Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De gemeente spiegel van gods Wijsheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De gemeente spiegel van gods Wijsheid

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

G. Biesbroek

Opdat nu door de gemeente bekend gemaakt worde aan de overheden en de machten in de hemel de veelvuldige wijsheid Gods. (Efeze 3 : 10)

Men heeft vaak gezegd dat het grote thema van de brief van Paulus aan de Efeziërs is de gemeente van Jezus Christus.

Dit in tegenstelling tot de brief aan de Romeinen, die het meer heeft over de rechtvaardiging, de heiliging en de verlossing van de individuele gelovige. Zo zou men het kunnen stellen.

Hoewel de aanduiding van de gemeente als lichaam van Christus in de brief aan de Romeinen niet ontbreekt (12 : 4 vv), is het toch opvallend, dat Paulus in de brief aan de Efeziërs veel méér de nadruk legt op de betekenis van de gemeente, en b.v. in hoofdstuk 4 de beeldspraak van het lichaam meer uitwerkt. Maar juist in het tweede deel van dat hoofdstuk ontbreken inzake de vernieuwing en de heiliging van het leven de persoonlijke vermaningen niet.

We mogen dus genoemde tegenstelling niet op de spits drijven. In de brieven van Paulus vinden we geen strakke systematiek, al zijn die aan de Romeinen en de Efeziërs, ieder op zijn wijze en om verschillende reden, meer algemeen van aard dan de andere. Dit neemt niet weg, dat we de brief aan de Efeziërs de brief over de gemeente mogen noemen.

Deze brief heeft de vraag opgeroepen, of hij wel aan de gemeente van Efeze was gericht. De apostel geeft er geen blijk van iemand te Efeze te kennen. De gebruikelijke groeten ontbreken. Dat is vreemd. Want Paulus heeft er wel drie jaar gewerkt (Hand. 20:31). De belangrijkste handschriften missen in 1 : 1 de woorden 'te Efeze'. Zijn die later ingevoegd, dan moet daar toch wel een reden voor zijn geweest. Velen zijn aanhangers van de hypothese, dat de apostel deze brief geschreven heeft met het oog op een kring van gemeenten in Klein-Azië, een rondzendbrief, die later te Efeze bewaard werd. Dit zou verklaren waarom deze brief meer algemeen van aard is.

Paulus schreef hem tijdens een periode van gevangenschap. Het is niet met zekerheid te zeggen waar en in welke tijd.

Het meest waarschijnlijk is, dat hij schreef toen hij te Rome gevangen werd gehouden. We moeten dan denken aan de periode, die wordt genoemd in Hand. 28 : 30 (61-63 na Chr.).

In ieder geval betreft het een tijd, waarin de apostel er niet op uit kon gaan om de gemeenten te bezoeken. Wellicht heeft dat hem gestimuleerd om des te meer na te denken over het wezen, de plaats en de opdracht van de gemeente van Jezus Christus.

De tekst maakt deel uit van een brief, waarin Paulus geweldige en rijke dingen heeft mogen schrijven over de gemeente van Christus.

Dat is des te opvallender, omdat zijn eigen positie naar de mens gesproken niet was om over te juichen, en ook het concrete leven van de gemeente geen aanleiding gaf tot het koesteren van hooggestemde verwachtingen.

In ander verband schreef hij eens, dat behoudens de dingen, die van buiten af op hem aankwamen, hij dagelijks overvallen werd door de zorg van al de gemeenten (2 Kor. 11 : 28). Het vermanende gedeelte van de brief aan de Efeziërs geeft aan van welke aard die zorgen geweest kunnen zijn. De gemeenten waren geen ideale gemeenten, waarin het geloof, de hoop en de liefde optimaal functioneerden.

Maar noch Paulus' eigen omstandigheden, noch de stand en de toestand in de gemeenten verhinderden hem de gemeente te zien als de gemeente, die in Jezus Christus de rijke genade van God heeft ontvangen, de inwoning van de Heilige Geest, en de belofte van Zijn toekomst.

Hij pint haar niet vast op wat zij is in zichzelf, in haar gebrekkigheid en geestelijke onvolwassenheid, maar ziet haar in Christus, in Wie God haar heeft verkoren voor de grondlegging der wereld (1:4). Hij ziet haar aan in Christus, Die voor haar gestorven is, en opgewekt, en verhoogd aan de rechterhand van de Vader, Die Hem haar gegeven heeft tot een Hoofd boven alle dingen, van Wie zij het lichaam mag zijn, vervuld van Hem (1 : 22, 23).

De tekst behoort tot de pericoop 3 : 1-13, die vrij algemeen gezien wordt als een tussenstuk. In 3 : 14 vat Paulus dan de draad van hoofdstuk 2 weer op.

