Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Wie zijn zonde belijdt en laat... ”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Wie zijn zonde belijdt en laat... ”

vraaggesprek met ds. K. de Gier over kerkelijke tucht

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

door D. J. Thijsen en A. T. Crum

Kerkelijke tucht, censuur, afsnijding met de ban. Dat zijn begrippen die waarschijnlijk buiten je gezichtsveld liggen en waarin je je nooit hebt verdiept, 't Zijn ook niet zulke aantrekkelijke onderwerpen en misschien vindje dat er tegenwoordig wel belangrijker zaken aan de orde zijn. Toch zit er veel meer aan vast dan je zou denken. Het heeft te maken metee goed funktioneren van de christelijke gemeente in deze wereld. Juist in onze tijd, nu de normen van Gods Woord worden losgelaten, is het zo belangrijk dat de kerk in de samenleving een lichtend licht en een zoutend zout is.

Over kerkelijke tucht en wat daarmee samenhangt hadden we in Rotterdam een vraaggesprek met ds. K. de Gier, docent aan de Theologische School en gespecialiseerd in kerkrecht. Het gesprek gaf ons meer inzicht in dit wat vergeten, maar toch zo belangrijke dee van het kerkelijk leven. We hopen dat het ook voor anderen zo zal zijn.

Dominee, wat is het doel van de kerkelijke tucht?

Het doel van de tucht is het heilig houden van de gemeente en daarin vervat de eer van God, opdat de wereld Gods Naam niet zal lasteren om de zonden in de kerk. Daarnaast heeft de kerkelijke tucht het behoud van de zondaar ten doel. Het woord tucht komt van het oudhollands „tiegen", dat betekent: „voor uitwassen bewaren". We moeten daarbij denken aan het steunen en rechthouden van jonge plantjes om scheef groeien te voorkomen en de aanplant te behouden.

Zo heeft ook het onderwijzen, vermanen en straffen van de kerkelijke tucht altijd het element van behouden in zich.

Wat is het verschil tussen een kerkelijke straf en de straf die de wereldlijke rechter oplegt?

Als Gods dienaresse moet de overheid de goddelijke gerechtigheid handhaven in het straffen van de overtreders der wet. De rechter legt een juridische, gerechtelijke straf op. Kerkelijke tucht is altijd medisch, behoudend, want die heeft ten doel dat de zondaar tot berouw komt, zijn zonden nalaat en opnieuw een christelijk leven

gaat leiden. Zelfs het laatste middel van de kerkelijke tucht, de ban, is medisch en dient tot behoud. Dit blijkt ook uit het gebed in het formulier tot afsnijding: „En aangezien Gij geen lust hebt in de dood des zondaars, maar daarin dat hij zich bekere en leve; en de schoot Uwer Kerk altijd open staat voor degenen, die wederkeren; zo ontsteek ons toch met een goede ijver, dat wij met goede christelijke vermaningen en voorbeelden zoeken wederom terecht te brengen deze afgesneden persoon, mitsgaders al degenen, die door ongeloof en roekeloosheid des levens afwijken. Geef Uw zegen tot onze vermaning, ten einde wij daardoor oorzaak mogen hebben, ons weder te verblijden in degenen, waarover wij nu rouw moeten dragen, en dat alzo Uw heilige Naam geprezen worde, door onze Heere Jezus Christus".

Na het formulier van afsnijding volgt ook het formulier tot wederopneming. Een tweede verschil met een wereldlijke straf is de tijdsduur ervan. De rechter veroordeelt altijd tot een bepaalde tijd, bijvoorbeeld een gevangenisstraf van drie maanden of enkele jaren. Daarna is de veroordeelde weer vrij. Bij kerkelijke tucht wordt de straftijd door de zondaar zélf bepaald: die duurt zo lang totdat hij met berouw terugkomt. Dan geldt: , , Wie zijn zonde belijdt en laat, zal barmhartigheid geschieden".

Is de kerkelijke tucht er altijd al geweest?

