Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Calvijns brief over De Brès’ belijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Calvijns brief over De Brès’ belijdenis

Theodorus Beza schrapte adres, briefhoofd en jaar van verzending

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen Guido de Brès een belijdenis voor de Zuid-Nederlandse kerken opstelde nam hij de tekst van de kerken in Frankrijk als voorbeeld. De nationale synode te Parijs had in 1559 haar Confession de foy in 40 artikelen opgesteld: Belijdenis van het geloof, afgelegd vanuit gezamenlijke overeenstemming door de Fransen die willen leven naar de zuiverheid van het evangelie van onze Heer Jezus Christus.i Opvallend is hoe De Brès zijn titel vrijwel identiek formuleert en zijn eigen landstreek specificeert: Belijdenis van het geloof, afgelegd door de gelovigen die zich in de Lage Landen bewegen en willen leven naar de zuiverheid van het evangelie van onze Heer Jezus Christus.

In de Nederlandse vertaling wordt met een ander werkwoord expliciet gemaakt dat die gelovigen ‘in de Nederlanden verstrooid zijn’. Aan de belijdenis is een appèl op de overheidsdienaren toegevoegd ‘in Vlaanderen, Brabant, Hainaut, Artois, het burggraafschap Lille en de andere, naburige streken’, waarmee nauwkeurig de provincies van de zuidelijke Nederlanden in kaart gebracht zijn, onder gezag van Spanje, maar Franstalig.

Een geanonimiseerde brief
Is ook bekend hoe in Genève over deze eigen, Nederlandse variant van belijden geoordeeld is? Aan beantwoording van die vraag is dit opstel gewijd. Calvijns ontwerp vormde de basis van de Franse confessie en die stond op zijn beurt weer model voor De Brès’ ontwerp. Dan is het aantrekkelijk een reactie op de tekst van De Brès te lezen! Zo’n reactie vanuit Genève blijkt inderdaad te bestaan. Alleen was die niet gemakkelijk als zodanig te identificeren, omdat Theodorus Beza adres, briefhoofd en jaar van verzending schrapte.
Een decennium na Calvijns dood gaf Beza de door hem verzamelde correspondentie van zijn voorganger uit in het boekwerk Epistolae et Responsa, brieven en antwoorden (1575). Beza heeft niet alle brieven zondermeer afgedrukt. Soms bevat een brief Calvijns antwoord op vragen van algemene aard.
Als Beza zo’n antwoord van algemeen belang achtte, heeft hij de persoonlijke elementen van de brief weggelaten en het algemene deel als consilium (advies) opgenomen. Dat is ook het geval met het advies, waarin naar onze overtuiging de Franstalige belijdenis, zoals die door Guido de Brès was opgesteld, ter sprake komt.

Is de brief aan de Hebreeën van Paulus?
De belangrijkste reden om de brief, die we hieronder in vertaling afdrukken, met de belijdenis van De Brès in verband te brengen is een detail, namelijk het auteurschap van de brief aan de Hebreeën. Namens de collega’s in Genève schrijft Calvijn: ‘Alleen zouden we wensen dat de brief aan de Hebreeën niet aan Paulus toegeschreven wordt, omdat wij er op goede gronden van overtuigd zijn dat een ander de auteur is.’ii
De uitgevers van Calvijns brieven tekenen in de eerste wetenschappelijke uitgave van diens werken aan: ‘In geen enkel belijdenisgeschrift uit de tijd van Calvijn, hetzij in druk uitgegeven hetzij met de hand geschreven, die wij zelf onder ogen gehad hebben, wordt de brief aan de Hebreeën met zoveel woorden aan Paulus toegeschreven.’
Maar het is juist de belijdenis van De Brès, de zogenoemde confessio Belgica, die in artikel 4 spreekt van les quatorze epistres de sainct Paul, ‘de veertien brieven van de heilige Paulus’.iii Het punt dat Calvijn wil maken raakt juist de belijdenistekst zoals De Brès die formuleerde. Hoe is De Brès’ belijdenis in Genève beland?