In dit tussenstuk heeft de apostel niet alleen de gemeente in het oog, maar ziet hij ook zichzelf in het ambt, dat God hem met betrekking tot de gemeente gegeven heeft.

Paulus schrijft, dat hij de gevangene van Christus Jezus is, terwille van Hem en voor hen, die heidenen zijn.

God heeft hem een bijzondere oikonomia, bediening, gegeven met betrekking tot hen. Niet alleen schonk God hem een bijzonder inzicht in het heilsmysterie van Christus, zoals God dat nu door de Geest heeft geopenbaard aan zijn heilige apostelen en profeten (4, 5), maar Hij heeft Paulus ook door openbaring bekend gemaakt de verborgenheid, dat het heil in Christus niet alleen voor de Joden is, maar ook voor de heidenen; dat die mede-erfgenamen zijn.

mede het lichaam van Christus vormen, en mede deelgenoten zijn van de belofte in Christus door het Evangelie.

Van dat Evangelie is hij een dienaar geworden. Hij is dat niet waard, maar het is het genadegeschenk van God, dat Hij hem gegeven heeft overeenkomstig de werking van Zijn kracht. De apostel duidt hiermee aan het machtige ingrijpen van God in zijn leven, dat hem tot bekering heeft gebracht en waardoor hij nog steeds tot dit dienaar zijn wordt bekwaamd.

Het is niet Paulus' bedoeling zich boven de andere apostelen te stellen. Hij noemt zich hier niet de minste van de apostelen zoals in 1 Kor. 15:9, maar zelfs de minste van de minsten onder de heiligen. Nooit is hij vergeten, dat hij eertijds een vijand was, die de heiligen vervolgd heeft en bevonden werd tegen Christus te strijden.

In verwondering en aanbidding schrijft hij: 'Mij is deze genade gegeven, om door het Evangelie onder de heidenen te verkondigen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus'.

Zo mag hij voor allen in het licht stellen de oikonomia, de bediening van het heilsgeheim. Deze uitdrukking wijst wat het woord 'bediening' betreft op de bijzondere roeping van Paulus om de heidenen het Evangelie te verkondigen, terwijl het woord 'verborgenheid' slaat op de inhoud van de boodschap (zie ook vers 4: de verborgenheid van Christus).

Van dit heilsmysterie zegt Paulus, dat het van alle eeuwen verborgen is geweest in God, Die alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus. Wat wil hij hiermee zeggen?

Dat wat God, de Schepper van alle dingen, in zijn vrijmacht van eeuwigheid af in Zich verborgen heeft gehouden ten aanzien van de verlossing van Joden èn heidenen, nu is geopenbaard door de persoon en het werk van Christus, nu wordt verkondigd in de wereld, nü wordt uitgewerkt in de gemeente, zodat de gemeente van Christus als de schouwplaats van de veelvuldige wijsheid van God, deze bekend maakt aan de overheden en de machten in de hemel.

De vraag is wie met die overheden en machten in de hemelse gewesten zijn bedoeld.

Men heeft wel gedacht aan de demonen, de geestelijke boosheden in de lucht (cf. 6 : 12, waar eveneens en tois epouraniois staat).

Maar hoewel dit niet uit te sluiten is, lijkt het waarschijnlijker, dat we in dit verband moeten denken niet aan de gevallen engelen, maar aan de goede engelen, van wie we in 1 Petr. 1:12 lezen, dat zij begerig zijn een blik te slaan in wat God in Christus, door Zijn Geest en Woord, aan de gemeente schenkt en in de gemeente doet.

De passieve vorm waarin de apostel over deze taak van de gemeente spreekt, maakt duidelijk, dat zij de veelvuldige wijsheid van God aan de overheden en machten in de hemel niet predikt, maar toont.

Daarom zet ik als thema bij deze tekst: De gemeente spiegel van Gods wijsheid.

Ik ontleen deze woorden aan Calvijn, die de zin van de tekst zo weergeeft: 'De gemeente, uit de Joden en de heidenen verzameld, is als een spiegel, waarin de engelen de wondere wijsheid van God aanschouwen, die zij tevoren niet wisten'.

Het kan ook op een andere manier worden omschreven.

Als H. Ridderbos het in zijn boek Paulus, ontwerp van zijn theologie heeft over de gemeente als pleroma (dominium) van Christus (1 : 23), dan zegt hij: nze tekst citerend, 'De volheid van de gemeente openbaart de alles omvattende en alles te bovengaande macht en genade van Christus. Zij is een profetie en representatie van het hemel en aarde omvattende heilswerk van Christus'.

