Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

JOHN G. PATON

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

JOHN G. PATON

De arbeid is moeilijk eri zwaar.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het heidendom zit vol bijgeloof. Dat ondervond Paton schier iedere dag. Wanneer er velen ziek werden; als rampen het eiland troffen, of andere opmerkelijke dingen voorvielen, die voor de inlanders niet zo aangenaam waren, dan kreeg de zendeling de schuld. Ook werd hem wel gevraagd, wat hij daarxyver dacht. De slimme zendeling zei, dat hij dacht, dat zij de oorzaak waren van de verscheidene rampen. Waarom werd hun land geteisterd ? Was het niet om hun schuld ?

Deze vragen werden lange tijd overdacht en besproken. Eén der antwoorden luidde: „Wij geven u de schuld niet van deze rampen, maar dan moet gij het ons ook niet doen. Wij denken dat een Bosman zich meester gemaakt heeft van het een of ander waarvan wij gegeten hebben, en dit voor de grote boze Geest in de vulkaan heeft geworpen."

Een ander inlander sprak: „De grote boze Geest van Tanna, die wij allen vrezen en aanbidden, zendt die ongelukken, omdat hij weet, dat wij aanbidders worden van uw, Jehovah God en wij hem nu niet meer zullen dienen. Daarom is hij boos op u en op ons allen."

Een tijdlang hielden de Tannezen zich nu kalm: ze waren bevreesd bij de gedachte, dat zij de schuldigen weieens konden zijn.

Maar enige tijd later, toen wisten ze blijkbaar wel zéker wie de schuldige was. Een bejaard opperhoofd van een naburig eiland had een bezoek gebracht aan Tanna. Kort na dat bezoek werd de man ziek en binnen enige dagen stierf hij. Een broer van het opperhoofd kreeg een aanval van koorts, slechts een paar dagen nadat hij op Tanna was aangekomen. Nu was er geen twijfel meer mogelijk. De Zending had dit veroorzaakt, en daarom: het zendingshuis, met alles wat er bij hoorde, moest verbrand; de zendeling moest gedood of het eiland verlaten; ook zij, die hem dienden. Wilden zij in leven blijven, dan moesten ze het eiland verlaten.

De Tannezen waren woedend en stookten elkander op om die hele boel van de blanke uit te roeien. Er zou een bende uitgekozen worden, die al de vrienden van de Zending zou vermoorden. Zie daar de woeste mannen bij elkaar vergaderd om het moordplan te bespreken! Het ziet er voor Paton en zijn helpers niet best uit. Ze zijn ten dode opgeschreven. Wie zal hen vermogen te redden?

Och, heel eenvoudig: cle Heere kan door middel van duizenderlei middelen hulp verlenen. Hij neigt de harten der koningen als waterbeken. De grimmige Ezau moet Jacob omhelzen. Zo gebeurde ook hier op het onverwachts een grote ommekeer.

Een machtig opperhoofd stond op, zwaaide met een geduchte knots en riep met grote stem: „De man, die Missi doodt, moet eerst mij doden. Zij, die de onderwijzers doden, moeten eerst mij en mijn volk doden, want wij zullen hen bijstaan en verdedigen ter dood toe."

Nauwelijks was de man uitgesproken, of een ander opperhoofd herhaalde de woorden van zijn collega. Nog nimmer was een vergadering zó snel ontbonden als hier. De inboorlingen liepen verschrikt naar alle kanten heen.

Een wonderlijke redding voor Paton en zijn helpers, temeer als we bedenken, dat beide opperhoofden felle vijanden waren van het zendingswerk. Met goed recht kon Paton zeggen, dat God hier had ingegrepen.

Als Nicodemus, die 's nachts tot Jezus kwam, slopen van die tijd af 's avonds laat verscheidene mannen naar het zendingshuis om met de zendeling te spreken over de nieuwe godsdienst. Pas als ze zagen dat de deuren waren gegrendeld en de luiken waren gesloten, kwamen de tongen los. In die nachtelijke uren onderrichtte Paton de zoekende mensen. Hij sprak als een vader die zijn kinderen onderwijst. Verscheidene Tannezen kwamen hun bezoek herhalen. Eens sprak een opperhoofd: „Missi, ik zou wel een Christen willen worden, als de anderen mij maar niet uitlachten. Dat zou ik niet kunnen verdragen." De man was, als weleer Agrippa, bijna bewogen. Uit valse schaamte durfde hij zich niet ten volle overgeven. (Zouden in onze dagen zulke mensen ook niet worden gevonden? )

Wat was het werk moeilijk en zwaar voor Paton! Wanneer zouden de arme heidenen zó ver gebracht zijn, dat ze de afgoden en alle bijgeloof zouden laten varen? Wanneer zou de dag aanbreken, dat ze gebracht 'zouden zijn tot de kennis der zaligheid ? Zouden ze ooit de enige Zaligmaker kennen, liefhebben en dienen?

Ze waren diep gezonken. Ook op het gebied van de samenleving. Stelen konden ze zeer behendig en, wat het ergste was, ze schaamden zich nooit als ze betrapt werden, maar wel omdat ze zo onhandig waren geweest en daardoor waren ontdekt.

Verschillende kleine voorwerpen raakten zoek op een geheimzinnige manier, tussen de tenen, tussen haarvlechten, onder de armen en door middel van meer andere behendige trucjes.

Op zekere dag, toen de dekens te drogen hingen, kwam plotseling het oorlogshoofd Miaki toesnellen onder de uitroep: „Missi, kom gauw naar binnen, gauw. Ik heb uw raad nodig." Ondertussen was hij al naar binnen gesneld, gevolgd door de nieuwsgierige zendeling. Miaki begon te vertellen, maar nauwelijks had hij enkele woorden gesproken, of buiten klonken de stemmen der vrouwen, die de wacht bij de was hielden: „Missi, kom gauw. De mannen van Miaki stelen de lakens en dekens!"

In een wip stond Paton buiten, maar van de dekens en lakens geen spoor. De mannen van Miaki waren al in de bosjes verdwenen.

En Miaki? Hij zwaaide met zijn knots, liep naar de struiken en schreeuwde: „Zó zal ik die rekels neerslaan. Ze zullen uw goed terug geven!"

Paton gebood hem, direct zijn onderdanen met het goed te laten terug komen. Miaki verdween, maar kwam niet terug. In lange tijd vertoonde hij zich niet in de buurt van het zendingshuis.

Of hij ook medeplichtig was!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1952

Daniel | 8 Pagina's

JOHN G. PATON

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 februari 1952

Daniel | 8 Pagina's