Ja, die is er al zolang de kerk bestaat. De kerk is een strijdende kerk. De strijd tussen het vrouwenzaad en het slangenzaad is al voorzegd in de moederbelofte van Genesis 3:15. Het houden van de heiligheid van de kerk brengt strijd mee. We zien al in het begin van de Bijbel de scheiding tussen de nakomelingen van Seth en van Kaïn.

Bij de wetgeving aan het volk Israël heeft de Heere geboden dat tovenaars, waarzeggers en godslasteraars uit het midden verdreven en zelfs gedood moesten worden. De Israëlieten mochten ook uitdrukkelijk geen vreemde vrouwen trouwen. Na de ballingschap werden zij op last van Ezra weggestuurd, want Gods wet moest gehouden worden.

In het Nieuwe Testament was er de synagogale tucht, die in drie graden of trappen bestond. De laatste daarvan was het uit de synagoge geworpen worden. Daar waren de ouders van de blindgeborene bang voor en ook de leden van het Sanhedrin die niet openlijk durfden belijden dat zij Jezus wilden volgen. Paulus zegt ook na verschillende waarschuwingen in 1 Korinthe 5:13: En doet gij deze boze uit ulieden weg". De instelling van de kerkelijke tucht zoals we die nu nog kennen ligt in hetgeen Christus tot Zijn discipelen heeft gezegd: En Ik zal u geven de sleutelen van het Koninkrijk der hemelen" (Mattheüs 16 : 17). Daarover spreekt ook zondag 31 van de Heidelbergse Catechismus.

Welke vormen van tucht zijn er?

Daar is eerst de tucht van de prediking van het Woord van God, die over de gehele gemeente gaat. De zonden worden daarin aangewezen en veroordeeld, ook de zonden van het hart, die anderen niet bekend zijn.. Een rechte prediking bewaart voor de zonde. In de Reformatie hebben Luther en vooral Calvijn het grote belang van de prediking in dit opzicht ingezien. Er is ook de tuchtoefening volgens het ambt aller gelovigen. Elk kerklid moet toezicht uitoefenen op de andere leden. Ieder gelovige is profeet, priester en koning. Er mag ten opzichte van elkaar nooit de gestalte zijn van: Ben ik mijn broeders hoeder.

En dan kennen we de tucht die door de ambtsdragers wordt uitgeoefend. We staan daarbij in de calvinistische lijn. Calvijn heeft sterk de nadruk gelegd op het bezoeken van de gezinnen door ambtsdragers om zo door ambtelijke leiding in het huisbezoek af te manen van de zonde en aan te dringen op een levenswandel overeenkomstig Gods Woord. Anders dan Luther heeft Calvijn met nadruk gesteld dat de tucht van de prediking bevestigd dient te worden en vruchten moet dragen door de kerkelijke tucht van de ambtsdragers. De tuchtoefening moet wel altijd uit liefde gebeuren.

Wanneer wordt de ambtelijke tucht toegepast?

Bij de ambtelijke tuchtuitoefening in de kerk worden altijd twee grote lijnen vastgehouden: verborgen zonden moeten in het verborgen bestraft worden en openbare zonden in leer en leven, die in de gehele gemeente ergernis geven, in het openbaar. Als openbare zonden niet in het openbaar bestraft worden, kunnen ook anderen daardoor worden verleid en zou men denken dat zonde geen zonde meer is. Dan ontstaat er een verflauwing van de grenzen van het begrip zonde.

Hoe worden openbare zonden bestraft?

Door het toepassen van de kleine of de grote ban. Daar gaan echter altijd vermanen op huisbezoek aan vooraf.

Wordt iemand onder de kleine ban gesteld, dan verliest hij de rechten die aan het lidmaatschap van de gemeente verbonden zijn (het gebruik van de sakramenten). Bij de grote ban wordt het lidmaatschap zelf ontnomen.

