Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste Jongelui!

Jullie zullen je nog herinneren, dat we de vorige keer schreven over de noodzakelijkheid van een ouderwetse „Bijbelse” bekering. Deze is nodig voor een predikant, ook voor een aanstaande predikant, ja voor iedereen tenslotte. lemand, die door God bekeerd wordt, gaat beleven wat het zeggen wil: onbekeerd te zijn. Want hij krijgt zijn verloren staat te zien. Dat wil zeggen dat hij verloren ligt, dood in de zonden en misdaden. Want zijn zonden ziet hij zich steeds voor ogen zweven. Hij heeft tegen God misdreven. Zijn wil en wet, zo heilig, stout versmaad.

Het wordt hem alles ordentelijk voor ogen gesteld.

Het eigenaardige is, dat hij, die waarachtig bekeerd wordt, nu daar niet afkerig van is. Want, hoe zeer het ook smart, ze willen maar graag alles opgeruimd zien. Er mag niets blijven zitten. Want het gaat op een eeuwigheid aan. En er moest eens wat blijven zitten wat men de Heere niet beleden had. Dan zou men nooit zonder verschrikking voor Zijn aangezicht kunnen verschijnen. Want de Heere is zo heilig, dat Hij niet een zonde door de vingers kan zien. Daarom wordt door dezulken beleefd wat er staat in Ps. 32 : 3:

’k Bekend’, o Heer’, aan U oprecht mijn zonden;

’k Verborg geen kwaad, dat in mij werd gevonden;

Maar ik beleed, na emstig overleg, Mijn boze daân.....

En men vraagt er dan bij: Heere, wil die nu eens gunstig wegnemen. Ja, dat moet de Heere Zelf doen. Niemand anders kan dat doen. A1 zouden vader en moeder of de dominee desnoods al zeggen: Kind, maak je niet zo druk, het is heus zo erg niet. Iemand, die het zo eerlijk meent als jij, moet in de vergeving geloven. Neen, stel je maar gerust, het is met jou wel in orde. Men laat zich met dergelijke loze kalk niet bepleisteren. Want al zou de gehele wereld zeggen, dat het in orde is, wat baat het zulk een als de Heere het niet zegt? Ze moeten het uit de mond des Heeren zelf weten. Ze willen het uit Zijn Woord in hun ziel ingedrukt zien.

Ze bidden dus om vergeving. En waar moeten ze nu op pleiten? Wat moeten ze de Heere aanbieden, op grond waarvan Hij hun genade zou kunnen betonen? Hun beste werken, ze kunnen er niet mede voor de Heere verschijnen. Want al hun gerechtigheden zijn voor God een wegwerpelijk kleed. Ze zijn, zoals we dat eens ergens lazen, voor de Heere te vies om aan te pakken.

Ze pleiten daarom op het werk van de Heere Jezus. Dat leert de Heilige Geest hen. Want de Heilige Geest is de Geest der genade en der gebeden. Deze maakt door Zijn ontdekking plaats voor genade en leert ook bidden om genade. Maar dan moet het eerlijke genade zijn. De deugd van Gods recht mag er geen schade bij lijden.

En dat hoeft ook niet. Want de Zoon van God heeft aan het recht Gods volkomen genoegdoening gegeven. En op grond van Zijn werk kan God aan de zondaar alleen genade betonen. Het wordt dan genade door recht.

Tijdens de worstelingen, die men dan heeft aan de troon van Gods genade, worden de ware bidders door de Heere wel eens bemoedigd met een belofte. Dat is groot. Daar is men dan rijk mee. En geen wonder. Want ze komen voort uit de volheid, die door de Heere Jezus Christus is teweeggebracht.

Doch het eigenlijke geheim kan voor de zodanigen nog langere of kortere tijd verborgen blijven. Daar is de Heere geheel vrij in.

Het wordt ontsloten als men als een gans verloren zondaar in zichzelf het oog op de Heere Jezus Christus mag slaan, Die te Zijner tijd voor de zondaren is gestorven, opdat goddelozen met God verzoend zouden worden.

Als men dan de Heere Jezus zien mag in Zijn Borgheerlijkheid als die lijdende en stervende Zaligmaker, dan is Hij de Schoonste onder de mensenkinderen. Men moet Hem dan toegepast krijgen aan het hart. En dat geschiedt doof het geloof, hetwelk de Heilige Geest werkt en wat Hem doet kennen en begeren als „gans begeerlijk”.

Men drukt Hem dan met Thomas als het ware aan het hart, zeggende: Mijn Heere en mijn God. Men staat dan met Hem, recht voor God.