Tussen 1561 en 1563
De Confession de foy, zoals opgesteld door De Brès, verscheen in 1561 in twee verschillende edities. iv
Een exemplaar van de tweede editie werd in de nacht van 1/2 november over de kasteelmuur van Doornik geworpen. Deze druk wordt toegeschreven aan Jean Frellon in Lyon – niet ver van Genève – die dit project zou hebben ondernomen om het gereformeerde Frans-Zwitserse publiek de overeenstemming van het beleden geloof door alle nationale kerken te laten zien.v
Frellon was contactpersoon van de boekhandelaren in Lyon, en ook van de ondernemer Laurent de Normandie in Genève, de uitgever met wie Calvijn bevriend was. Deze uitgever was burgemeester van Noyon geweest en in 1548 naar Genève gevlucht.
Ook uit 1562 zijn twee edities van de Confession de foy bewaard gebleven.vi Van belang is tevens dat de provinciale synode te Armentières op 26 april 1563 besloot dat ambtsdragers de ‘confession de foy’ zouden ondertekenen.vii
De belijdenis van het geloof, zoals die door De Brès opgesteld en in 1561 is gepubliceerd en tot de synode te Antwerpen in 1566 inhoudelijk ongewijzigd bleef, werd dus aan de vergadering van predikanten te Genève opgestuurd. Afzender kan een kerkenraad of een provinciale vergadering in de zuidelijke Nederlanden zijn geweest. Doel van de brief die de Confession de foy begeleidde zal zijn geweest de instemming van de predikanten van Genève te verkrijgen met het oog op kerkelijke aanvaarding door de gereformeerde kerken in de zuidelijke Nederlanden.

De tekst van Calvijns brief viii
“Door deze sluwheid is satan overal bezig Christus’ kerk te gronde te richten, aangezien hij de zuivere leer, die als het ware de ziel is, niet helemaal kan uitdoven, zodat hij na door het breken en ontbinden van de tucht de zenuwen van het lichaam doorsnijdt. Daardoor volgt op het loswrikken van de ledematen niet veel later een trieste verstrooiing. O, dat zij toch grondig overwogen dat ieder die zij toestemming willen geven het jukix af te werpen en ongebreideld vrij te zijn, op zo’n manier de afbraak en verdelging van de kerk bereikt! Zij zouden niet alleen beslist matigheid nastreven, maar door een rustige en zachtmoedige geest zich ook zelf aan de gemeenschappelijke tucht onderwerpen.
Maar aangezien het niet onze bedoeling is over deze zaak al te zeer uit te wijden, zullen wij uw brief nu kort beantwoorden, beste en kerngezonde broeders. [1] Het allereerste waarover u ons raadpleegt: of zij ertoe moeten worden gedrongen hun geloof in het openbaar te betuigen die verzoeken tot de kerk toegelaten te worden. [2] Vervolgens vraagt u ons oordeel over de bij u aangenomen vorm van belijden. [3] Tenslotte wilt u weten of zij uit de samenkomst van de gelovigen moeten worden uitgesloten die of door onbuigzaamheid of door onzedelijkheid de levensstijl verzieken.

[1] Wij zien niet in waarom het voor iemand die onder de huisgenoten van de kerk gerekend wil worden, een opgave zou zijn aan Christus als hoofd zijn naam totaal te verbinden.x Dat kan alleen gebeuren als hij op duidelijke wijze het oprechte geloof onderschrijft (subscribat)xi en vrijmoedig de dwalingen veroordeelt waardoor de oprechtheid van de godsdienst bedorven wordt.
Afwijzing van dwalingen hangt dan ook vaak samen met de concrete omstandigheden. Immers, naarmate satan nieuwe gronden tot verwarring uitdenkt, is het nodig verstandig te reageren. We weten hoezeer Paulus ons ‘de eenheid van de Geest’ aanbeveelt, ‘in de band van de vrede’ (Ef. 4:3).xii Verder, om eensgezindheid onder de gelovigen te bereiken en behouden. is die belijdenis van het heilig geloof nog meer nodig.xiii Tenslotte, al wie wensen dat de kerk van God onbeschadigd blijft staan, verdragen zonder zuchten dat zij door dit hulpmiddel gesteund wordt.
Wij geloven dat er mensen zijn die over deze algemene belijdenis (de generali illa professione) willen twisten. Maar zij verslapt als niet ieder glashelder zowel de ketterse als de verdraaide leerstellingen verzaakt.

