Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Is overgangsbepaling 238 in strijd met de kerkorde?

In de N.R.C. is een vraag opgeworpen, die voor vele gemeenten van zeer groot belang is. Het is de vraag of overgangsbepaling 238 niet in strijd is met de kerkorde. Onze lezers weten dat deze overgangsbepaling is ingevoerd om de midden-orthodoxe evangelisatie op de Veluwe een kerkelijke status te geven.

In de N.R.C. van zaterdag 5 januari 1957 is aandacht geschonken aan een opmerkelijk precedent in de Ned. herv. gemeente te Ede. Een minderheidsgroep uit deze gemeente heeft een officiële erkenning gekregen en uit deze groep zijn enkele personen benoemd tot buitengewone ouderlingen en diakenen, die in een kerkdienst te Apeldoorn in hun ambt zijn bevestigd. Kort daarop volgde een gelijksoortig synodaal besluit ten aanzien van de gemeente N ij k e r k (N.R.C. van dinsdag 26 februari). Deze gang van zaken berust formeel op een aantal overgangsbepalingen, die niet zo lang tevoren waren aangenomen. Krachtens deze bepalingen worden lidmaten, die dit wensen, onttrokken aan het gezag van de kerkeraad en wordt door deze buitengewone titularissen beslist over toelating tot doop en avondmaal, tot opneming onder de belijdende leden en soortgelijke bemoeiingen. De kerkeraad is dan gehouden deze beslissingen te erkennen en administratief te verwerken. Of de kerkeraad dit met zijn verantwoordelijkheid overeen kan brengen, wordt niet gevraagd, doch het lijkt wel aannemelijk, dat voor een consciëntieuze kerkeraad hierdoor ernstige bezwaren zullen kunnen ontstaan. Het lijkt daarom allereerst gewenst, de betekenis van deze handelingen nader te beschouwen en aan de hand daarvan te onderzoeken op welke wijze aan de bezwaren van de kerkeraad kan worden recht gedaan.

Wat de gemeente Nijkerk betreft wil de Persschouwer opmerken, dat deze zaak nog niet definitief haar beslag heeft gekregen. Dat kan echter wel elk ogenblik gebeuren, zoals dit trouwens met verschillende andere gemeenten het geval is. Overigens kan de Persschouwer zeggen, dat er inderdaad grote bezwaren bij de betrokken kerkeraden leven en dat de vragen die hier opgeworpen worden daar ook zeker belangstelling hebben. De schrijver stelt dan eerst tegenover elkaar de kerkorde en de overgangsbepaling die na de invoering van de kerkorde tot stand kwam:

Men mag in de eerste plaats wel bezwaar maken dat de hierboven kortelijk geschetste regeling is ingevoerd als „overgangsbepaling". Vóór de invoering van de kerkorde bestonden dergelijke bepalingen niet en was iedere kerkeraad verantwoordelijk voor alle leden zijner gemeente. Het hier bedoelde stelsel om bepaalde gemeenteleden daaraan te onttrekken is een volkomen nieuwigheid, die eerst tot stand is gekomen toen de kerkorde lang en breed was ingevoerd en dus niets te maken heeft met overgangsrecht, doch eenvoudig een uitzondering is op de regels, die in de kerkorde in engere zin en de daarbij behorende ordinanties zijn neergelegd.

Men moet namelijk weten dat de kerkorde van de Ned. hervormde kerk bestaat uit de kerkorde in engere zin van 29 artikelen, alle met Romeinse cijfers genummerd, en voorts uit een aantal ordinanties, waarin de inhoud der kerkorde nader wordt uitgewerkt. Dit onderscheid is op zichzelve niet zo belangrijk, doch wel van betekenis is het feit, dat de kerkorde in engere zin veel moeilijker te wijzigen is dan de ordinanties en overgangsbepalingen. Daarvoor is onder andere een verdubbeling van de generale synode nodig. Nu rijst dus de vraag, of men in ordinanties en overgangsbepalingen een regeling mag neerleggen, die ingaat tegen het stelsel van de kerkorde in engere zin, zonder in deze laatste de daarvoor noodzakelijke wijzigingen aan te brengen. Wij menen deze vraag zonder voorbehoud ontkennend te moeten beantwoorden. Wat blijft er over van de waarborgen, die de kerkorde in engere zin geeft, wanneer de generale synode of een ander kerkelijk lichaam een dergelijke regeling met voeten treedt? Het wil ons voorkomen, dat een dergelijke regeling dan onverbindend is en dat ieder, die gehouden is kerkrechtelijke bepalingen toe te passen, daarmede rekening dient te houden. Dit zijn dus kerkelijke functionarissen, doch eventueel ook rechterlijke en andere autoriteiten, die voor deze vragen komen te staan.

