Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste Jongelui!

Ik heb een brief naast mij liggen, waarschijnlijk van een van onze oudere lezers, die gericht is aan alle Commissieleden van,Bewaar het Pand’. Via onze eindredakteur bereikte hij mijn adres. De eindredakteur, onze goede vriend Ds. G. Blom, was van mening dat daar wel iets in zat voor mij om over te schrijven.

Inderdaad! Het gaat in deze brief over zaken die ook van belang zijn voor jonge mensen.

Om nu precies te weten wat er aan de hand is, zou je de inhoud van de brief moeten weten. We willen jullie deze dan ook doorgeven. Er staan geen geheimen in, want dan zouden we dit niet doen natuurlijk.

De inhoud luidt als volgt:

„Geachte Predikanten:

Ik lees in uw blad wel eens dat er met een mens wat gebeuren moet, om goed te kunnen sterven en voor God te kunnen verschijnen. Hierover zou ik wat willen zeggen en vragen. Iemand die als kind gedoopt is, kan toch tegen God zeggen, als hij voor Hem verschijnen moet: Ik ben als kind gedoopt en daar heeft U een eeuwig verbond der genade met mij gesloten, want dit staat in het doopsformulier. Iets wat eeuwig is, blijft toch van kracht? Hij kan toch tegen God zeggen: Ik ben rein, want bij de doop heeft Uw Zoon mij verzegeld, dat ik gewassen ben in Zijn bloed. Hij kan toch tegen God zeggen: Ik ben bij de doop een erfgenaam geworden, want U heeft mij daar als kind aangenomen. Hij kan toch zeggen: De predikant en de gemeente hebben U gedankt, dat U mij door het bloed van Jezus, al mijn zonden vergeven hebt en door de H. Geest tot een lidmaat van Uw Zoon en tot Uw kind aangenomen hebt.

Of staat er in de bijbel dat we twee keer een kind van God moeten worden, om goed heen te gaan?

Ik geloof: Je bent een kind van God, of je bent geen kind van God.

Bij ons in het doopsformulier staat, dat God met de Heilige Doop bezegelt en bekrachtigt, dat wij daardoor als kind van God aangenomen zijn. Als dat waar is, dan is het toch goed? Er zijn niet veel mensen, die een aangenomen kind later verstoten. God, Die liefde is, doet dat zeker niet. Een kind dat door mensen aangenomen is, daar behoeft toch ook niet iets bijzonders meer mee te gebeuren om kind te blijven? Waarom, als wij bij de doop als kind van God aangenomen zijn, (want dat leest u toch hard-op voor) moet er dan nog iets bijzonders gebeuren om kind van God te blijven? God vergeet Zijn kinderen nooit, lees ik in Jes. 49: 15, 16. Dus als het waar is, wat er in het formulier staat, dan is het begin goed, en ook het eind goed. Graag zou ik antwoord over dit schrijven ontvangen.”

Dat is dan de brief en nu het antwoord.

We zouden dit met een enkele volzin af kunnen doen. Maar daar zal de vraagsteller niet tevreden mee zijn. We willen daarom proberen om een antwoord te geven, dat enige verheldering brengt in het denken van deze vrager.

Hij haalt uit het doopsformulier „enkele” dingen aan. En dat is jammer. Want als hij het „gehele” doopsformulier goed leest, dan wordt aan het begin van het formulier al gezegd, dat er inderdaad met de mens „iets gebeuren moet”. Er staat toch duidelijk dat wij in het koninkrijk Gods niet kunnen komen, tenzij dat wij „van nieuws geboren worden”. Dit leert ons de ondergang of besprenging met het water.... Wat moet er dus gebeuren? De mens moet wederom geboren worden. Dat staat niet alleen in het doopsformulier, maar dat staat ook in de bijbel. Dat is ten slotte het voornaamste. Want als het niet in de bijbel stond, dan zou het doopsformulier niet op de bijbel gegrond wezen. Dan zou het daarmee ook zijn waarde voor de kerk verliezen. De Heere Jezus heeft Zelf tegen Nicodemus gezegd in Joh. 3, dat indien iemand niet wederom geboren wordt, hij het koninkrijk Gods niet ingaan kan. Daar zouden natuurlijk nog veel meer teksten te noemen zijn. Doch laten deze genoeg zijn, om te bewijzen dat er met de mens inderdaad iets gebeuren moet. Ook met de gedoopte mens. Want Nicodemus was een kind des verbonds. Hij droeg het oud testamentische verbondsteken: de besnijdenis, gelijk wij het nieuw testamentische teken dragen, nl. dat van de heilige doop.