[2] Verder is ons in de door u opgestelde belijdenis niets opgevallen dat niet in overeenstemming met de heilige woorden van God en het rechtzinnig geloof zou zijn. En dus keuren wij het geheel van de leer (summam doctrinae) dat daarin vervat is, graag goed. Alleen zouden we wensen dat de brief aan de Hebreeën niet aan Paulus toegeschreven wordt, omdat wij er op goede gronden van overtuigd zijn dat een ander de auteur is.xiv Toch willen we geen gewetens door ons oordeel binden, noch dat de kerk als door een voorbeslissing gebonden wordt, zodat men zich niet vrij zou voelen het naar voren te brengen als iets hen van ondertekening (a subscriptione) zou afhouden.
Vooropgesteld, de eigenzinnigheid van mensen die zich vanwege kleine puntjes van de algemene mening onderscheiden, bevalt ons niet.
Maar als iemand toch een bepaald moeilijk woord of zegswijze niet kan accepteren, vooropgesteld dat hij met de zaak zelf instemt, kan zijn zwakheid beter verdragen worden dan dat de kerk vanwege allerlei pietepeuterige zaken gescheurd wordt.
Intussen sporen wij alle gelovigen aan tot die bescheidenheid en nuchterheid, zodat iemand eerder alle anderen toestemt dan door eigen halsstarrigheid de indruk wekt de godsdienst aan te randen.

[3] Voorts, het behoud van de kerk bestaat in niets anders dan dat de excommunicatie krachtig is om haar te zuiveren, begeerten te beteugelen, schanddaden uit de weg te ruimen en ontaarde zeden te verbeteren.xv Ieder die het gematigd gebruik daarvan afwijst, vooral nadat hij is gewaarschuwd, laat zien dat hij niet bij de schapen van Christus hoort.

Gegroet, voortreffelijke mannen, jullie zijn broeders die wij op het hart dragen! Moge de Heer altijd met u zijn, u door zijn Geest leiden en u door zijn kracht bevestigen om de loop van uw heilige roeping te volbrengen.

Genève, 5 maart.
Johannes Calvijn namens de broeders.”

Van toelating tot de doop tot uitsluiting van het avondmaal
Als we de brief analyseren zien we een algemeen kader: de eerste paragraaf is gewijd aan ‘de gemeenschappelijke tucht’, die Calvijn met de functie van de zenuwen in het lichaam vergelijkt. De eerste vraag uit België is of bij toelating tot de gemeente altijd instemming met de belijdenis hoort. De tweede is een vraag om een algemeen oordeel over de concrete belijdenistekst. De derde vraag gaat over de zaak waarmee het antwoord uit Genève begon, namelijk tucht in de vorm van uitsluiting (mogelijk van het avondmaal).
De vragen om advies zijn dus afkomstig uit een regio waar de Confession de foy aangenomen is.
Als we de besluiten van de provinciale synoden van de Waalse kerken bekijken, zoals die vanaf 1563 bewaard zijn, valt overeenkomstige thematiek op. ‘Besloten is dat we het advies van de mensen van Genève zullen volgen, namelijk dat men in de kerk kan ontvangen om gedoopt te worden: de kinderen van hen die zich nog niet erbij gevoegd hebben, mits zij ermee instemmen dat het gebeurt door een gelovig en godvrezend man die zelf bij de kerk hoort.
Wat de kinderen betreft van hen die nog geheel ongelovig zijn, zal de kerk oordelen volgens wat haar dringend en nodig dunkt.’
Kortom, kinderen van mensen die geen lid van de gemeente zijn, mogen door een kerklid (met instemming van de ouders) ten doop worden gehouden. Immers, wie een kind ten doop houdt
‘moet zich richten naar de kerkelijke discipline’.xvi
De aan Genève gestelde vraag was dus specifiek of bij toelating tot de doop (van een kind) altijd instemming met de belijdenis (door de ouders) hoort. Uit de verslagen van dezelfde provinciale synoden blijkt dat veel mensen zich op het grensvlak met het Anabaptisme bevonden. En is niet een van de kenmerken van de belijdenis, die wij de Nederlandse noemen, dat deze front maakt tegen de wederdopers?