Dit laatste zou de Persschouwer wel dubbel willen onderstrepen, want het gaat immers hier om de rechtszekerheid in de kerk. Is dat nu mogelijk, zo vraagt de schrijver, is dat nu kerkrechtelijk mogelijk, dat men bepaalde lidmaten onttrekt aan de verantwoordelijkheid van de kerkeraad?

Allereerst zal dus dienen te worden nagegaan of het stelsel, dat bepaalde lidmaten onttrekt aan het gezag en de verantwoordelijkheid van de plaatselijke kerkeraad verenigbaar is met de kerkorde in engere zin. Wij menen deze vraag ontkennend te moeten beantwoorden. Ons inziens gaat de kerkorde in engere zin uit van het stelsel, dat er niet in iedere gemeente zoveel kerkeraden kunnen zijn als de inventaris der richtingen of modaliteiten medebrengt, doch dat er plaatselijk één college is, dat onder de naam van „de kerkeraad" verschillende bevoegdheden uitoefent.

Wanneer men de verschillende artikelen van de kerkorde in engere zin doorloopt, vindt men in artikel IV, dat aan de ouderlingen is toebetrouwd het dragen van de medeverantwoordelijkheid voor de bediening des Woords en het rechte gebruik van de sacramenten. Dit sluit naar onze mening uit, dat een deel der gemeente geheel wordt onttrokken aan deze medeverantwoordelijkheid. Een belangrijk punt is lid 8 van dit artikel, waarin de verkiezing en roeping van haar ambtsdragers plaatselijk aan de gemeente als recht worden toegekend. De buitengewone ambtsdragers van een scheurgemeente worden benoemd door de provinciale kerkvergadering en deze benoeming wordt dus volledig onttrokken aan de gemeente. Dit is zonder twijfel in strijd met het stelsel van de kerkorde in engere zin.

Een volgend punt is artikel V van de kerkorde in engere zin, waarin als ambtelijke vergadering voor de plaatselijke gemeente de kerkeraad wordt aangewezen en niet één of meer kerkeraden al naar de richtingen of modaliteiten, terwijl in ditzelfde

artikel staat, dat de predikant of de predikanten met alle ouderlingen het consistorie vormen, wat niet te verenigen is met het instituut van buitengewone ouderlingen, die geen lid van dit college zijn. Ook het onderzoek voor de toelating tot de openbare belijdenis des geloofs en de viering van het Avondmaal worden gesteld onder het opzicht van de kerkeraad en niet van één of meer kerkeraden.

De schrijver komt tot de conclusie, dat het vestigen van een „scheurgemeente" volgens Overgangsbepaling 238 in strijd is met de kerkorde en zijn argumenten wegen daarbij zwaar.

Wanneer men dit alles overziet blijkt wel, dat de regeling tot het vestigen van een scheurgemeente indruist tegen verschillende bepalingen van de kerkorde in engere zin en dus slechts had mogen worden ingevoerd met inachtneming van dezelfde waarborgen als waarmede de kerkorde zelf zou kunnen worden gewijzigd.

Het is waarschijnlijk geen toeval dat ook hierbij van synodale zijde met overschrijding van bevoegdheid dergelijke regelingen in het leven zijn geroepen, omdat reeds bij herhaling moest worden geconstateerd, dat men zich in die kringen wel weinig gelegen laat liggen aan een nauwgezette en gewetensvolle handhaving van reglementaire bevoegdheden. Deze gevallen zijn zó frequent, dat men zelfs wel kan spreken van morele defecten bij de toepassing van kerkrechtelijke bevoegdheden

De schrijver in de N.R.C. haalt dan enkele gevallen aan, die naar zijn mening daarvan blijk geven. De rechtszekerheid is een kostelijk goed, die niet met de voeten mag worden getreden. De vragen die hier opgeworpen zijn mogen niet terzijde gelegd worden. De Persschouwer wil het voor deze keer hierbij laten. Maar hij zal een volgende keer doorgeven wat deze schrijver ten aanzien van deze vragen nog meer te zeggen heeft. De Persschouwer wil alleen nog opmerken, dat de generale synode in haar haast om de midden-orthodoxe evangelisiaties op de Veluwe tegenover de gereformeerde kerkeraden in het gelijk te stellen, bepalingen heeft ontworpen, waarvan ze zeker op de duur spijt zal hebben en die immers nu reeds doen zien, dat ze de kiem in zich dragen van de ontbinding der kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 mei 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 mei 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's