Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter overweging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter overweging

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

H.W. de Knijff, Venus aan de leiband. Europa’s erotische cultuur en christelijke sexuele ethiek. 318 blz. f. 65,-. Uitg. Kok, Kampen 1987.

Dit is een geweldig boek. Het geeft een overzicht van de geschiedenis van denken over erotiek en seksualiteit in Europa, vanaf de Grieks-Romeinse oudheid, via Oude Kerk, Middeleeuwen, Renaissance, Reformatie, Verlichting, Romantiek tot vandaag. In een brede culturele context wordt dit fenomeen besproken. Ik heb diep respect voor de kennis van de cultuurgeschiedenis van Europa en voor de scherpzinnige tekening van de erotiek en seksualiteit daarbinnen.

Het boek is meer dan een historische studie. Het slot van de ondertitel wijst dat uit. Op dit punt ben ik teleurgesteld. De schrijver pleit voor het huwelijk. Hij spreekt zelfs over zijn apologie voor het huwelijk. Tegelijk laat hij volle ruimte aan allerlei alternatieve relaties en feministische ideeën. Hoe verdraagt zich dit pleidooi met zijn kritische analyse? Naar mijn gedachte gaat hij teveel uit van seksualiteit als menselijk gegeven. Zij moet in bedwang gehouden worden. De bijbelse kwalificatie van zonden op dit gebied komen we nauwelijks tegen! De reformatorische positie wordt daarom ook niet scherp genoeg getekend. Onbegrijpelijk is mij zijn grote waardering voor de Romantiek met betrekking tot dit onderwerp!

Ondanks deze fundamentele kritiek acht ik het een waardevol boek. Het is echt een studieboek met tal van foto’s die de ontwikkelingen nogal zinnelijk tot op de voorkant toe illustreren. Waarom moest dat zo?

A. Kooi/en C. Trimp, Zaaien op dankdag. Opstellen over het diaconaat van de christelijke gemeente. 152 blz. f. 24,75. Uitg. De Vuurbaak, Barneveld 1988.

De Centrale Diaconale Conferentie van de Gereformeerde Kerken heeft honderd jaar de diakenen en daarmee de kerken mogen dienen. Ter gelegenheid van dat feit is deze bundel samengesteld. We treffen er aan een historisch deel achterin over de conferen-tiegegevens van deze honderd jaar. Een reproduktie van de notulen van de voorbereidende vergadering en informatie over de samenstelling van het Comité.

Verder zijn er twee historische opstellen. Prof.Trimp bespreekt de ontwikkeling van het diaconaat. De politicus Van Middelkoop schetst de ontwikkelingen met betrekking tot de verzorgingsstaat. De plaats van de diaconie daarin wordt zeer summier aangeduid. De voorzitter van de conferentie, J.J. van Dijk, schetst het diaconaal beleid. Deze bijdrage is uitermate praktisch. Het is geen handboek, maar wel een bruikbare handreiking over verschillende facetten van het diaconale werk.

Ds. C. den Boer, 1 Timotheus (de eerste brief van Paulus aan Timotheus). 182 blz. f. 19,90. Uitg. Kok, Kampen 1988.

Opnieuw een bundel bijbelstudies, die voor de EO-microfoon zijn uitgesproken. Ds. Den Boer heeft veel zorg besteed aan de uitleg van de teksten van Paulus en aan de bewerking in deze vorm. Aantekeningen onderaan de bladzijden, verwijzingen naar bijbelteksten opzij van de pagina, en gespreksvragen na elk hoofdstuk maken dit boek tot bruikbaar en waardevol materiaal. Ik waardeer het dat de EO deze rubriek gedurende een winterseizoen in zijn programma opneemt en dat ds. Den Boer zich zo gewetensvol van zijn taak heeft gekweten. Hier en daar zou men nog iets meer hebben willen lezen: bijvoorbeeld bij 1 Timotheus 6:19. De rijkdom van deze pastorale brief, die door de auteur terecht aan Paulus toegeschreven wordt, gaat open. Er zit stof in om over te preken en om samen over te spreken.

H. van den Berg e.a., Een koninklijke opdracht. Nieuwe ontwikkelingen in de gehandicaptenzorg, ethische, medische en juridische beschouwingen. 106 blz. f. 17,50. Uitg. De Vuurbaak, Barneveld 1988.

