Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De praktijk der godzaligheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De praktijk der godzaligheid

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het avondmaalsformulier (4)

”Geliefden in de Heere Jezus Christus…” Aldus het begin van het formulier. Zo is dus de aanspraak van degenen tot wie de inhoud van dit avondmaalsformulier is gericht. Ik heb u eerder beloofd dat we in deze artikelen naar de woorden van het formulier gaan luisteren. We zullen proberen er aandachtig naar te luisteren. Daarom slaan we die eerste woorden ook niet klakkeloos over. We mogen aannemen dat de samensteller ze bewust zo heeft neergeschreven.

Deze aanspraak is niet zonder betekenis. Ze wordt de dienaar van het Woord in de mond gelegd. Tot wie richt die dienaar zich? De vraag is: tot de gemeente of tot een deel van de gemeente? Spreekt hij Gods kinderen aan die op dat moment onder zijn gehoor zijn? Richt hij zich tot degenen die uit genade mogen weten dat zij door het geloof de Heere toebehoren en geliefde kinderen van God zijn? Ongetwijfeld zijn zij degenen die worden aangesproken. Het volk van God, Gods levende kerk. De ware christgelovigen die heel hun zaligheid leerden verwachten in Christus Jezus. Die door Zijn bloed gewassen zijn en geheiligd door Christus Jezus.

Toch zou ik de grens van de aangesprokenen breder willen trekken. ”Geliefden in de Heere Jezus Christus… - dat wordt gezegd tot de gemeente waar de tafel des Heeren staat aangericht. Tot de hele gemeente. Opdat heel de gemeente zou horen dat het Heilig Avondmaal een instelling van Christus is. Opdat tot heel de gemeente de oproep tot waarachtige zelfbeproeving zou komen. Opdat ook ieder bekend zou zijn met het hoge doel van het sacrament, namelijk ”dat we het tot dat einde (doel) richten waartoe de Heere Christus het geordineerd heeft, namelijk: tot Zijn gedachtenis.”

Er is een overeenkomst met het begin van het doopsformulier. Als daarin op enig moment de ouders persoonlijk worden aangesproken, klinkt het ook: ”Geliefden in de Heere Christus.” Tot elk ouderpaar dat zijn kind bij de doopvont brengt, klinken deze woorden. Beter gezegd: daarmee wordt de gemeente aangesproken die naar Gods Naam is genoemd en die ook in Zijn Naam samenkomt. Het is immers de christelijke kerk in haar zichtbare gestalte aan wie de Heere Jezus de twee sacramenten heeft gegeven.

apostolisch

Is het ook een bijbelse aanduiding? De aanspraak die in het avondmaalsformulier wordt gebezigd, vinden we zo letterlijk niet in de Bijbel. Wel treffen we met name aan het begin van de brieven van Paulus uitdrukkingen aan die hieraan herinneren. De gemeente van Rome spreekt hij aan als ”geliefden Gods en geroepen heiligen” [1: 7]. Elders lezen we ”de geheiligden in Christus Jezus, de geroepen heiligen” en ”de gemeente Gods” [1 Kor. 1: 2 en 2 Kor. 1: 1], Om nog een plaats te citeren: ”de gemeente der Thessalonicenzen, welke is in God de Vader en de Heere Jezus Christus” [1 Thess. 1:1].

Door de gemeente aan te spreken met geliefden, bedoelt de apostel niet alleen dat hij zelf een innige band van liefde en genegenheid met haar heeft. Maar ongetwijfeld vooral dat hij de gemeente beschouwt als de gemeenschap op aarde die door de Heere geliefd wordt. Als Paulus de mannen in Efeze vermaant dat ze hun vrouwen dienen lief te hebben, voegt hij eraan toe ”gelijk ook Christus de gemeente heeft liefgehad en Zichzelf voor haar heeft overgegeven” [5: 25]. Sprekend over de innige band van het huwelijk zegt de apostel: ”deze verborgenheid is groot, doch ik zeg dit, ziende op Christus en de gemeente” [5: 32]. De apostel is niet terughoudend om de gemeente in haar wezen aan te spreken.

Maar, zo vraagt deze of gene zich misschien af, hield de apostel Paulus de hele gemeente dan in beginsel voor wedergeboren kinderen van God? En, wat ons formulier betreft, gingen onze vaderen dan niet uit van een al te optimistisch beeld van de gemeente? Bedoelden zij soms dat ieder die tot de gemeente behoort nu ook vanzelfsprekend deelt in de zaligheid die in de Heere Jezus te vinden is en van Hem ontvangen wordt? Mag dat de veronderstelling zijn? Bijvoorbeeld totdat het tegendeel blijkt?

Nee, laat het duidelijk zijn, zo is het niet. Dat laat het vervolg van dit formulier wel zien. De bijbelse toetssteen wordt overduidelijk aangedragen: ”een ieder beproeve zichzelf…” De maatstaf tot de waarachtige zelfbeproeving wordt aangereikt door middel van de drie stukken die in het formulier worden uiteengezet. Aangereikt aan allen en een ieder. Olevianus en de anderen hadden een reëel beeld van wie de mens is. Hij is een mens die van nature buiten het paradijs leeft en die alleen door het wonder van Gods genade behouden kan worden. Het behoren tot de zichtbare kerk levert geen enkele kwaliteit op.

