Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste Jongelui!

De laatste keer schreven we over „werken op de rustdag”. We moeten dit nu even laten rusten. En dat nemen jullie ons niet kwalijk natuurlijk. Want waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over, zo luidt een bekend gezegde. In dit geval moet ik echter het woord „mond” vervangen door het woord „schrijfmachine”. Want we hebben zaterdag 8 april onze derde ontmoetingsdag gehad van Vrienden van Bewaar het Pand. Deze dagen blijken in een bepaalde behoefte te voorzien. Want wat eigenlijk niemand onzer had durven denken, is gebeurd. De belangstelling was overweldigend. Des morgens was de Christelijke Gereformeerde kerk van Dordrecht-C. vol en des middags was hij meer dan vol. Stoelen moesten er zelfs nog bijgezet worden. Jongen en ouden waren opgekomen en leverden het bewijs, met ons het Pand nog te willen bewaren, in deze tijden van diep verval. Wij zouden spreken over; „Het gebed van een oudere - om open ogen van een jongere”. De titel van het onderwerp gaat er van uit dat er op jong en oud gerekend was. Men heeft ons verzocht om datgene wat gezegd is, maar weer een plaats te geven in ons blad „Bewaar het Pand”. Al hebben velen het gehoord, er zijn er natuurlijk nog veel meer, die het niet hebben gehoord en die toch ook wel zouden willen weten wat er te berde gebracht is. We willen proberen om in een samenvatting een en ander jullie mee te delen. Een verslag van het verdere verloop van deze dag zou worden verzorgd door de eindredakteur Ds. G. Blom. Wij laten het daarom rusten. Ons onderwerp was op Gods woord gegrond. Jullie kunnen natuur lijk niet anders verwachten. De tekst was: 2 Kon. 6 : 17: „En Eli.sa bad en zeide: HEERE, open toch zijne ogen, dat hij zie! En de HEERE opende de ogen des jongens, dat hij zag; en ziet, de berg was vol vurige paarden en wagens, rondom Elisa”. Een drietal gedachten leidde ons.


A. Zij waren samen in gevaar.
B. Zij gingen samen in gebed.
C. Zij werden samen gered.


Het was een zeer donkere tijd waarin Elisa leefde met de jongen, die hem volgde. Joram, de zoon van de goddeloze koning Achab en zijn nog goddelozer vrouw Izebel, regeerde over het tien-stammenrijk. Hij ging in hetzelfde dwaalspoor van zijn ouders voort. De afgodendienst — zonde tegen het eerste gebod - vierde nog steeds hoogtij. De kalveren te Dan en te Bethel waren ook nog steeds in ere. Dat is zonde tegen het tweede gebod. De eerste twee geboden zijn de wortelgeboden van de ganse wet. Zodat het gevolg van het zondigen tegen deze twee geboden was, dat men tegen al de geboden zondigde.

In deze donkere tijd was Elisa nog een lichtende ster aan de hemel. We willen hopen dat de jongen die hem volgde een klein sterretje geweest is. Want het volgen van Elisa z.m. is natuurlijk nog geen bewijs, dat men bekeerd is. Daar getuigt het leven van Gehazi van. Want die volgde ook eens Elisa en gaf de schijn van God te dienen, terwijl de werkelijkheid was, dat hij de Mammon diende. Niettemin mogen we toch blij zijn, dat we deze jongen achter Elisa aan zien komen. Want daar was inderdaad wel moed voor nodig, om tegen de stroom van die tijd in te gaan, voor een jonge man.

De brug vanuit die tijd naar onze tijd te slaan, is niet moeilijk. Want het is ook nu zeer donker. Was het tien-stammenrijk een deel van het O.T. bondsvolk, wij leven in een land waar het N.T. bondsvolk een woning heeft gevonden. Doch men is alom trouweloos afgeweken. De afgoden worden ook nu gediend. En dat niet alleen in de wereld, maar ook in de kerken. Dat zijn de geleerde voorgangers, die niet meer achter het Woord staan, maar ze zijn er vóór gaan staan. Zij zullen zeggen wat men van het Woord vandaag de dag nog geloven kan. En dat is eigenlijk maar heel weinig meer. Want alles wat in strijd is met de wetenschap, wordt als onbetrouwbaar aan de kant gezet, of men zoekt het zo bij te vijlen, dat het in het raam van het z.g.n. wetenschappelijke denken past. De mensen gaan dan naar huis, niet meer met de gedachte: Alzo heeft de Heere gesproken, maar: Alzo heeft die prof. of ds. gezegd. Een mensenwoord legt dan meer gewicht in de schaal, dan des Heeren woord. God heeft dan niet het laatste woord, maar de afgod. Zonde tegen het eerste gebod, ook nu. En dan kerkelijkofficieel. God beware daar onze kerken nog voor. Als ik zeg, dat er op bovengenoemde wijze tegen het eerste gebod wordt gezondigd, dan is daar natuurlijk niet mee gezegd, dat er mensen zijn die ten deze vrij uit zouden gaan. Want ontdekking leert wel anders, nl. dat de afgodendienaar huist in elk hart. Maar dat zijn klanken, die men vandaag al minder te horen krijgt.