Een bundel studies in verband met de gehandicaptenzorg, geleverd door een predikant, een arts en twee vrouwelijke juristen. Het boek verschijnt ter gelegenheid van het feit dat de gereformeerde (vrijgemaakte) vereniging op dat terrein, „Dit Koningskind”, vijftien jaar bestaat.

Ik heb veel waardering voor deze bundel. De waarde van het leven wordt bijbels bepaald en niet aan de hand van moderne inzichten. Er wordt heel open geschreven over het krijgen van kinderen in gezinnen, waarin al gehandicapte kinderen zijn. Hier wordt hulp geboden. De juridische bijdragen acht ik voor gezinnen met gehandicapte kinderen van belang. De medische opvattingen worden helder besproken, vooral wel de ontwikkelingen daarin, en hoe zich daartegen te weer te stellen.

Dit boekje wil ik vooral onder de aandacht brengen van die ambtsdragers, die door ouders van gehandicapten om hulp worden gevraagd. Dat zijn er, lijkt me, meer dan wel eens wordt gedacht.

Verklaring van de bijbel door Johannes Calvijn. De profeet Jesaja. Deel 3 429 blz. en deel 4 423 blz. f. 79,- per deel. Uitg. De Groot-Goudriaan, Kampen 1988.

Met deze beide delen is Calvijns commentaar op Jesaja in vertaling compleet. Het is een genoegen om dit commentaar te lezen. Graag noem ik nog eens drie dingen die mij bijzonder hebben getroffen. Calvijns eerbied voor de tekst en zijn aandacht voor de historische situatie. Hij gaat uit van wat er staat, in de tijd waarvoor het was bestemd.

Vervolgens: de moeiteloze verbreding van de boodschap van de tekst voor mensen van later eeuwen, dus ook voor onze tijd. Dit zou ik de „breedheid” van Calvijns schrift-uitleg willen noemen. Daarachter zit een derde prent: de concentratie van de Schrift in Jezus Christus. Dat is de diepte van zijn schriftuitleg. Altijd weer komt hij bij Christus terecht. Calvijn is nuchter. Hij wijst de vertaling „wees borg voor mijn ziel” in Jesaja 38 :14 af. Hij geeft de voorkeur aan: Herschep mij. Graag zou ik veel meer willen aanhalen. Het is een verrijking dat Calvijns commentaar op Jesaja nu in goed Nederlands is vertaald. Het bezit van dit commentaar is goud waard.

Ds. C.G. Geluk, Sprekende momenten voor stille tijd over het gebed. 117 blz. f. 13,90. Uitg. Kok, Kampen 1988.

Dit is het derde in een serie van aanwijzingen voor persoonlijk bijbellezen. Het thema is nu het gebed. Zesentwintig hoofdstukjes, zeven dagen per hoofdstuk, treffen we hier aan. Elke week een ander aspect. Over de methode schreef ik reeds eerder. Nu trof het me sterker nog dan vorige keren dat de bij het thema gezochte schriftlezingen wel echt erbij zijngezocht! Het verband tussen thema van de perikoop en dit bepaalde aspect van het gebed, is mij niet steeds duidelijk. Het gevaar is niet denkbeeldig dat dit een te vlot gehanteerde methode wordt voor het schrijven van een nieuw deeltje in de serie.

Ds. C. den Boer e.a., Transponeren. Homiletische handreiking 2. 102 blz. f. 22,50. Uitg. Kok, Kampen 1987.

Een tweede deel in de serie Homiletische handreiking, vijf jaar na het eerste deel. Ds. C. den Boer geeft „homiletische wenken”. Prof. Trimp bespreekt „heilshistorische prediking”. Een wel zeer beknopt opstel, dat een summier exerpt is van zijn in 1986 verschenen boekje. Eerlijk gezegd vind ik dat het onderwerp door de beknopte behandeling niet tot zijn recht komt, al staan er waardevolle opmerkingen in. Ds. Van Gorsel schrijft over „Trinitarische prediking”. Dan volgen vijf schetsen, opgezet naar de volgende indeling: motivatie tekstkeuze - exegetische notities - theologische reflectie - homiletische aandachtspunten. Tenslotte een homiletische wegwijzing in de vorm van overwegingen bij een paar preken van Kohlbrugge door drs. A. de Reuver. Al met al een informatieve bundel. Toch zou ik me kunnen voorstellen dat de behandeling van een hoofdstuk of onderdeel uit de homiletiek meer samenhang bracht en ook wat dieper door kon stoten. Als men de serie wil vervolgen, zal stellig in deze richting gezocht moeten worden. Anders komt men niet uit boven het niveau van weekbladartikelen. Daarvan niets kwaads. Maar „transponeren” vraagt om meer.

