Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een kerstpreek anno domini 380

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een kerstpreek anno domini 380

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het moet gebeurd zijn in het jaar 380, op 25 december. In de kathedraal van een ver gelegen stad, te midden van een grote menigte, preekt een man.

Het moet gebeurd zijn in het jaar 380, op 25 december. In de kathedraal van een ver gelegen stad, te midden van een grote menigte, preekt een man. Hij is klein van stuk, oud reeds en van een zwakke gezondheid. Maar zijn woorden zijn krachtig, nieuw en van een grootse vlucht. Hier, in het centrum van macht en cultuur, hier ook waar het woeden van ketters en heidenen sterker is dan ergens elders, in deze tijd en op deze plaats wordt de man geroepen om 'op de verschijning Gods of het geboortefeest van de Verlosser' een oratie te houden. Hij doet dit met inzet van al zijn gaven. Allereerst klinkt zijn oproep tot vreugde om het verschenen heil:

Christus wordt geboren, verheerlijkt Hem:
Christus uit de hemelen, gaat uit Hem tegemoet;
Christus op aarde, wordt verhoogd!
Zingt voor de Heere, gij ganse aarde,
en — om beide samenvattend te noemen —
dat de hemelen zich verblijden en de aarde juiche,
vanwege de  hemelbewoner, daarna aardbewoner,

Christus in het vlees, juicht met beving en blijdschap:
met beving, vanwege de zonde:
met blijdschap, vanwege de hoop!

Aan het woord is Gregorius van Nazianze, sinds kort bisschop van de keizerlijke residentie Constantinopel, sprekend in de kerk die naar de apostelen genoemd is. Hij houdt hiernu zestien eeuwen geleden - een kerstpreek, een van de oudste die wij kennen. Wie was de man, hoe luidde zijn woord en hoe kan dit een van de allereerste kerstpreken zijn?

Bezien we eerst de laatste vraag. We bezitten in de zojuist geciteerde oratie een van de oudste kerstpreken, want voordien was ons Kerstfeest onbekend. In de eerste drie eeuwen van onze tijdrekening heeft de kerk de geboortedag van haar Verlosser niet apart gevierd. De grote feesten van Pasen en Pinksteren werden van de Joden overgenomen en gevuld met een geheel andere inhoud: die van het Nieuwe Verbond. Maar voor Kerstfeest was er zo een voorbeeld niet. En wanneer het daarna gebruik wordt om Christus' geboorte speciaal te gedenken, vindt dit de eerste tijd plaats op voor ons vreemde data: soms op 24 of 25 april, soms in mei of in maart. Inzonderheid blijkt later, vooral door de kerk in het Oosten, de komst van Christus in het vlees herdacht te worden op 6 januari: als epiphaneia, goddelijke verschijning van Christus. Dan wordt niet alleen de geboorte gevierd, maar ook de doop en meestal daarbij het eerste wonderteken te Kana.

Ons Kerstfeest op 25 december heeft een andere oorsprong. Het is waarschijnlijk in 354 voor het eerst te Rome gevoerd, misschien reeds in 335. Al eerder was men in de Westerse kerk door berekeningen tot de ons bekende datum gekomen.

Maar de doorslag gaf de viering van de Natalis Soils Invicti, de geboortedag van de Onoverwonnen Zon. Dit heidense zonnefeest, met een voor de tijdgenoten bijzondere aantrekkingskracht, werd gehouden op het tijdstip van de winterzonnewende. Door de kerk echter werd er in deze tijd een volstrekt andere viering voor in de plaats gezet: die van de Natalis Christi, de geboortedag van Christus. Niet de natuurlijke zon, voor de heidenen symbool van de éne verheven godheid, werd van nu aan vereerd, maar Jezus Christus, de Zonne der gerechtigheid waarvan Maleachi had geprofeteerd. Bijvoorbeeld Augustinus meldt nog in een van zijn kerstpreken (sérmo 190), hoe het heidense zonnefeest vervangen is door het Christusfeest:

Laten wij deze dag dus, broeders, met grote plechtigheid vieren, niet als de ongelovigen ter ere van de zon, maar ter ere van Hem die de zon gemaakt heeft. Wat immers het Woord was, is vlees geworden, opdat Het om ons onder de zon zou zijn. (...) Nu echter is Het ook met het lichaam boven die zon, welke zij als god vereren die - blind van geest- de ware Zon der gerechtigheid niet zien.

Vanuit het Westen heeft 25 december als datum voor het feest van Christus' geboorte zich met een opvallende snelheid verbreid. Als zo dikwijls waren er ook in die tijd mensen die protesteerden tegen deze 'nieuwigheid'. Maar de bronnen melden, hoe overal - met uitzondering van de Armeense kerk, tot op de huidige dag - Kerstfeest op 25 december een opgericht teken werd van Gods verlossingsdaad in Christus: de Zon der gerechtigheid verdreef de machten der duisternis! Dit thema klinkt telkens weer in de oudste kerstpreken. Het zijn ook deze tonen, die in de preek van Gregorius van Nazianze te beluisteren zijn:

Weer wordt de duisternis opgelost,
weer wordt het licht tot aanzijn geroepen,
weer wordt Egypte met duisternis gestraft,
weer wordt Israël met een vuurkolom verlicht.
Het volk dat in de duisternis der onkunde zat,
laat het een groot licht van kennis zien.
Het oude is voorbijgegaan,
zie, alles is nieuw geworden!

Wie was de man die zo sprak? Er is veel over hem te melden, maar we stellen hem slechts vluchtig aan u voor. Alleen voor zover nodig om zijn woord beter te kunnen verstaan. Trouwens, deze dienaar van het Woord wil niet anders dan schuilgaan achter zijn verkondiging. Hij is Verbi Divini Minister, niet van zichzelf. Over de ingrijpende gebeurtenissen die kort tevoren in zijn leven hebben plaatsgevonden, zegt hij niets in zijn preek. Hij zingt louter de lof van de geboren Christus.