Maar het gaat hier om iets anders. In het spoor van de apostelen gaven onze vaderen hoog op van de christelijke gemeente als zodanig. Zij is de zichtbare gestalte van Gods kerk op aarde, van Christus’ bruid, van de kudde waarvan Hij de Herder is. Wanneer de gemeente samenkomt, is dat niet zoiets als een evangelisatiesamenkomst, of een verzameling heidenen met een enkele ware christen ertussen. Nee, het is de gemeente Gods die in de Naam des Heeren bijeen is.

Natuurlijk wisten ook Olevianus en de anderen wel dat er twee-erlei kinderen des verbonds zijn. Natuurlijk erkenden ze dat er op de akker van de kerk niet alleen tarwe maar ook onkruid groeit. Al te zeer wisten ze dat er hypocrieten zijn tussen de kinderen Gods. De gemeente op aarde is een gemengde schare. Maar ondanks dat spraken ze de zichtbare gemeente die onder de prediking was samengekomen aan als ”geliefden in de Heere Jezus Christus.” Zoals de Vader van de verloren zoon zijn oudste, onbekeerlijke jongen toespreekt als: ”kind, al het Mijne is het uwe…”

niet vrijblijvend

Het laat zien dat we nooit vrijblijvend in de kerk kunnen zitten. En ook dat we niet zomaar daarvandaan kunnen blijven. Het behoren tot de christelijke gemeente brengt een zware verplichting en een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Het hangt samen met het grote voorrecht om tot die gemeente te behoren.

Dat laat deze aanspraak zien. Ook onder ons komt het nog wel voor dat er leden van de gemeente zijn die op een avondmaalszondag hun plaats leeg laten. Ze zijn doorgaans trouwe kerkgangers. Ze missen eigenlijk nooit. Maar staat de tafel van Gods verbond aangericht, dan zijn ze er niet. Daarop aangesproken, klinken er diverse excuses. “Ik kan zelf niet aangaan, dus daarom blijf ik dit keer maar weg.” Zelfs kan de aangevoerde reden gelegen zijn in anderen die wel aangaan. Men stoort zich aan hen en hun avondmaalsgang. En ondertussen is het gevaar groot dat men zich innerlijk verheft boven die ander. Een dergelijke houding laat in ieder geval zien dat men zich niet realiseert wat het betekent om tot de gemeente te behoren. De aanspraak “geliefden in de Heere Jezus Christus” geldt als een spiegel voor iedereen. Er ligt een appèl in, een dringende vraag: “Ben je het ook? Ben je het ook echt? Ben je het door genade geworden?” Goed beschouwd bedoelt deze aanspraak al te brengen tot de zelfbeproeving voor Gods aangezicht. Zoals de Heere het door de dienst van één van Zijn profeten zo dringend en zo teer vroeg aan het afkerige volk: “Als Ik dan een Vader ben — en Ik ben het! — waar is dan Mijn eer? Waar is dan Mijn erkenning?”

Ik zou deze aanspraak willen vergelijken met de aanhef van de Wet der tien geboden. Overbekend, omdat die woorden elke zondagmorgen in de eredienst klinken. “Ik ben de Heere, uw God, die u uit Egypteland, uit het diensthuis uitgeleid heb…” De Heere maakte Zich aan Zijn volk Israël bekend als de Redder uit het slavenhuis, de Zaligmaker van verlorenen. En dat, terwijl de Heere volmaakt wist, dat het nog maar een ogenblik zou duren, of dat zelfde volk zou voor zich een gouden kalf maken en zich daarvoor neerbuigen. Maar dat nam niet weg dat Hij Zich zo openbaarde: “… de Heere, uw God…”, een woord tot het hele volk. “Een schat van evangelische genade, gedolven uit de berg Sinaï”, zo typeerde Ebenezer Erskine deze woorden. Zo preekte hij er ook over. Temidden van Zijn gemeente legt de Heere de goudaders van Zijn genade bloot. Hij laat ze door Zijn dienaren opdelven. Die schatten mogen worden uitgestald, ja zelfs worden aangeboden. Aan allen en een ieder. Tegelijkertijd voltrekt zich echter ook een scheiding. Een scheiding binnen de gemeente. Want wie zullen er daadwerkelijk het profijt van dit gedolven goud ontvangen? Geen anderen dan armen en behoeftigen. Om te voorzien in hun grote nood. Want armen worden met goederen vervuld. Maar rijken worden leeg heengezonden. Daarom is het ook zo hoogst ernstig als kinderen van het Koninkrijk zich stoten aan de aangeboden genade en in onbekeerlijkheid en ongeloof hun weg vervolgen.

Zalig, voor wie het een wonder is. Voor wie die eerste woorden van het Avondmaalsformulier gouden woorden worden. Juwelen uit de schatkamer van Christus. “Geliefden in de Heere Jezus Christus…” Wordt dat tot mij gezegd? Dan moet dat wel eenzijdig van Boven zijn. Want dat heb ik me niet waardig gemaakt. Vanuit deze enkele woorden lopen de lijnen al naar de betekende zaak van de Heilige Dis. Met deze eerste woorden moge het hart van de godvruchtige avondmaalganger al gaande gemaakt worden. In de belijdenis: “Want Christus, als wij nog krachteloos waren, is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven. (…) God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaren waren” [Rom. 5: 6, 8].

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 oktober 2008

Bewaar het pand | 12 Pagina's

De praktijk der godzaligheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 oktober 2008

Bewaar het pand | 12 Pagina's