Tussen België en Genève
Op deze brief terugziend stippen we een paar opvallende punten aan. Dat is in de eerste plaats dat de naam van Guy de Brès niet genoemd wordt, terwijl hij door zijn studieverblijf in 1558-59 in Genève geen onbekende was. De edities van de Confession de foy dragen niet zijn naam. Die zal in de aan Genève geschreven brief ook niet genoemd zijn.
Opvallend is ook dat De Brès in artikel 29 de kerkelijke tucht noemt in de opsomming van kenmerken van de ware kerk, terwijl hij dat zo niet in de Franse confessie vond. Toch maakt Calvijn in de reactie namens de predikanten te Genève op dat punt geen bezwaar.
Samenvattend kan het volgende genoteerd worden:
1. Een kerkelijke vergadering in de zuidelijke Nederlanden schreef een brief aan de raad van predikanten van de kerk te Genève met drie vraagpunten, waaronder de vraag om een oordeel over een aangenomen of aan te nemen geloofsbelijdenis die in het Frans geschreven is en de brief aan de Hebreeën expliciet onder de brieven van Paulus rekent.
2. De synode van la Palme (Tournay/Doornik) [24 juni 1563] heeft het begin van het eerste antwoord uit de brief van Genève als besluit in haar acta, artikel 2, opgevat. Dit met uitdrukkelijke vermelding van ‘het advies van de mensen uit Genève’ te volgen (qu’on suivra le conseil de ceux de Geneve). Deze provinciale synode moet ook bij de adviesvraag aan Genève betrokken zijn geweest.
3. De schuilnamen voor de geografische plaatsen van de kerken vallen op. De allereerste provinciale synodes in de zuidelijke Nederlanden, afgedrukt in Livre synodal, zijn achtereenvolgens:
- Teur (niet geïdentificeerd, mogelijk Fleur de lis, dat is Aerdenoude), 26 april 1563
- la Palme (Tournay/Doornik), niet gedateerd
- le Bouton (Armentières), 26 april 1563
- la Vigne (Antwerpen). Op St. Jean [24 juni] 1563

Waarschijnlijk is dat ook de provinciale synode in la Palme, waarvan de acta spreken over ‘het advies van Genève’, op 26 april 1563 plaatsvond.
4. Het door Calvijn opgestelde antwoord kan als reactie beschouwd worden op toezending van de Confession de foy in een editie van 1561 of 1562. De datering 5 maart kan worden aangevuld met het jaartal 1563. Dat correspondeert ook met plaatsing door Beza achteraan in de Epistolae et responsa.

De vraag om advies zou afkomstig kunnen zijn geweest uit Antwerpen. Tijdgenoten spraken wel van de ‘Confession des fidèles d’Anvers’, zoals bijvoorbeeld Charles Espringalles uit Doornik in het verhoor op 15 november 1561. Hetzelfde deed een zekere Macquet, ook uit Doornik.xvii Bovendien stuurde de kerk in Antwerpen al op 9 april van dat jaar een brief aan de Franstalige vluchtelingengemeente in Londen met afschrift van een verzoekschrift aan de magistraten van Antwerpen ‘samen met hun belijdenis die zij graag zouden laten drukken’. xviii Dit bewijst nog niet dat de gereformeerde kerk te Antwerpen de hand in het opstellen van de Confession de foy gehad heeft, wel dat die haar zo op de huid geschreven was, dat zij die aan de leiders in Genève heeft kunnen voorleggen.


i Zie E. A. de Boer, ‘Franse geloofsbelijdenis’, in: M. te Velde red., Confessies. Gereformeerde geloofsverantwoording in zestiende eeuws Europa (Heerenveen, 2009), 353-93. Over de confessio Belgica zie H.J. Boiten in Confessies, 435-68.

ii ‘Tantum vellemus epistolam ad Hebraeos non adscribi Paulo, quum firmis argumentis persuasi sumus alium esse autorem (CO 10, 225)’. Op het verband tussen dit brieffragment en de Belgica is eerder gewezen door achtereenvolgens H.H. Kuyper, D. Deddens en N.H. Gootjes (The Belgic Confession. Its History and Sources (Grans Rapids MI, 2007), 67-70).