De kleine ban wordt toegepast bij zonden die wel bestraffenswaardig zijn, maar niet zodanig dat afsnijding moet volgen. Hij wordt opgeheven door het afleggen van schuldbelijdenis voor de kerkeraad, die daarover zwijgplicht heeft.

Als het bij voortgaan in de zonde nodig is de grote ban toe te passen, gebeurt dit in drie fasen of trappen. Eerst wordt vanaf de preekstoel meegedeeld dat iemand onder de eerste trap van censuur is geplaatst wegens overtreding van een met name te noemen gebod. De naam van de overtreder wordt dan nog niet gezegd. Dat gebeurt bij de tweede trap, pas nadat er overleg met de klassis is geweest. De laatste trap is de afsnijding van de gemeente.

De Kerkorde heeft uitdrukkelijk bepaald, dat tussen de verschillende trappen van censuur de kerkeraad steeds weer moet gaan vermanen. Niet om de zonde voort te laten duren, maar om de zondaar tot terugkeer te bewegen.

Wat is het verschil tussen bestraffen in he verborgen en het toepassen van de kleine ban?

Bij een zonde die in het geheim wordt bedreven en het karakter draagt dat Gods eer er door wordt aangetast en aan het Koninkrijk Gods schade wordt aangericht, moet eerst de regel van Matth. 18 : 15-17 worden toegepast. Wordt het daarna op de kerkeraad gebracht (zo zeg het der gemeente; vers 17) dan begint de kerkeraad niet met censureren, maar met het ambtelijk vermanen, om te trachten de zondaar te overreden van zijn kwaad. Luistert deze dan naar het ambtelijk vermaan, erkent hij/zij schuld en verandert zijn levenswijze, dan is hiermee de zaak afgehandeld, de zonde is verzoend. Alleen bij volharding in het kwaad, moet de kerkeraad „de kleine ban" toepassen. De verzoening hiervan kan dan plaatsvinden door het nalaten van de zonde, het erkennen van en berouw hebben over de zonde en over zijn verharding in de zonde.

Is het wel mogelijk om de kerk heilig te houden?

Helaas niet, want de zonde blijft altijd. Volmaaktheid zal er pas in de hemel zijn. De Dopersen hebben geleerd dat volkomen heiligheid in de kerk mogelijk moet zijn. Calvijn heeft tegenover hun standpunt vastgehouden dat er nooit zulk een tucht

uitgeoefend kan worden dat er in de openbaring van de kerk geen zonde meer zal zijn. Toch heeft hij de wet scherp gepreekt. Christus heeft niet alleen de rechtvaardigmaking, maar ook de heiligmaking verworven. Daarom moet men proberen de kerk in haar openbaringsvorm zoveel mogelijk heilig en zuiver te houden. In de geschiedenis van de kerk zijn er wat de tuchtoefening betreft altijd twee uitersten geweest. Aan de ene kant zag men de tucht als een charismatisch gebeuren: bij een rechte prediking komt alles vanzelf wel goed. Anderzijds was er zo'n strenge tuchtoefening dat zelfs gebruik gemaakt werd van lichamelijke straffen door de overheid (de R.K.-kerk in de middeleeuwen). Daartussen staan de reformatoren, die hebben geleerd dat de kerk met geestelijke middelen zuiver gehouden moet worden.

Kunt u voorbeelden noemen waaruit blijkt dat het toepassen van de tucht als een zegen werd ervaren?

De geschiedenis van Miijam vind ik een duidelijk voorbeeld. Zij werd om haar opstand tegen Mozes gestraft en deze heeft juist voor haar gebeden. Het volk verreisde ook niet totdat zij weer aangenomen werd (Numeri 12).