Dr. J. Hoek, Bij-tijds Geloven. Zonde: opstand tegen de genade. Gedachten over zonde. 87 blz. Kampen 1988.

Dit is een helder geschreven en oriënterend boek(je). De auteur verstaat de kunst om standpunten beknopt samen te vatten en te typeren, onder meer door karakteristieke citaten van anderen in zijn betoog te vervlechten. Hij gaat in op bezwaren tegen de bijbelse leer over de zonde. Hij bespreekt en kritiseert onder anderen Barth, Berkhof en Wiersinga. Hij weegt hun kritische opmerkingen en tracht hun bezwaren op te vangen. Het is een open en niet krampachtige bespreking van het thema. Hij laat zien dat de zonde verkrampte mensen maakt, doordat ze Gods liefde versmaden en op zichzelf -persoonlijk en structureel - betrokken zijn. Een paar opmerkingen, die mijn waardering willen onderstrepen. De titel had mijns inziens beter kunnen luiden: Zonde - in het licht van de genade. Of: Zonde - opstand tegen de liefde. De schrijver bedoelt met genade, lijkt me, hetzelfde als antwoord 12 van de Heidelberger Catechismus, waar ook van genade vóór de zondeval wordt gesproken. Ik vind dit geen helder spraakgebruik. Met de intentie ben ik het geheel eens. In aansluiting bij Nic. H. Ridderbos, Korte Verklaring Psalmen, zou ik in verband met Psalm 51: 7 willen stellen dat David zegt: van het uur van mijn geboorte en ontvangenis af ben ik besmet door de zonde. Hoofdstuk 8 „Hoe heb ik weet van de zonde?” zou ik meer naar voren gehaald hebben, evenals hoofdstuk 9 over de straf op de zonde. Zo zijn er nog wel enkele dingen.

Het is een heldere uiteenzetting waarin het klassiek gereformeerde belijden met eigen woorden wordt weergegeven.

Dr. M. Dijkstra, Ezechiël 1. Een praktische bijbelverklaring. Tekst en toelichting. 245 blz. f. 37,50. Kampen 1986.

Dit commentaar is met liefde voor de profeet Ezechiël geschreven. De auteur is terzake kundig, erkent allerlei lijnen in de Bijbel zelf, en ook naar buitenbijbelse gegevens. Hij is wel van mening dat de profeet van allerlei materiaal (volksverhalen, sagen en zelfs mopjes) gebruik heeft gemaakt.

De uitleg heb ik ervaren als een verrijking. Deze bepaald niet gemakkelijke profeet komt ons door de uitleg dichterbij. We treffen ook hier de historisch-kritische methode aan, zij het dat ik de indruk heb dat er minder gebruik van wordt gemaakt dan in andere delen van deze serie.

Dr. C.J. den Heyer, Galaten. Een praktische bijbelverklaring. Tekst en toelichting. 145 blz. f. 22,50. Kampen 1987.

Dr. Den Heyer heeft twee delen over Marcus geschreven en nu, als derde van zijn hand, een deel over Galaten. Een bewonderenswaardige produktie!

De schrijver is bekwaam èn kritisch. Hij ziet het Nieuwe Testament als resultaat van mensenwerk, waarbij Paulus zijn eigen voorkeur heeft en meer geloofwaardig is dan Lucas (blz. 30) en soms een chaotische indruk achterlaat (blz. 50). Het voorbestaan van Christus wordt wel erkend, maar niet doorgetrokken tot het voorbestaan van Christus als Zoon van God (blz. 92), terwijl dat door Paulus juist wel bedoeld wordt. Deze brief is de brief van de vrijheid, ook al heeft Paulus niet altijd bevrijdend geschreven. Er zit iets tweeslachtigs in de waardering die de auteur voor Paulus heeft, omdat hij zelf een tweeslachtigheid opmerkt, niet in het minst ten aanzien van de verhouding jodendom-christendom (blz. 26). Dat Galaten 4:25 maar tussen haakjes gezet moet worden, lijkt mij in strijd met de belijdenis dat we hier met het Woord van God te doen hebben. Een kundig, maar tegelijk een hier en daar zeer kritisch commentaar.

Dr. H. Baarlink, Romeinen 1. Een praktische bijbelverklaring. Tekst en toelichting. 135 blz. f. 22,50. Kampen 1987.