Door dit te zijn, weerspiegelt dus de gemeente de veelkleurige wijsheid van God. Zo is zij tót lof en prijs van Hem. Daarom bidt Paulus voor haar, zo lezen we in de volgende pericoop, dat zij door de kennis van de liefde van Christus vervuld wordt tot die volheid en volkomenheid, waartoe God haar bestemd heeft, en besluit hij zijn lofprijzing met de woorden:

'Hem zij de heerlijkheid in de gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot in alle eeuwigheid. Amen'.

Zo is het, schrijft Paulus in onmiddellijk vervolg op de tekst, naar het eeuwig voornemen, dat God gemaakt heeft en realiseert in Christus Jezus, onze Heere.

Het kan de schijn hebben, dat de verzen 12 en 13 geen rechtstreeks verband hebben met wat voorafgaat. Toch is dat wel zo.

Want de realisering van het eeuwig voornemen van God ten aanzien van de gemeente gebeurt door middel van het vrijmoedig toegaan met vertrouwen, niet gegrond op het volbrengen van de wet, maar door het geloof in Christus. En dit toegaan door het geloof is de vrucht van het Evangelie der verzoening, waarvan Paulus door Gods genade een dienaar is.

In het slot van de pericoop is de apostel weer terug bij het begin. Hij is een gevangene, niet als een misdadiger, maar als dienaar van Jezus Christus. Voor hen! Daarom vraagt hij hen dringend de moed niet op te geven naar aanleiding van zijn verdrukkingen. Die zijn immers een eer voor hen. Zij bevestigen de oprechtheid van zijn evangelieprediking en de waarachtigheid van de boodschap. Hierdoor moge de gemeente gesterkt worden in het geloof. Dan zal zij des te klaarder weerspiegelen de veelvuldige wijsheid van God, zodat niet alleen de wereld die erkent, maar ook de overheden en de machten in de hemel haar roemen.

Zien wij zo de tekst in het verband met het thema van de brief en in de context van de pericoop, dan gaat de zin van deze woorden voor ons open. De gemeente van Jezus Christus, die de vrucht is van de verkondiging van het Evangelie aan Joden en heidenen, is de spiegel van de veelvuldige wijsheid Gods, zodat deze aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten bekend wordt, en niet alleen in de wereld om haar heen. De veelvuldige wijsheid van God schittert in alles wat Hij door Zijn Geest en Woord aan

de gemeente schenkt en in haar werkt, tot verheerlijking van Zijn Naam. Zij is de openbaring van de verborgenheid, van het heilsgeheim in Christus.

Allerlei aspecten daarvan heeft de apostel in deze brief genoemd. Te wijzen is o.a. op de verkiezing van de gemeente in Christus; de begenadiging in de Geliefde, de verlossing door Zijn bloed; de vervulling met Zijn Geest, die het zegel is van het kindschap Gods, en het voorschot op de erfenis die wacht, de volkomen verlossing; de gemeenschap met de verhoogde Christus, Die zij heeft mogen ontvangen als haar Hoofd, met Wie haar leden, hoewel van nature dood door de misdaden en zonden, opgewekt zijn tot een nieuw leven en met Hem gezet in de hemel, van Wie zij de gaven en de ambten ontvangen tot opbouw van het lichaam van Christus; in Wie de gemeente één is, hoewel zij bestaat uit Joden en heidenen.

Op grond van dit spectrum van de veelvuldige wijsheid van God, die door het geloof in Christus in de gemeente tot openbaring komt, is zij aan te spreken in opwekking en vermaning, zoals Paulus in het tweede gedeelte van zijn brief doet.

Het is nodig dit alles na te speuren en te overdenken.

Wanneer wij terneergeslagen worden bij het zien van de grote afstand, die er is tussen de concrete gemeente van vandaag en de geweldige woorden van de Schrift over de gemeente van Christus, laten we dan bedenken dat de apostel Paulus niet zijn knieën boog omdat de gemeenten, waaraan hij schreef, volmaakt waren en tot de volle wasdom van het geloof gekomen, maar juist opdat God het ze in Christus door Zijn Geest zou geven (16 vv). Laten we zijn voorbeeld volgen door in eenzelfde ijver voor de gemeente te bidden om de verheerlijking van Gods Naam in haar midden.

En laten we ook niet vergeten te bidden om de genadegave, door het Evangelie de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te mogen verkondigen (8).

Het moet ons immers niet verbazen, dat een arme prediking geen gemeente te zien geeft, die de spiegel is van de veelvuldige wijsheid Gods.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1980

Theologia Reformata | 72 Pagina's

De gemeente spiegel van gods Wijsheid

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 1980

Theologia Reformata | 72 Pagina's