In het Nieuwe Testament lezen we dat Paulus Petrus in het openbaar bestraft om zijn verkeerde houding tegenover de christenen uit de heidenen. Paulus doorzag dat op deze wijze het bloed van Christus onrein werd geacht. Door de bestraffing van Petrus werd de gemeente voor afwijken van de goede leer bewaard en dat was tot zegen. We zien hieruit dat ook predikanten en ambtsdragers onder de tucht vallen. Tegenwoordig is het in zijn algemeenheid zo, dat na plaatsing onder de kerkelijke censuur schuldbelijdenis volgt, waardoor het niet tot afsnijding behoeft te komen, of dat men zich onttrekt aan de kerk die censureert.

Behoort een ander kerkverband iemand die onder censuur staat te weigeren?

Door de gescheidenheid van de kerk is er wat betreft het uitoefenen van de tucht wel een probleem ontstaan. Als het goed is, moet elke kerk waar iemand die onder censuur staat lid wil worden, kontakt opnemen met het vorige kerkverband. En dat gebeurt soms ook. Men moet niet automatisch weigeren en ook niet zomaar aannemen. Een goede zaak is dat nagegaan wordt waarom de betreffende persoon of een van zijn gezinsleden onder censuur werd gesteld.

Moeilijker wordt het als er tussen de beide kerken verschil in opvatting bestaat over zedelijke normen, bijvoorbeeld ten aanzien van homofilie, of over de leer.

Wanneer moet iemand openbare schuldbelijdenis doen?

Hier geldt dezelfde regel als bij het uitoefenen van de tucht: zonden die openbaar zijn gekomen en in de hele gemeente ergernis hebben gegeven, moeten voor de gehele gemeente belede'n worden. Als dit gedaan wordt, mogen we het zien als een gezegende uitwerking van de kerkelijke tucht.

Tegenwoordig hoeft iemand die schuldbelijdenis doet niet altijd meer voor in de kerk te staan. Zijn daar regels voor?

Het schuld belijden voor de gehele gemeente kan op tweeërlei manier plaatsvinden. Ds. G. H. Kersten spreekt hierover al in zijn boekje: „De tucht in de Kerke Christi", dat hij in 1908 als jong predikant heeft uitgegeven. Hij zegt: „Wanneer de gehele gemeente ergernis gegeven is, moet voor die gehele gemeente schuld beleden; niet voor de kerkeraad alleen, maar in het openbaar bij de godsdienstoefening; hetzij dat het lid zelf opstaat en bekent, hetzij dat de kerkeraad uit zijn naam de belijdenis in de gemeente afgeeft". Het is dus niet iets van de laatste tijd, als iemand bij openbare schuldbelijdenis niet behoeft op te staan. Het wordt aan de kerkeraad overgelaten hoe het gebeuren zal.

Dat heeft ook de Generale Synode van 1971 uitgesproken: „Bijbels is dat openbare zonden in het openbaar beleden worden, maar gezien het plaatselijk gebruik bij het afnemen van schuldbelijdenis, kan de synode niet dwingend optreden". Schuld kan dus in het openbaar beleden worden door bekendmaking van de kansel of door opstaan in de gemeente. Bij persoonlijk opstaan ligt het accent zwaarder, maar principieel is er geen verschil.

Gaat de tucht ook over doopleden?

Doopleden zijn wel leden van de kerk, maar onvolwassen en inkomplete leden. Zij staan dus ook onder de inkomplete tucht. Zij worden wel vermaand en bestraft, maar de volledige tucht met het stellen onder censuur wordt op hen niet toegepast. Bij het vermanen van doopleden moeten ook de ouders aanwezig zijn, omdat zij nog de verantwoording voor hen dragen op grond

van hun doopbelofte. Als doopleden door hun manier van leven duidelijk te kennen geven dat zij met de kerk willen breken en zichzelf er zo van losmaken, moeten zij van de lijst van doopleden worden afgevoerd. Anders ligt het met doopleden die wel in de kerk blijven komen, maar geen belijdenis durven doen omdat zij zich daar niet toe in staat achten. Zij moeten liefderijk worden vermaand tot het doen van belijdenis om zo de verantwoording van hun doop van de ouders over te nemen.

