Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De DKO nader bezien

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De DKO nader bezien

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vorige maal zagen we hoe de DKO tot stand kwam. Nu iets meer over de inhoud. Wat is nu kenmerkend voor de DKO?

Daarin zijn bij uitstek de hoofdlijnen van het gereformeerd kerkrecht verankerd, zoals deze sinds de synode van Emden aanvaard waren. In de eerste plaats de centrale plaats van de ambten in de gemeente. Door deze regeert Christus immers Zijn Kerk. Het gereformeerd kerkrecht wordt daarom presbyteriaal genoemd (presbyter is ouderling).

De DKO noemt de ambten ‘diensten’. De DKO geeft voorschriften over de toelating tot het predikambt, over de verkiezing van ambtsdragers enz. (art. 2-28). Daarna spreekt de DKO over de kerkelijke samenkomsten (art. 29-52). Hierbij gaat het over regels voor de kerkenraden, classes en synoden. In het gereformeerde kerkrecht staat de plaatselijke gemeente centraal. Daar bouwt de Heere Zijn Kerk door de ambtelijke bediening van Woord en sacramenten. Maar dat betekent zeker niet dat een kerkverband niet belangrijk zou zijn. Kerken hebben de Bijbelse roeping om gemeenschap te zoeken met allen die op dezelfde grondslag staan. Anders zouden we independentistisch zijn. Independenten (onafhankelijken) erkennen geen bevoegdheden van classes en synoden. Daarom wordt ons kerkrecht ook wel presbyteriaal-synodaal genoemd.

Geen hiërarchie

Principieel voor het gereformeerde kerkrecht is de afwijzing van hiërarchie. Dat zal duidelijk zijn, gezien de volstrekte breuk met het roomse stelsel. Daarover was al een bepaling opgenomen in de kerkorde van Emden, die vrijwel ongewijzigd in de DKO is overgenomen, (art. 84). Deze bepaling houdt in dat geen kerken over andere kerken en geen ambtsdragers over andere ambtsdragers enige heerschappij mogen voeren. De classes en synoden worden meerdere vergaderingen genoemd, maar dat ‘meerdere’ heeft niet de betekenis van hoger (met hiërarchische invulling). Het wil zeggen dat de kerken in bredere verbanden samenkomen.

Dit anti-hiërarchische beginsel betekent overigens niet dat ambtsdragers of kerken uitspraken van kerkelijke vergaderingen zonder meer naast zich neer zouden kunnen leggen. De vrijwillige aansluiting bij het kerkverband verplicht er wel toe zich aan wettig genomen besluiten te onderwerpen, uiteraard tenzij deze in strijd zijn met Gods Woord.

Hierover gaat het bekende artikel 31 van de DKO, dat het recht van appel regelt. Dit artikel heeft een belangrijke rol in de kerkgeschiedenis gespeeld, met name bij de breuk binnen de Gereformeerde Kerken door de Vrijmaking van 1944. De vrijgemaakten heetten vroeger de Gereformeerde Kerken, onderhoudende artikel 31 DKO.

Wijziging van de DKO

De DKO geeft verder bepalingen over de bediening van de sacramenten en de andere kerkelijke plechtigheden (art. 53-70) en over de kerkelijke tucht (art. 71-83). Het zal duidelijk zijn dat het in dit korte bestek niet mogelijk is concreet op de inhoud in te gaan.

De Generale Synode 2007 van onze gemeenten heeft een nieuwe uitgave van de DKO vastgesteld. Wie nader kennis wil nemen van de inhoud van de DKO kan terecht bij de toen verschenen publicatie: de DKO met toelichting (verkrijgbaar bij het Bureau voor Kerkelijke Dienstverlening in Woerden). De slotbepaling van de DKO (art. 86) bepaalt dat - als het nut van de kerken dat vereist - de kerkorde gewijzigd kan en zelfs behoort te worden. Dat mag echter niet gebeuren door kerken afzonderlijk, maar alleen door een generale synode. Omdat er door tegenwerking van de provinciale overheden na 1618 geen landelijke synodes gehouden zijn, zijn er nadien geen wijzigingen aangebracht in de DKO. Overigens was de doorwerking van de DKO in de periode toch al beperkt, omdat in de meeste provincies de gewestelijke overheden eigen kerkordes hadden vastgesteld. Daarbij was de DKO wel vaak leidraad. Maar de wens van de landelijke kerk, dat de Staten-Generaal goedkeuring aan de DKO zouden geven en dat deze overal van toepassing zijn, is nooit gehonoreerd. Toen Koning Willem I in 1816 een nieuw reglement voor de Nederlandse Hervormde Kerk vaststelde, betekende dat ook het einde van de gelding van de DKO. De kerk kreeg een sterk centraal gezag. Hoe het verder ging met de DKO, willen we zien in de laatste bijdrage.

(wordt vervolgd)

J.T. van den Berg, Nunspeet

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 mei 2019

De Saambinder | 20 Pagina's

De DKO nader bezien

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 mei 2019

De Saambinder | 20 Pagina's