Nu is het waar dat de gedoopten kinderen des verbonds zijn. Zij worden in de bijbel ook kinderen des koninkrijks genoemd. Ja zij kunnen zelfs in zekere zin „kinderen van God” genoemd worden. Toch moeten we met deze uitdrukking zeer voorzichtig zijn. Want het is niet zo, volgens de vraagsteller, dat men tweemaal kind moet worden. Maar het is zo, dat men op tweeërlei wijze kind kan zijn. Men kan het uitwendig wezen en men kan het inwendig wezen. Uitwendig is met het door de heilige doop.

En dat moet niet onderschat worden. Want aan hen zijn uitwendig veel voorrechten gegeven. Hij gaf aan Jacob Zijne wetten, Deed Israël op Zijn woorden letten. Hij leerde ze in Zijn wegen wandelen. Zo wou Hij met geen volken handelen enz. Ps. 147:10. Nochtans zijn er velen van die kinderen Israëls verloren gegaan, omdat zij het ware geloof nooit deelachtig zijn geworden. Leest ten deze ook maar 1 Cor. 10. Dan zullen jullie zien, wat er allemaal niet wezen kan, terwijl men toch nog voor eeuwig buiten de hemel blijven zal en van alle ware kennis Gods verstoken blijft. Zij hebben nooit de beloften des verbonds met een door de Heilige Geest gewerkt geloof aangenomen. En daarom zijn zij vanwege hun ongeloof buiten gebleven.

Het ware geloof wordt alleen beoefend, niet door degenen die krachtens het verbond, krachtens hun gedoopt zijn, kinderen worden genoemd, maar door hen die het krachtens wedergeboorte door de Heilige Geest zijn. Die worden met het geloof begiftigd. Die krijgen door het geloof werk met de beloften. Die kunnen zij zo maar niet aannemen. Die moeten bij hen toegepast worden. De Heere moet ze met kracht op hun hart brengen. Ja, dat is een wonderlijke zaak. Eerst leert men, dat geloven een onmogelijke zaak is. Het geloof laat zich nimmer aanpraten, wel aanprijzen. Doch als men met geloof begiftigd wordt en het wordt door de Heere in werking gesteld, dan moet men geloven. Het is zelfs onmogelijk dat men het dan niet zou doen. Dan is het echt wat er in de bijbel staat: Ik wil en zij zullen.

Men moet niet door redeneren besluiten van het een tot het ander. Dat is hoogst gevaarlijk. Dat deden de farizeeën ook in de dagen van de Heere Jezus. Zij beriepen zich er op, dat zij Abrahams zaad waren, dat zij kinderen des verbonds waren. Doch door dit ijdel roepen hebben zij zich bedrogen voor de eeuwigheid. En zo zijn er nog velen, die van de gedachte uitgaan: Ik ben gedoopt, ik heb de beloften, ik geloof dat ik derhalve een kind van God ben. En wat je eenmaal bent, dat blijf je. Dus zit het met mij wel goed. Doch men vergeet dat men als „kind” verloren kan gaan. Is het niet opmerkelijk dat in zarus, de rijke man in de hel nog aangesproken wordt als „kind”, Luc. 17: 25? Kinderen des koninkrijks worden buiten geworpen. En het is erger om als een „kind” des verbonds verloren te gaan, dan als een heiden, die nooit van de enige Naam, die onder hemel tot zaligheid gegeven is, gehoord hebben. Ten deze geldt dat het Tyrus en Sidon verdragelijker zal zijn in die dag dan de kinderen des koninkrijks.

Daarom geliefde vrienden of wie u ook bent, die dit leest, acht het niet gering gedoopt te zijn, maar bedenkt, dat er in alle verbonden twee delen begrepen zijn. Het alleen gedoopt zijn, is wel groot, maar niet genoeg om zonder verschrikking straks God te kunnen ontmoeten. Daar moet echt nog iets meer gebeuren. De mens moet wederom geboren worden. En nu is God vrij in welker hart Hij deze weldaad verheerlijken wil. Wij zijn echter niet vrij hieraan de vrijheid te ontlenen, om het nu maar af te wachten. Wij hebben en houden onze verantwoordelijkheid. We moeten leren God „vrij te laten” maar „nooit los te laten”.

Dat is de juiste houding om de weldaden des verbonds deelachtig te worden. Dat is de vergeving der zonden, de wederopstanding des vieses en het eeuwige leven.

Ik wens al mijn vrienden met deze zaken heel veel werk. Je kunt er niets bij verliezen en alles bij winnen.

De hartelijke groeten van jullie aller vriend

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 1973

Bewaar het pand | 4 Pagina's