iii J.N. Bakhuizen van den Brink, De Nederlandse belijdenisgeschriften in authentieke teksten met inleiding en tekstvergelijkingen, 2e druk (Amsterdam, 1976), 74. In nog een andere tekst wordt gezegd ‘dat wij de brief aan de Hebreeën (die van Paulus is) onder de canonieke boeken vatten’. Het betreft de voornamelijk door Petrus Melius geschreven Confessio catholica van Eger (in het Erlautal) en Debrechen uit 1562 van de Hongaarse gereformeerde kerken (in Reformierte Bekenntnisschriften Bd. 2/2: 1562-1569, ed. Mihály Bucsay e.a. (Neukirchen, 2009), 101). Het is minder waarschijnlijk dat deze uitvoerige Summa capita articulorum fidei, aan keizer Ferdinand en Maximiliaan aangeboden, aan Genève zou zijn voorgelegd. Evenmin dat Calvijn op dit ene detail uit art. 141 zou reageren en bijvoorbeeld de omissie van de brief van Judas zou negeren.

iv Bibliografische beschrijving in: W. Heijting, De catechismni en confessies in de Nederlandse Reformatie tot 1585 [Bibliotheca Bibliographica Neerlandica, vol. 37/1-2] (Nieuwkoop, 1989), dl. 1, 220-2; dl. 2, 158-5.

v J.-Fr. Gilmont, ‘La seconde édition française de la Confessio Belgica [Lyon, Jean Frellon], 1561-1562]’, in: Quaerendo 4 (1974), 259; Bakhuizen van den Brink, De Nederlandse belijdenisgeschriften, 13-4; H.J. Boiten in: M. te Velde red., Confessies, 453-4.

vi Ten oprechte noemt Boiten een uitgave in 1563 door Crespin in Genève (Confessies, 454). De editie van 1563 (Bibliographie des éditions de Jean Crespin 1550-1572 (Verviers, 1981), vol. II, 181) betreft de Gallicana. De eerste Geneefse druk verscheen in 1566 bij Jean Bonnefoy, met daarin doorgevoerd de door de synode van Antwerpen in hetzelfde jaar aangebrachte wijzigingen (Bakhuizen van den Brink, De Nederlandse belijdenisgeschriften, 17-8).

vii Gérard Moreau, ‘Les synodes des Églises Wallonnes des Pays- Bas en 1563’, in: Nederlands Archief voor kerkgeschiedenis 47 (1965-66), 3 (1-11).

viii Ioannis Calvini epistolae et responsa (Genève, 1575), 336; Ioannis Calvini epistolarum et responsorum Editio secunda (Lausanne, 1576), 640-1 (Ep. 370); CO 10, 224-5.

ix Over de disciplina als juk, zie W. van ’t Spijker, ‘“… den hals buygende onder het jock Jesu Christi …” Oorsprong en zin van een uitdrukking in art. 28 en 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis’, in: Bezield verband. Opstellen aangeboden aan prof. J. Kamphuis (Kampen, 1984), 206-219.

x L’arrest du Synode au lieu de la Palme: ‘A esté arresté qu’on suivra le conseil de ceux de Geneve, assavoir qu’on pourra recevoir en l’Eglise pour estre baptisez les enfans de ceux qui ne sont point encore rengez, pourveu qu’ils s’y accordent, moyennant que ce soit par un homme fidele et craignant Dieu, et mesmes rangé en l’Eglise. Quand aux enfans de ceux qui sont encores du tout infideles, l’Eglise en jugera selon qu’elle cognoistra estre urgente et necessaire (Livre Synodal contenant les articles résolus dans les synodes des Églises wallonnes des Pays-Bas, ed. Emile Bourlier, Tome 1 1565-1585, 3). Vgl. artikel 6 van de provinciale synode van Teur, 26 april 1563: ‘Que tous enfans qui seront offerts à l’Eglise du Seigneur par les fideles de bonne conversation en l’Eglise, soyent receus au baptesme, nonobstant l’incredulité et meschanteté des parens, moyennant que lesdits parens y consentent’ (Livre Synodal, 1). Artikel 9 van de provinciale synode te Bouton, 26 april 1563: ‘Que ceux qui presentent les enfans au baptesme soyent rangez selon la discipline Ecclesiastique’ en art. 10: ‘Les enfans de ceux qui ne sont point encores rangez en l’Eglise ne seront point baptisez, sinon estant presentez au baptesme par gens fideles et qui ayent charge de l’enfant’ (Livre Synodal, 5).