In tegenstelling tot doopleden, mogen leden van de gemeente nooit worden geschrapt of afgevoerd. Zij mogen langs kerkrechtelijke weg worden afgesneden.

Welke taak heeft de gemeente ten opzichte van leden die onder censuur staan?

De Reformatie heeft de uitoefening van de kerkelijke tucht altijd in handen gelegd van de ouderlingen, maar niet zonder medewerking van de gemeente.

Daarvoor dient ook de bekendmaking vanaf de preekstoel als iemand onder censuur is gesteld. De gemeente kan dan voor de bewuste persoon bidden en als bij de tweede trap van censuur zijn naam bekend wordt gemaakt proberen hem door liefde en zachtmoedigheid van het verkeerde pad af te brengen. Daarnaast kan de gemeente bij bekendmaking de handelingen van de kerkeraad toetsen en eventueel korrekties aanbrengen. Huwelijksafkondigingen en bekendmaking van verkiezing van ambtsdragers geven de gemeenteleden ook het recht eventueel bezwaren in te brengen.

In verschillende gemeenten wordt geweigerd de doop te bedienen aan kinderen van ouders die t.v. bezitten. Is dat een vorm van kerkelijke tucht en zijn er richtlijnen voor?

Dit is inderdaad het oefenen van censuur. De Generale Synode van 1953 heeft uitgesproken dat het gebruik van t.v. in de gezinnen of anderszins tot vermaak ten strengste moet worden veroordeeld en dat de kerkeraden de roeping hebben tegen dit gebruik van t.v. krachtig op te treden, zo nodig met toepassing van censuur. Iedere gemeente is autonoom en kan de censuur in dit geval al dan niet toepassen. Er is dus wat dit betreft geen vaste gedragslijn. Ik wil hierbij nog wel een uitspraak van de Partikuliere Synode Zuid-West van 1974 noemen: , , Dat er nodig is en blijft een bewogen prediking en een aanhoudend liefdevolle vermaning, opdat de gezinnen tot hun behoud overtuigd worden van het kwaad der verwereldlijking, waarvan het gebruik van t.v. een symptoom is, maar zij

oordeelt dat het dopen van kinderen uit gezinnen waar een t.v.toestel staat niet achterwege mag blijven".

Smytegelt heeft gezegd dat men beter op het schavot kan sterven dan met de ban afgesneden worden. Er is toch wederkeer mogelijk?

Er is al gezegd dat ook de ban behoort tot de medische tuchtoefening. Het dient tot behoud. Calvijn zei: reeds dat de ban meer is dan een gewoon menselijk oordeel en ook zwaarder weegt, maar het is geen onherroepelijke uitspraak voor de eeuwigheid. Wanneer iemand echter na afsnijding met de ban hardnekkig en moedwillig in de zonde blijft leven en niet met berouw terugkeert, is er toch wel het eeuwig oordeel aan verbonden.

Hebt u nog een slotopmerking?

Waar de kerkelijke tucht verslapt of op onchristelijke wijze uitgeoefend wordt, heeft dit altijd grote nadelige gevolgen voor de kerk. Maar tuchtoefening die voortkomt uit liefde en in de geest der zachtmoedigheid geschiedt met gebed voor de zondaar zal tot zegen zijn voor de gehele gemeente.

Dominee, we willen u hartelijk danken voor dit verhelderend vraaggesprek, dat u ons niettegenstaande uw drukbezette tijd hebt willen toestaan.

D. J. Thijsen

A. T. Crum

(Wie meer wil weten over kerkelijke tucht vindt veel informatie in het boek: „In het voetspoor der vaderen" van ds. G. H. Kersten. Daarin is ook het boekje „De tucht in de Kerke Christi" opgenomen. Uitgave „De Banier", prijs ƒ 46, 50. Verder verwijzen we naar „Toelichting op de D.K.O " door ds. K. de Gier).

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1986

Daniel | 32 Pagina's

„Wie zijn zonde belijdt en laat... ”

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1986

Daniel | 32 Pagina's