Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De anderen en wij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De anderen en wij

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het vooroordeel

De uitvoering van het Deltaplan èn de verstedelijking van het platteland hebben ten gevolge dat menig betrekkelijk gesloten dorp „opengebroken" is of zal worden. Nieuwe en andere mensen vestigen zich in de ons vertrouwde gemeenschap en deze vestiging of „import" heeft haar eigen problemen.

Het dorpssamenlevinkje wordt minder overzichtelijk voor de enkele mens: „vroeger kende je hier iedereen, maar tegenwoordig is dat heel anders". Een zekere weemoed klinkt in deze uitlating door.

De „import" woont meestal niet in de Voor-of Hoofdstraat, maar in nieuwe bungalows en arbeiderswoningen in nieuwe straten en laantjes, die cloor de oude kern wel eens — heel merkwaardig! — als „goddelozen"-laantjes worden aangeduid. De oude en cle nieuwe bevolking hebben — reeds voordat zij elkaar ontmoeten — een bepaalde (vage) voorstelling, een bepaald vooroordeel, van en t.o.v. elkaar.

„In de IJmond beschouwen de leden van de ene groep de leden van de andere groep als een „slag mensen" („een apart slag mensen", „mijn slag mensen niet", „een beroerd slag mensen") of als „volk" („naar volk", „rotvolk", „eigenaardig volk"). Men vindt elkaar „apart", „eigenaardig", en daardoor „beroerd", „naar", „rot". *)

Deze, verfijnde, „rassen"-discriminatie komt niet alleen in de IJmond, maar praktisch overal voor. Bijvoorbeeld: onze Gemeenten vormen in de kerkelijke volksmond vaak „de zwarte-kousenkerk". Met deze voorstelling, berustend op één fZameskledingstuk!, stellen tienduizenden zich tevreden. En dit ondanks het onmiskenbare feit, dat deze voorstelling in hoge mate met de werkelijkheid in strijd is. Maar elk paar nietzwarte kousen is dan slechts een uitzondering op een regel, die niet meer voor verandering vatbaar is. Hoe komt dit?

Wel, het beeld (de voorstelling) dat wij ons van de ander(en) vormen, vormen wij in overeenkomst met onze eigen behoeften en gevoelens. Onze vijanden b.v. moeten in onze ogen wel slecht, gemeen of onbetrouwbaar zijn, want wij hebben behoefte aan een rechtvaardiging van ónze vijandschap. Degene, die er niet dezelfde manieren op nahoudt als wij, noemen wij al spoedig „on"-gemanierd.

Wij hebben behoefte aan rechtvaardigen van onze levenstrant en onze levensopvattingen; daarom neigen wij ertoe tegenover de — van de onze afwijkende — levenspatronen een afwijzend standpunt in te nemen. Zó zijn onze manieren! In hoeverre ligt het aan onze ogen, dat de ander er zo lelijk uitziet?

De Amerikaanse hoogleraar Allport ontmoette in Oxford een student, die nog nooit in Amerika geweest was. Op een desbetreffende vraag antwoordde onze student: „I despise all Americans, but have never met one" (Ik minacht alle Amerikanen, maar ik heb er nooit één ontmoet). Het vooroordeel bestaat dus ook bij intellectuelen. Weliswaar kan het eigenbelang een bestaand vooroordeel doen veranderen. Allport merkt op: „Iemand kan denken, dat de Italianen primitief, onwetend en lawaaierig zijn, totdat hij verliefd wordt op een Italiaans meisje uit een beschaafd gezin. Hij ontdekt dan dat er méér soorten Italianen zijn".

Andere achtergronden

Door het vooroordeel onderscheidt de mens zich van het dier. Hij vormt zich een voorstelling van de mensen, gebeurtenissen en dingen in zijn naaste omgeving en daarbuiten. En dit vaak onafhankelijk van voldoende informatie hieromtrent. Geen enkel mens is on-bevooroordeeld. Het grootste vooroordeel is: menen, dat men geen vooroordeel heeft! Het vooroordeel vergemakkelijkt onze waarneming en ons gedrag, zij maakt onze aanpassing aan het leven gemakkelijker.

In het merendeel van de gevallen gaat het niet zo, dat we eerst kijken en dan oordelen. Neen, we oordelen eerst (denk aan genoemde student) en dan pas kijken we. Een vrachtwagenchauffeur op internationale routes zei me onlangs: „Die fransen, 't is een raar volk. Maar als je ze beter leert kennen, valt het erg mee". Zijn (ongunstig) vooroordeel temperde hij door een nadere kennismaking met dat volk. Het viel hem mee. Ons vooroordeel kan echter ook gunstig zijn. Hoevele mensen zijn er immers niet a.h.w. verliefd op alles wat „buitenlands" en „nieuw" is, zonder dat zij dit hebben leren kennen?