Daarom ook nu niet meer dan enkele zinnen over de predikant. Wanneer hij zijn kerstpreek houdt, telt hij ongeveer vijftig jaren, geboren in het huidige Turkije en ondermeer te Athene geschoold in de welsprekendheid. Geen schitterende maatschappelijke carrière is evenwel voor hem weggelegd, maar deze door zijn godvruchtige moeder Nonna reeds vóór de geboorte aan God gewijde wordt telkens geroepen tot dienst in de kerk. Evenzovele keren vlucht hij, keert weer terug, vlucht weer. Maar wanneer in 379 de verdrukte orthodoxe minderheid in Constantinopel een beroep op hem doet, komt hij over en helpt. Het is in een eenvoudig huis, dat hij zijn beroemde oraties houdt over de goddelijkheid van het Woord, gericht tegen de Arianen. Wanneer eind 380, met de komst van een nieuwe keizer, de bakens in Constantinopel verzet worden, leidt men Gregorius in feestelijke optocht naar de Kerk van de Apostelen. Kort daarop hoort men hier, op de plaats waar meer dan veertig jaar Ariaanse preken geklonken hebben, de eerste kerstpreek. Breedvoerig zet Gregorius bij deze gelegenheid de orthodoxe waarheid uiteen, vertelt hij de heilsgeschiedenis, weidt uit over het mysterie van Christus' menswording. Luisteren we weer een ogenblik mee:

Hij die rijk maakt, wordt arm, want Hij is arm in mijn vlees, opdat ik rijk zou worden in Zijn Godheid. Hij die vol is, wordt leeg, want Hij ontledigde zich van Zijn eigen heerlijkheid tot iets gerings, opdat ik aan Zijn volheid deel zou krijgen.

Tot zover iets over Gregorius. Mogelijk is het zojuist gemelde grotendeels nieuw. Toch kan de man u allang bekend zijn. Immers, wie een passage uit zijn preek als; 'Het was het Woord van God zelf, dat vóór alle eeuwen was, de Onzichtbare, de Onvatbare, de Onlichamelijke, de Oorsprong uit de Oorsprong, het Licht uit het Licht...' vergelijkt met de ons bekende geloofsbelijdenis van Nicea, hoort bekende klanken! Gregorius komt op voor déze belijdenis. En wanneer hij straks, in 381, geroepen wordt tot voorzitter van het grote concilie van Constantinopel, wordt daar het oude symbool van Nicea opnieuw overgenomen en van bepaalde toevoegingen voorzien. In déze vorm hebben ook wij dit uitgebreide en waarlijk oecumenische symbool, beleden in alle kerken van Oost en West. Er wordt in deze belijdenis uitvoerig gesproken over de waarheid van de verlossing door de verschijning van Jezus Christus. En onder de toevoegingen van 381 vinden we er zeker één terug, waarvoor Gregorius reeds in een preek uit 372 opkomt: óók de Heilige Geest is God. Naast de waarheid is er de werkelijkheid van de verlossing, de toepassing van het heil, de bevinding. Ook dit is in Gregorius' kerstprediking te beluisteren.

We vroegen enige aandacht voor een zestienhonderd jaar oude preek. Heeft ze ons vandaag nog iets te zeggen? We menen van wel! Laten we enkel redenen opsommen. Ze is uitgesproken in een turbulente wereld, een tijd van ernstige conflicten. Toch roept ze op tot uitbundige vreugde: het heil is in Christus verschenen; de duistere machten zijn overwonnen, definitief. Dat geeft moed om verder te gaan, toen en nu nog. De preek blijkt zeker geen zoetelijk verhaal vol sfeer en romantiek, maar stalt de schatten van de Schriften uit, in rijke mate. Is ook dat geen exemplaar van ware Woordverkondiging, heden nog? En daarbij: ze vraagt aandacht voor de praktische toepassing van het in Christus verschenen heil. Dat valt inzonderheid op, wanneer we weten van Gregorius' accent op de realiteit van de verlossing door het werk van de Geest. Wie van hieruit zijn kerstpreek nog eens naleest, constateert het veelvuldige gebruik van de tegenwoordige tijd: Christus wordt geboren; de duisternis wordt opgelost...

Tenslotte nog één citaat. Het leert ons hoe Gregorius reeds in 380 zijn hoorders van het heidense zonnefeest - en de ermee samenhangende gebruiken! - wil terugroepen en oproept tot een waardige viering van het Christus feest. De woorden zouden anno 1980 gesproken kunnen zijn. We willen ons heden laten gezeggen:

Laten wij daarom feestvieren, niet als een volksfeest, maar goddelijk, niet werelds, maar bovenwerelds, niet ons feest, maar dat van de Onze. (...) Hoe zal dat gebeuren? Laat ons niet de voordeuren omkransen, reien opstellen, straten versieren. (...) Laat ons niet weelderig zijn in de kleding, zacht en breedgolvend, waarvan geldt dat het beste de nutteloosheid is, niet rondom schitterend met juwelen of stralend van goud. (...) Laten wij ons niet uitsloven om de een de ander in onmatigheid te overtroeven (...) en dat terwijl anderen honger lijden en tekort komen. (...) Maar wij, voor wie het Woord het voorwerp van aanbidding is, indien wij ook in enig opzicht behagen moeten hebben, laat ons behagen scheppen in het Woord, de goddelijke Wet en in allerlei verhalen, vooral die waaraan dit feest zijn ontstaan dankt...

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1980

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Een kerstpreek anno domini 380

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 december 1980

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's