Uit het één vloeit het andere voort. Wanneer men het eerste gebod niet meer in acht neemt, of zoekt te nemen, dan komt het tweede ook in discrediet. Want dan gaat men de weg van de eigenwillige godsdienst op. Een ieder kan dan God dienen zo op zijn eigen wijze. Men behoeft het met Zijn Naam niet meer zo nauw te nemen. En met Zijn dag ook niet. Eén keer naar de kerk, dat is al voldoende. En dan liefst een dienst die met of binnen een uur is afgelopen. Meer mag je toch van de „moderne mens” niet vragen. Je moet hem vooral niet „kopschuw” maken tégen de godsdienst. Want dan raak je hem kwijt. Zo wordt er geredeneerd. Het gezag der ouders is dan ook niet meer in tel. Dat is eigenlijk ouderwets.

Het dateert nog uit het patriarchale tijdperk. De jeugd moet zelf haar eigen toekomst bepalen. Nu dat doet ze dan wel ook. Daardoor raakt de eerbied voor het leven steeds meer zoek. Moord op grote schaal kan men al zo ongeveer legaal (wettelijk geregeld) bedrijven. Het woord „abortus”, spreekt voor een ieder die niet achterloopt, boekdelen. En zo zouden we voort kunnen gaan, met als resultaat dat de zonden hemelhoog opstapelen.

Gelukkig zijn er ook nu nog mensen, die iets van de Geest hebben, Die in Elisa woonde en werkte. Dat is het overblijfsel naar de verkiezing der genade, dat God Zich altoos zal doen over blij ven. Doch al is Sion zeer dun geworden, ook nu zijn er nog jongeren, die achting en eerbied hebben voor het ware leven dat uit God is. Ach neen, we zeggen ook nu niet dat onze jonge mensen daarom bekeerd zijn.

Maar we zeggen wel dat we blij zijn als we jonge mensen mogen ontmoeten, die het toch in de wereld niet kunnen vinden, en die b.v. vandaag hier zijn. Mocht het ten deze maar in ons aller hart leven:


Een dag is in Uw huis mij meer
Dan duizend, waar ik U ontbeer.
’k Waar liever in mijns Bondsgodswoning
Een dorpelwachter, dan gewend
Aan de ijdele vreugd in des bozen tent.


Elisa kwam met zijn jongen in gevaar. Want wat is het geval? De koning van Syrië, Benhadad de derde, was voornemens om tegen het bondsvolk ten strijde te trekken. Doch al zijn plannen werden verijdeld. Want steeds, als hij op de voorgenomen plaats aankwam, was Joram hem te glad af. Dat was t.o.v. Joram nog de algemene goedheid Gods, waarin hij, onverdiend, nog delen mocht, wat hij, helaas, niet heeft verstaan.

Benhadad - de heiden - begreep er niets van. Hoe zou hij ook kunnen. Hij dacht dat er verraad binnen zijn eigen gelederen huisde. Doch ten deze waren zijn gedachten verkeerd. Die zijn van een wereldling, want zo moet je Benhadad zien, altijd verkeerd. Een zijner knechten, misschien is hij wel aanwezig geweest bij de genezing van Naaman, helpt hem uit de droom. Hij vertelt hem dat er in Israël een man is, die zo ongeveer alles schijnt te weten.

Dat is Elisa. Nadat is uitgevist, waar hij zich ophoudt wordt er een zwaar heir, een groot leger naar toe gestuurd. Zij omsingelen bij nacht de stad Dothan, een zeer oude plaats, die al in Gen. 37 genoemd wordt. Zij is gelegen op een heuvel, die weer omringd wordt door bergen. Dat dit alles bij nacht gebeurde laat ons zien dat Benhadad met zijn leger in dienst was van de vorst der duisternis. Het behoort nu eenmaal bij zijn naam en zijn rijk om in de duisternis, duistere werken te verrichten.

Maar ik zie dat mijn ruimte in ons blad, al weer zijn grens gaat overschrijden en daarom haast ik mij om afscheid van jullie te gaan nemen, in de hoop D.V. de volgende keer je nog iets meer te laten horen. Het is van belang voor „Jong” en „oud”.

Jullie aller vriend

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1972

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1972

Bewaar het pand | 4 Pagina's