Beleefd wordt dan hetgeen Paulus zegt in Rom. 5 : 1: Wij dan gerechtvaardigd zijnde door het geloof, hebben vrede bij God, door onze Heere Jezus Christus.

Dat is een wonderlijke vrede. Een vrede, die alle verstand te boven gaat.

Dat dit de liefde in het hart tot de Heere doet oplaaien kan een ieder wel begrijpen. Men zou Hem dan iedereen wel aan willen prijzen, wat men dan ook doet. Want waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over.

Men krijgt dan ook medelijden met de naaste, die nog in zijn natuurstaat voortleeft. O neen, dit is geen medelijden uit de hoogte, zodat men vanuit een soort farizei'stische levenshouding op de naaste neerziet. Dat is dan niet mogelijk. Want als men geleerd heeft, dat men het alles zelf van gegeven goed moet hebben en dat men in zichzelf in niets onderscheiden is van hem of haar die nog onbekeerd is, dan kan men daar niet hooghartig tegenover staan. lntegendeel. Men gaat er naast staan en zou het nu de naaste ook zo gaarne gunnen, zelfs al was hij voordien je grootste vijand.

Men heeft dan, dat is nu duidelijk, God lief en ook de naaste lief. En dat is een noodzakelijke vereiste in een dienaar des Woords en ook in een aanstaande dienaar des Woords.

De Heere Jezus heeft eens aan Simon Petrus gevraagd toen hij een aanstaande dienaar van het Woord was: Hebt gij Mij lief?

Meer vraagt de Heere eigenlijk niet. En meer is ook niet nodig. Maar met minder kan het ook niet. Men moet, om recht te kunnen prediken, door de liefde gedrongen worden. De liefde van Christus dringt ons, heeft Paulus eens gezegd.

Wie deze liefde heeft, zal het wel nooit ten voile kunnen verklaren, maar je maakt mij niet wijs, dat hij, die daar iets van beleefd heeft, daar niets van zou kunnen vertellen.

Want alles wat de Heere Jezus voor Zijn volk gedaan heeft, heeft Hij uit enkel liefde gedaan. En dat is zoveel, dat men daar zijn hele leven wel over zou kunnen preken. De echte predikers doen dat dan ook, en zij vallen Johannes bij, die het zo schoon gezegd heeft: Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft lief gehad.

Naar deze liefde, en dan goed verklaard, zal voor alle dingen onderzoek moeten worden gedaan. En als daar niets van aanwezig is, dan vraag ik me toch in gemoede af: Lieve jongen, wat moet je gaan preken? Hoe zul je ooit een Christus kunnen verkondigen, Die niet aan je hart is verklaard en toegepast?

En als men dan toch de preekstoel opgaat, met een schrift vol exegese — op zichzelf niet verwerpelijk natuurlijk, integendeel — dan wordt het toch door diegenen, die oren aan hun hoofd hebben, wel gehoord, dat men niet uit het hart spreekt, maar uit het koude hoofd. Alle warmte, alle bezieling wordt ten enenmale gemist.

Maar, zegt misschien iemand, iemand, die nu dominee worden wil en het nog niet is, moet die dat ook allemaal al weten? Dat kan hij toch op school nog wel leren?

Nu, stem ik toe, dat alles kan. Bij de Heere is geen ding onmogelijk. Maar ik ben toch bang, als de beginselen van deze dingen van meet af aan niet aanwezig zijn, dat ze nooit meer komen, tenzij, ja tenzij God natuurlijk een wonder doet.

Maar men moet bij het onderzoek uitgaan van wat voor handen is en niet van datgene wat mogelijk nog wel eens komen kan en misschien nooit komt.

Wie iets van de liefde heeft tot Christus, en dan in waarheid, die kan een oprechte begeerte hebben tot eens opzieners ambt. En wie dat oprecht begeert, vanuit de liefde dus, die heeft een treffelijk werk begeerd. Het zal wel waar zijn.

Maar is dat nu ook roeping? De roeping moet van de begeerte nog wel onderscheiden worden, dacht ik.

Doch laten we proberen daar een volgende keer iets van te zeggen. Laat intussen een ieder jong mens en ook de ouderen, die dit lezen, zich onderzoeken of er liefde in het hart tot de Heere aanwezig is. Want de vraag naar de liefde raakt uiteindelijk niet alleen Simon Petrus, of een dominee, of een aanstaande dominee, maar die raakt ons allen.

Bij dit onderzoek bidden we jullie de leiding des Heiligen Geestes toe.

Jullie aller vriend

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

Bewaar het pand | 4 Pagina's