Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SAMENVATTING VAN DE TOESPRAAK OVER 1 TIMOTHEÜS 6:12A

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SAMENVATTING VAN DE TOESPRAAK OVER 1 TIMOTHEÜS 6:12A

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt’.

Het leven van de apostel Paulus stond in het teken van strijd. Als hij aan het slot van de 2e Timotheüsbrief terugkijkt op zijn leven, dan zegt hij: ik heb de goede strijd gestreden. Paulus gebruikt een woord dat betekent: schoon, dierbaar, mooi. Hij moest dat bijvoeglijk naamwoord wel gebruiken, want elk mens heeft strijd. Job zegt: Heeft niet de mens een strijd op de aarde?

Voor zijn bekering streed Paulus ook, heel ijverig zelfs. In Handelingen 26 zegt hij: ik meende waarlijk bij mij-zelven, dat ik tegen den Naam van Jezus van Nazareth vele wederpartij-dige dingen moest doen. Maar middenin in die kwade strijd werd hij genadig neergeslagen door Koning Jezus. Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? Dat was een vreselijke ontdekking voor hem. Hij, de strijder voor de oude waarheid, een strijder tegen dé Waarheid!

Hebben wij het al gezien, dat wij van nature de kwade strijd strijden? Al zijn we misschien erg godsdienstig, dan kunnen we toch nog een vijand zijn. Het bedenken des vieses is immers vijandschap tegen God. En als we in vleselijke gerustheid doorleven en niet écht geloven dat we de eeuwige dood hebben verdiend, als er geen droefheid over de zonde naar God is en Christus niet nodig hebben tot verzoening van de schuld. Dan is al onze godsdienst vijandschap tegen God. Wie niet vóór Mij is, die is tégen Mij.

Hoe kan dat veranderen? Paulus zegt in onze tekst: Strijd de goede strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, waartoe gij ook geroepen zijt. Paulus wijst Timotheüs erop dat hij geroepen is tot de goede strijd. Door het Woord allereerst. Strijdt om in te gaan door de enge poort.

Ieder mens strijdt; om te léven. Maar die strijd verliezen we. Want wij hebben geen geweer in die strijd. En daarom is die strijd niet de goede strijd. De goede strijd wordt gekenmerkt door het goede einddoel. Ingaan door de enge poort, of zoals Paulus in onze tekst zegt: grijp naar het eeuwige leven.

De twee vermaningen in onze tekst zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. ‘Strijden’ en ‘grijpen’. Het grijpen naar het eeuwige leven dat is een nadere aanduiding van de strijd des geloofs. Strijd den goede strijd des geloofs, (dat wil zeggen:) grijp naar het eeuwige leven.

Paulus gebruikt in zijn brieven zowel het beeld van een kampvechter in de arena, als van een hardloper in de renbaan. In onze tekst wijst hij op een atleet, een hardloper. Iemand die er alles aan doet om als eerste bij het eindpunt te zijn. Grijp naar het eeuwige leven. In die tijd hing er bij de finish een lauwerkrans en de hardloper die er het eerst was, die greep die lauwerkrans. En als die prijs niet alles voor hem betekende, dan greep hij mis. En dat geldt nu ook in die geestelijke strijd. Dat moeteen dòel hebben. Het eeuwige leven. En als we daar niet met inspanning van al onze krachten mee bezig zijn, dan grijpen we mis. Hebt u al ernst met die welmenende en ernstige roeping tot de zaligheid gemaakt? Als we dat doen, echt alles op alles gaan zetten om dat eeuwige leven te grijpen, dan komen we er al snel achter dat de strijd des geloofs een zeer zware strijd is. Dan krijgen we te maken met tegenstanders. Daar is de wereld, met al zijn verleidingen en zorgvuldigheden. Daar is de duivel, de mensenmoordenaar, die een mens het eeuwige leven niet gunt. De grootste vijand, die zit van binnen: het eigen, verdorven ik. Het vlees dat een verbond heeft gesloten met de duivel en de wereld tegen God.

En als je nu écht gaat proberen om te strijden, om te grijpen naar dat eeuwige leven. Dan krijg je met die vijanden te maken. Strijd de goede strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven. Jawel, maar niet in eigen kracht. Dan verliezen we die strijd. En daarom zegt Paulus ergens anders: ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben. Want hoe kan een mens grijpen, als hij zelf niet eerst gegrepen is? Hoe kan een mens aannemen, als hij zelf niet eerst aangenomen is? Hoe kan een mens geloven, d.w.z.: leunen en steunen op God als hij niet door diezelfde God gedragen wordt? Het wordt de lopers op de renbaan duidelijk: het is niet desgenen die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods.

Daarom, die roeping waar Paulus hierover spreekt, dat is niet alleen de algemene en uitwendige roeping door het Woord. Maar het geheim achter het strijden van die goede strijd en dat grijpen naar het eeuwige leven, dat ligt in de inwendige, krachtdadige en onwederstandelijke roeping door de Geest. Vanuit Zijn eeuwig welbehagen roept God mensen in het strijdperk. Ze worden geroepen uit de dood tot het leven. Uit de duisternis tot het licht. Uit het kamp van de duivel onder de banier van Koning Jezus. En die geestelijke, inwendige roeping, de levendmaking, die is onmisbaar om de goede strijd te kunnen strijden en om te kunnen grijpen naar het eeuwige leven. En in die inwendige roeping ligt ook de bekwaamheid tot het strijden en tot het grijpen. Want van die roeping geldt: Hij die roept, is getrouw, Die het ook doen zal.

En iedereen die uitwendig geroepen is, moet zichzelf onderzoeken of hij ook al inwendig geroepen is.