xi De provinciale synode te Armentières sprak op 26 april 1563 in relatie tot verkiezing van ambtsdragers uit: ‘et signeront la confession de foy arrestée entre nous …’ (Livre Synodal, 4; Moreau, ‘Les synodes’, 3). Vgl. hier de eedpolitiek in Genève (H.A. Speelman, Calvijn en zelfstandigheid van de kerk (z.p., [1994]), 59-72, 105 n. 364).

xii Zie Inst. IV 12.11-13 waar Calvijn met dezelfde tekstverwijzing besluit.

xiii De provinciale synode ‘de la Palme’ deed ook de uitspraak dat ‘tous ceux qui sont du troupeau ne s’ingereront de faire assamblee illicite’ omdat zij anders als scheurmakers beschouwd worden. Dat geldt dus ook voor ‘tous ceux qui s’adioignent avec les Anabaptists pour escouter leur doctrine’ (art. 9 in Livre Synodal, 4).

xiv In zijn commentaar (1549) vermeldt Calvijn de traditie waarin, naast Paulus, de namen van Lucas, Barnabas en Clemens van Rome genoemd worden en dat het sinds de kerkvader Chrysostomos door de Griekse schrijvers onder de brieven van Paulus gerekend wordt. ‘Maar de Latijnse schrijvers dachten daar anders over, vooral zij die het dichtst bij de tijd van de apostelen leefden. Ik weet niets aan te voeren om Paulus als auteur te erkennen’. Want ‘de methode van onderwijs en stijl bewijzen voldoende dat het een ander dan Paulus is; en de schrijver maakt zichzelf in hoofdstuk 2 bekend als een van de leerlingen van de apostelen’ (Ioannis Calvini opera omnia 2/19, ed. T.H.L. Parker (Genève, 1996), 11).

xv De provinciale synode van ‘Teur’ sprak op 26 april 1563 uit: ‘Qu’on ne dissimulera nullement l’excommunication contre les obstinez en leurs pechez, ores qu’il en apparust quelque persecution’ (art. 18 in Livre Synodal, 2; Moreau, ‘Les synodes’, 6. De provinciale synode te Bouton, art. 15: ‘Qu’on ne dissimulera nullement l’excommunication contre ceux qui sont obstinez en leurs pechez, ou qu’il en apparut quelque persecution, ni contre ceux qui pour crainte s’estans retirez des Eglises, se polluent en idolatries et superstitions’ (Livre Synodal, 5).

xvi Zie de bronteksten in noot 11.

xvii Gootjes, The Belgic Confession, 193: ‘Interrogué, qui luy a baille la confession des fideles, quil dict estr[e] d’Anvers, don til faict me[n]tion par sond[i]t escript aud[i]t Guy’ (id, in: Van Langeraad, Guido de Bray, 39; id., in: Gérard Moreau, Histoire du Protestantisme à Tournay jusqu’à la veille de la Révolution des Pays-Bas (Paris, 1962), 156 n. 1).

xviii Guido Marnef meent dat de Confession de foy ‘door Guy de Brès werd opgesteld in nauwe samenwerking met de Kerk te Antwerpen’ (Antwerpen in de tijd van de Reformatie. Ondergronds Protestantisme in een handelsmetropool 1550-1577 (Amsterdam-Antwerpen, 1996), 106). Ook schrijft hij: ‘In het voorjaar van 1561 maakten de Antwerpse gereformeerden aan de stadsmagistraat een supplicatie over die wellicht de tekst van de door Guy de Brès opgestelde Confession de foy bevatte’ (124, met verwijzing naar Bakhuizen van den Brink, 15 en Johnston E. ed., Actes du consistoire de l’église Française de Treadneedle Street I: 1560-1565 (London, 1937), 38). Gootjes geeft in overweging dat de belijdenis van Beza bedoeld zou zijn (The Belgic Confession, 29v).

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Protestants Nederland | 28 Pagina's

Calvijns brief over De Brès’ belijdenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Protestants Nederland | 28 Pagina's