soort tussenvorm is tussen acclamatie en een tweetal, wordt dikwijls aan 75% gedacht. Ook heb ik het meegemaakt, dat het 662/3, 70 of 80% was. Soms is het op de kerkeraadsvergadering nog niet vastgesteld en moet de predikant of hoogleraar, die namens de kerkeraad de vergadering te leiden heeft, nog een advies geven!

Het moet van te voren bepaald zijn. Als mijn advies gevraagd werd, noemde ik 75% het minimum. Royaler vind ik 80%. In elk geval is het mogelijk om het percentage vrij hoog te stellen om daardoor te doen uitkomen, dat er bij deze wijze van verkiezen een grote mate van eenstemmigheid moet zijn.

Voorzover ik kan nagaan, wordt er ook bij een enkelvoudige kandidaatstelling schriftelijk gestemd. Het zou geheel onjuist zijn om te volstaan met het vragen van mondelinge instemming.

Maar ik ben er niet zeker van, of de naam van de predikant altijd een en andermaal door afkondiging in de kerkdienst ter kennis van de gemeente wordt gebracht. Als een kerkeraad de stemgerechtigde leden nu eens samenroept „in verband met het be roepingswerk” en in die vergadering het voorstel doet, mogelijk met de gedachte dat het minder bekendheid krijgt, als het niet zou doorgaan? Naar mijn mening wordt dan aan het recht van de gemeente tekort gedaan. Als het al een goede regel is om een tweetal een en andermaal af te kondigen, moet dit bij een enkelvoudige kandidaatstelling zeker niet nagelaten worden. De leden van de gemeente moeten er rustig over kunnen nadenken.

Er is wel eens opgemerkt, dat de enkelvoudige kandidaatstelling onkerkrechtelijk is. Dat zou ik ook weer niet willen beweren. Er wordt geen bepaling van de kerkorde overtreden en de regeling voor de verkiezing en beroeping van dienaren des Woords kan door de kerkeraad zelf vastgesteld worden.

In de artikelen 4 en 5 van onze kerkorde wordt niet over de wijze van kandidaatstelling gesproken, maar in de artikelen 22 en 24 wel. Het beginsel is dat de gemeente onder leiding van de kerkeraad bekwame personen tot ambtsdragers kiest. Gelet op de artikelen, die betrekking hebben op de andere ambtsdragers, is er ook bij het beroepen van predikanten veel meer te zeggen voor een meervoudig tal dan voor een enkelvoudige kandidaatstelling.

Niet zelden verklaren ambtsdragers, dat zij het beroepingswerk moeilijk vinden. Het is waar. Het is moeilijk en verantwoordelijk werk.

Wijsheid van boven in de consistorie toegewenst, broeders!

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

Ambtelijk Contact | 12 Pagina's

Uit de consistorie

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

Ambtelijk Contact | 12 Pagina's