Of hij het werk van de Heilige Geest in zijn leven kan herkennen. Of we niet alleen door het Woord tot die strijd geroépen worden, maar of we ook herkennen wat Paulus zegt in Galaten 5 Want het vlees begeert tegen den Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkander, alzo dat gii niet doet, hetgeen gij wildet. Dan ga je opmerken, dat je vleselijk bent, en verkocht onder de zonde. Dan krijg je er last van. En al heb je er dan nog geen erg in dat Gods Geest in je bezig is, maar je hebt er wél erg in dat het allemaal zo makkelijk niet meer gaat, dat zondigen en dat begeren. Je komt er dan ook pas goed achter dat er een duivel is Na zijn bekering, na de meest uitnemende openbaringen kreeg Paulus te maken met een engel des satans, die hem met vuisten sloeg. Hij moest in de goede strijd leren leven van Gods genade. Mijn genade is u genoeg. Dat betekent overigens niet dat een mens in de strijd geen taak heeft. In Efeze 6 spreekt Paulus over de wapenrusting Gods. En dan wijst hij op de uitrusting van een kampvechter. Die heeft een zwaard, een schild, een helm, schoeisel en een harnas. U begrijpt, ik kan daar nu niet bij stilstaan, maar samengevat kan gezegd worden dat Christus de wapenrusting Gods is. En datzelfde geldt van onze tekst. Strijd de goede strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven. Het is alles Christus in die tekst. Om het eeuwige leven te kunnen grijpen hebben we Christus nodig. Hij is het Middel tot dat leven en tegelijkertijd is Hij ook het Leven zelf. Want dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen en Jezus Christus dien Gij gezonden hebt.

Niet alleen is de goede strijd een strijd fn het geloof, maar het is ook een strijd óm het geloof. De strijd des geloofs is niet alleen ter verkrijging van het eeuwige leven, maar het is ook een opkomen voor en een verdedigen van Gods Woord. Paulus spreekt Timotheüs in vers 11 aan als ‘mens Gods’. En die aanspraak herin-nert aan de Oudtestamentische uitdrukking ‘man Gods’, waarmee de gezanten van God werden aangeduid, de engelen en de profeten Gezanten van God, die geroepen waren om het Woord van God te brengen. Timotheüs wordt door Paulus in de rij van de Godsgezanten van het Oude Testament geplaatst Op meerdere momenten in deze brief wijst Paulus hem op zijn verantwoordelijkheid, o.a. in hoofdstuk 6:20 0 Timótheüs, bewaar het pand u toebetrouwd, een af keer hebbende van het ongoddelijk ijdel-roepen.

De Stichting Bewaar het Pand is bijna 40 jaar geleden in ons kerkverband opgericht tot bevordering van de handhaving van de oude Gereformeerde beginselen. Met dankbaarheid mogen we zien dat zowel het blad als de Panddagen door de jaren heen behoudend en samenbindend hebben gewerkt. Veel is er in die achterliggende jaren geschreven er gesproken. Maar ondanks dat gaan de ontwikkelingen door. Het kan m.n voor de oude garde weleens ontmoedigend zijn, als ze zien dat ons kerkverband op dit moment verder weg is van de oude Gereformeerde beginselen dan 40 jaar geleden. In toenemende mate is er oppervlakkigheid en wereldgelijkvormigheid te bespeuren. Veel Pandgemeenten zijn ‘van kleur verschoten’. En erger zelfs. Openlijk wordt er afstand genomen van de dingen die onder ons volkomen zekerheid hadden. Strijd de goede strijd des geloofs! We zullen daad-krachtig en duidelijk moeten blijven spreken en optreden. Dat heeft Paulus ook gedaan. Die durfde uit te spreken dat hij Hymeneüs en Alexander aan de satan over had gegeven. Hij zag waar die aanvallen vandaan kwamen. Al die krachten die zich tegen Gods Woord en tegen de oude Gereformeerde beginselen opstellen zijn uiteindelijk satanischWant wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de geestelijke boosheden in de lucht.

Laten we bedenken dat de strijd rond de vrouw in het ambt en de homosek-suele relaties in de christelijke gemeente nog maar het begin is. Er ligt een heel pakket aan wensen te r wachten. Opgesteld door een macht, die maar één wens heeft: het kruis van Christus tot een dwaasheid of een ergernis te maken. Ik heb tijdens een studiedag persoonlijk één van de theologen, die zo graag onze kerken wil vernieuwen, horen zeggen, dat de verzoeningstheologie aan andere woorden en beelden toe is. ‘De moderne gecultiveerde mens kan niets meer met bloed en met offers’ zo zei hij. ‘We zullen de betekenis van de persoon en het werk van Christus anders moeten formuleren’.

Lezers, de vrouwenrechten en de homostandpunten zijn voor de duivel slechts bijzaken. Wat hij wil? Verijdelen dat mensen grijpen naar het eeuwige leven. En hij weet dat dit onmogelijk is zonder het bloed des kruises. Daarom: laten we in die strijd om het geloof dat einddoel niet uit het oog verliezen. Persoonlijk en ambtelijk. Hebt acht op uzelven en op de leer, volhard In deze; want dat doende zult gij én uzelven behouden én die u horen. Als er een andere leer wordt verkondigd, dan kost ons dat het eeuwige leven. Als we persoonlijk niet die goede strijd strijden, tót het geloof en óm het geloof, dan grijpen we eeuwig mis.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 oktober 2005

Bewaar het pand | 16 Pagina's

SAMENVATTING VAN DE TOESPRAAK OVER 1 TIMOTHEÜS 6:12A

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 oktober 2005

Bewaar het pand | 16 Pagina's