Verder heeft de mens de neiging bepaalde persoonlijke eigenschappen, waarvan hij het bestaan niet wil erkennen, aan andere mensen toe te schrijven. Zo zal iemand, die onverdraagzaam is, maar dit niet wil erkennen, geneigd zijn andere mensen in overdreven mate onverdraagzaam te vinden.

Tenslotte blijkt, dat ons persoonlijk vooroordeel zich moeilijk wijzigt, ook al wordt het door de feiten weersproken. Hoevele mensen zijn er niet, die het moeilijk valt in een lid van een andere kerkformatie — ondanks het levende getuigenis van zo'n lid èn de instemming van hun hart — een kind des HEEREN te herkennen, omdat die kerkformatie belast is met de naam „juichend christendom", „uitgetredenen", „zwarte-kousen-kerk", „mensen met een gestolen Jezus" etc. etc.?

Hoewel het vooroordeel persoonlijk is, wordt het ook gevormd door de groep (en) waartoen wij behoren. Ieder mens heeft de behoefte zich aan zijn eigen groep (gezin, kerk etc.) aan te passen, om door zijn groep geaccepteerd te worden. Dus ook de behoefte om zijn vooroordeel te laten vormen door dat van de groep.

Petrus moest door God gedwongen worden om naar de heiden Cornelius te gaan, ondanks de opdracht om het Evangelie aan alle creaturen te prediken. Zo sterk was voor hem het ongunstige Joodse groepsvooroordeel t.o.v. de „heidenen".

Uit deze geschiedenis blijkt ook, dat wij sterk geneigd zijn om afzonderlijke personen te beoordelen naar de groep of groepen, waartoe zij behoren. Doorgaans acht men iemand bij voorbaat verstandig of origineel, onsympathiek of dom op grond van het feit, dat hij of zij tot een bepaalde groep behoort, die men goed of slecht gezind is. Deze gezindheid zal in vele gevallen echter berusten op de critiekloos aanvaarde normen van de eigen groep.

Ons vooroordeel bezit een grote taaiheid. Het vrijwel geheel ontbreken van ervaringskennis betekent voor ons echter geen enkel bezwaar om volledig overtuigd te zijn van de juistheid van onze opvattingen, zonder ook maar enige twijfel te voelen opkomen.

De gevolgen van het vooroordeel

Op grond van een (ongunstig) vooroordeel is de Heere Jezus vermoord, zijn

miljoenen Joden in concentratiekampen „ausradiert", worden gekleurde mensen laaghartig bejegend, zijn kerkscheuringen bijna onherstelbaar en leidt menig mens een verwoest leven.

Op grond van een (gunstig) vooroordeel knielen honderdduizenden voor het communisme, acht menig blanke zich superieur t.a.v. de „zwartjes'", volgen duizenden hun geestelijke leiders — als het moet — tot in de dood, en roept menig kerkmens: „Des HEEREN tempel, des HEEREN tempel, is deze!". En wat doen wij, dus u en ik? Worden wij beheérst door onze vooroordelen öf door het Woord Gods? Is Zijn oordeel over ons voor ons het enige gezaghebbende in onze persoonlijke verhouding tot Hem en onze naasten? Jezus verstoorde alle vooroordelen en werd gerekend tot hen, die met de zondaren eten. Alléén door Zijn Woord èn Geest kunnen we onze vooroordelen leren kennen, ook onze vooroordelen t.o.v. Zijn Woord.

Het gaat er ook om, dat wij ons vooroordeel laten corrigeren door de feiten en dat we er steeds op bedacht zijn dat we bevooroordeeld zijn. Het besef van deze dingen zal ons misschien voorzichtiger maken en milder in ons oordeel, daar we de beperktheid hiervan in gaan zien.

Er zijn terdege verschillen tussen de mensen en groepen. Maar deze verschillen komen doorgaans niet tot hun recht, worden verscherpt (kerkisme) of vertroebeld (valse oecumene) door het menselijk vooroordeel.

Hij, Die onze goddeloosheid — ook die in ons vooroordeel — kent, heeft ons bevolen: „Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt". En belooft ons: „Want met welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en met welke maat gij meet, zal u wedergemeten worden".


„De IJmond van streek tot stad; een sociologisch onderzoek in een gebied in structuurverandering" 1960.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1961

Daniel | 8 Pagina's

De anderen en wij

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1961

Daniel | 8 Pagina's