Een nieuw deel in de bekend wordende serie. De schrijver is hoogleraar in de nieuwtestamentische vakken aan de Theologische Universiteit in Kampen. Dit deel gaat over Romeinen 1-8. Het bevat in eenvoudige uitleg veel goed materiaal. De verzoening wordt duidelijk beleden, vooral in verband met hoofdstuk 3. De historiciteit van Adam (Rom. 5) wordt niet ontkend. De geldigheid van Paulus’ uitspraken over homoseksuele praktijken wordt voorzichtig, maar toch duidelijk vastgehouden. Niet duidelijk wordt gezegd, dat Paulus geweten heeft dat er mensen zijn met een zogenaamd homoseksuele aanleg. Op grond van buitenbijbelse (vooral Griekse) gegevens mag men dit voor vast aannemen.

Het spijt mij dat de schrijver Romeinen 7 uitlegt als de tweespalt in de onwedergeboren mens. Het valt mij op dat voor hem, evenals voor Herman Ridderbos, de context doorslaggevend is. In mijn „Geroepen tot heilig leven” heb ik de juistheid van deze uitleg met argumenten betwist. Er zijn uiteraard meer punten waarin je met de schrijver van mening kunt verschillen. Ik reken dit boek tot de betere van deze serie. Het spijt mij, dat men niet per bladzijde kan zien welk vers van welk hoofdstuk daar becommentarieerd wordt. Men moet vaak zoeken!

Dr. C.J. den Heyer, Marcus 11. Een praktische bijbelverklaring. Tekst en toelichting. 169 blz. f. 26,90. Kampen 1985.

Dit is het tweede deel over Marcus. Bij de bespreking van het eerste deel werd gewezen op de kritische instelling van de auteur. Hij maakt ruim gebruik van de historisch-kri-tische methode. Dat is ook nu het geval. De christelijke gemeente heeft in Marcus 8 woorden aan die van Jezus toegevoegd (blz. 31). Toch krijgen we soms de indruk dat de tekst door dit schema van de historisch-kritische wetenschap heenbreekt. Men zie bladzijde 14v. Daar wordt gezegd dat de Zoon des Mensen door God was voorbestemd om te lijden. Niettemin is op bladzijde 13 gezegd dat Jezus Zich in het rekening houden met Zijn vroegtijdige dood heeft kunnen laten inspireren door martelaren uit de tijd van de opstand van de Maccabeeën. Zou de Here Jezus het niet in de Schriften gelezen hebben? Het slotgedeelte behandelt de „visie van Marcus”. Met die typering heeft de schrijver ook zijn eigen standpunt getypeerd.

Dr. J. Firetendr.J.A. Montsma, Geloven bij benadering. Overwegingen bij de moeilijkheid en de mogelijkheid van geloven. 135 blz. f. 22,90. Delft 1988.

Dit boek doet denken aan het boek (ook zeven hoofdstukken) „Zeven weerbarstige woorden uit het christendom”. Geloven (H.M. Vroom), Geloven in God (H. Berkhof), Geloven in Jezus (H.H. Miskotte), Geloven in de Heilige Geest (E. Flesseman-van Leer), Bidden (J.Firet), Navolgen (J.A. Montsma) en Heiligen (H.W.de Knijff), worden behandeld. De teneur is die van een hedendaagse geloofsleer in de sfeer van H. Berkhof. Het hoofdstuk over de Heilige Geest heeft mij diep teleurgesteld. Hij is geen Persoon, slechts een kracht. Dat over Heiligen heeft mij het meest gezegd. In het hoofdstuk over Bidden wordt het uitgangspunt gezocht in de menselijke ervaring. Eigenlijk is in al de hoofdstukken afwezig de klare belijdenis omtrent de Heilige Schrift. Met dit boek wordt een oecumenische theologie gepropageerd, die inspeelt op het levensgevoel van de moderne mens, maar de duidelijkheid van het theocentrisch gereformeerde belijden mist, soms daartegen ingaat.

Ds. H. Veldhuizen, Vrije Groepen, evangelische bewegingen en de kerk. 128 blz. Kampen 1988.

Met belangstelling en verwachting nam ik dit boekje ter hand. De auteur is goed thuis op het gebied van sekten en stromingen. Nu zijn de vrije groepen en de evangelische bewegingen aan de orde. Hun kenmerken worden beschreven. Op gebed, lied, afwijzing van de kinderdoop en bijbelse argumenten ervoor wordt ingegaan. Het methodisme, het Leger des Heils, Johannes de Heer, Youth for Christ, pinksterbeweging en charismatische beweging - ze komen alle ter sprake. Dan heb ik nog alle titels van de 17 hoofdstukken niet genoemd! Het is een sympathiek boekje, met veel secundaire gegevens, dat echter de ene greep op de veelheid van gegevens mist. Als apart gepubliceerde artikelen zouden ze het doen. Voor een samenvattend boekje is, lijkt me, meer nodig. Niettemin, voor een eerste kennismaking en het vinden van de voornaamste feiten kan men hier terecht.

G. Dekker, Godsdienst en Samenleving. Inleiding tot de studie van de godsdienstsociologie. 247 blz. f. 35,-. Kampen 1987.

Het boek bestaat uit drie delen: een methodisch deel, waarin de begrippen en het vak worden besproken. Een systematisch deel, waarin samenleving, godsdienst, kerk en de drie verschijnselen in hun functie ten opzichte van elkaar worden besproken. Tenslotte, de tweede helft (blz. 111-230), een historisch deel. Ik moet zeggen dat dit deel de huidige situatie belicht. Het gaat over de kerk in de moderne samenleving. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat hier ook het zwaartepunt van het boek ligt. Net of het hier naartoe is geschreven. Dan gaat het de schrijver om aanpassing, zonder dat de rol van de godsdienst in het leven en samenleven van mensen is uitgespeeld. Deze laatste these heeft de schrijver al vaker verdedigd.

De linker pagina’s zijn gevuld met citaten uit standaardwerken. De eigen tekst van de auteur is dus de helft van het aantal bladzijden, dat het boek telt. Het was mij geen bezwaar geweest als de schrijver deze bladzijden met zijn eigen tekst gevuld had. Daardoor zou het boek aan waarde hebben gewonnen.

J. Veenhof e.a., Het Rijk Gods en de aardse macht. Theologische visies op de verhouding van geloof en politiek. 167 blz. Kampen 1988.

Een bundeling van colleges over de verhouding van geloof en politiek. Er zijn boeiende studies bij, over gegevens in Oud en Nieuw Testament, in de kerkgeschiedenis, 14e en 20e eeuw, in de islam, en de kerk van heden met alle spanningen die dit thema meebrengt. Het opstel van Dekker las ik tegelijk met zijn laatst verschenen boek. Dan is de overeenkomst opvallend. Men kan spreken van een samenvatting. De interpretatie van de nieuwtestamentische gegevens (J.S. Vos) lijkt mij uiterst aanvechtbaar, alsof Paulus zijn brieven dualistisch, menselijk gespleten zou hebben geschreven. De bijdrage van G. Manenschijn over het geweten is zeer informerend, maar beweegt zich meer op wijsgerig dan op theologisch terrein.

Een bundel die weinig innerlijke samenhang vertoont, en zeer uiteenlopende standpunten te zien geeft. De zegginskracht lijkt mij geringer, naarmate de diversiteit van standpunten groter is. En dat laatste is het geval.

Drs. L van Driel, Over het lijden en God, tussen Kushner en Calvijn. 63 blz. Kampen 1988.

Dit boekje start met weergave van de standpunten van rabbijn H. Kushner en van Joh. Calvijn. Gezien de ook door de schrijver gereleveerde afwijzing van een persoonlijk God door de eerste, zou ik hem niet zomaar een dienaar van God willen noemen. De volgorde van behandeling van beiden komt me vreemd en ook historisch onjuist voor.

In drie hoofdstukken worden sporen van beider standpunt in de geschiedenis nagetrokken. Het vierde hoofdstuk: „God: allemachtig goed”, vind ik een onaangename titel. In dit hoofdstuk wordt naar mijn gedachte te veel van de mens uitgegaan. Wat in dit hoofdstuk ontbreekt is een klare verzoeningsleer. Het gaat, lijkt mij, meer om Gods solidariteit met lijdenden, dan om verzoening van de schuld, welke oorzaak is van alle lijden. Ik verwijs vooral naar bladzijden 53-58. Er wordt herhaaldelijk gezegd dat er vragen open blijven (blz. 54, 60). Calvijn heeft rust gevonden in het welbehagen van God. Dat werd uitgangspunt van zijn theologie - christologisch en pneumatologisch uitgewerkt. Die lijn zou ik graag duidelijker hier hebben aangetroffen. De Schrift zelf had duidelijker aan het woord moeten komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 1989

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Ter overweging

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 1989

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's