Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

THEOLOGIE IM 20. JAHRHUNDERT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

THEOLOGIE IM 20. JAHRHUNDERT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

G. Strecker (Hrsg.), THEOLOGIE IM 20. JAHRHUNDERT, 494 S.,

(Form. 12x18, 5), DM 29, 80, Ver­lag J. C. B. Mohr (Paul Siebert) Tubingen, 1983.

Het is geen geringe taak, die de schrijvers van dit deel van de Uni-Taschenbücher (1238) op zich hebben genomen: een overzicht geven van de huidige stand van de theologische wetenschap, waarbij ook de theologische arbeid van de komende decenniën wordt betrokken.

W. H. Schmidt schrijft over het Oude Testament. Gewezen wordt op de grote invloed van Von Rad en diens Theologie van het Oude Testament. Zijn stellingen over het kleine historische credo en de amphiktyonie worden in deze tijd veelszins bestreden. Maar al zijn er voor een vroege datering van Dt. 26 : 5v geen voldoende argumenten, het is de verdienste van V. Rad dat hij nadrukkelijk gewezen heeft op de betekenis van deze belijdenissen voor de theologie. Het Jahwistische werk wordt niet meer als oudste bron van de Pentateuch beschouwd; de auteur wil de drie-bronnen-theorie niet afwijzen, maar correctie heeft zij wel nodig. — In een paragraaf over de profetie wordt gewezen op het eigene van de profetische boodschap. Men is het er over eens dat de profeten geen heilvol toekomstbeeld van een rechtvaardige maatschappij ontworpen hebben. De eenheid van de boodschap (verhouding van heil en onheil) ligt in de aankondiging dat God door gericht tot heil voert. De apocalyptiek is een erfenis van de profetie en de wijsheid. In de discussie over het midden van het Oude Testament geeft de schrijver dit antwoord: et eigene van het Oude Testament is het eerste gebod.

Het deel over het Nieuwe Testament — van de hand van de redacteur — geeft een duidelijke typering van vele werken op nieuwtestamentisch gebied. Hij meent dat de bronnen-kritische analyse een onmisbaar bestanddeel van de nieuwtestamentische literaire kritiek is geworden, al is haar betekenis minder geworden door de factor van de mondelinge traditie. 'De vele inleidingen reflecteren bijna seismografisch de tendensen van de NT. wetenschap'. Hij wijst op de inleiding van Wikenhauser-Schmidt, een principiële erkenning van de historischkritische methode, en anderzijds die van Guthrie, waar hij kritisch tegenover staat; over de inleiding van Klijn: een gematigd conservatieve instelling en een goede didactische conceptie. In het kort wordt een overzicht gegeven van de vragen rondom de verklaring van de gelijkenissen (Jeremias, Jülicher, Dodd, Eichholz, Weder). Veel is in deze jaren geschreven over de redactiegeschiedenis, die niet zozeer de geschiedenis van de redacties bedoelt, maar het eindstadium van de overleveringen en de theologische conceptie, die haar beheerst. — Lohse meent, dat de eenheid van het Nieuwe Testament gegrond is in het ene kerygma, dat in de prediking van de eerste christenheid werd uitgelegd. In dit gedeelte over de theologie van het Nieuwe Testament wordt ook gewezen op het postume werk van Goppelt, waarin het zelfbewustzijn van lezus conservatief wordt uitgelegd. In het gedeelte over de hermeneutiek wordt gewezen op de situatie na Bultmann, op de geschiedenis van de canon en de vragen over de linguïstiek (o.a. het werk van Barr). In de paragraaf over vertalingen wordt een woord van Anderegg geciteerd over het gevaar van neutralisering en secularisering van de bijbeltekst, al mag men dit argument niet overwaarderen.

W. Bienert schrijft over de geschiedenis van de Oude Kerk en van de Middeleeuwen na een inleiding over o.a. de Kerkgeschiedenis als theologisch vak. (Barth sprak van kerkgeschiedenis als een hulpwetenschap van de theologie.) In een paragraaf over rechtgelovigheid en heresie schrijft de redacteur: 'de haeresie is in talrijke gebieden de oorspron-

kelijke representant van het christendom'. — Over het monnikendom: dat zit het christendom in het bloed (Lorenz). Over Augustinus: de laatste grote kerkvader van de oudheid en tegelijk hoogtepunt van de verschillende ontwikkeling ligt o.a. in de stichting van het 'nieuwe Rome'. De kerkhistorie is sterk beïnvloed door Eusebius, die zich vooral richtte op het imperium romanum.

Het tweede gedeelte van de kerkgeschiedenis — vanaf de Reformatie — van de hand van J. Mehlhausen, verdedigt de stelling dat een monocausale verklaring van het gebeuren van de reformatie ontoereikend is en ontoelaatbaar. Waar liggen de specifieke verschillen tussen katholieke en reformatorische theologie? Daarbij wordt ook aandacht besteed aan het eigene van de reformatoren naast en nd Luther. Bij Calvijn wordt gewezen op de directe en indirecte uitwerking van diens staatsleer op de maatschappelijke ontwikkeling in verschillende door het calvinisme beïnvloede streken. Aparte paragrafen gaan in op het ontstaan van de belijdenissen, van de oud-lutherse en oud-ger. orthodoxie, op het Piëtisme (tamelijk uitvoerig) en de Verlichting: 'dit proces kan niet eenvoudig als een negatie en als pure destructie van het ware christendom worden gezien'. Na de bespreking van de geschiedenis van kerk en theologie in de 19e eeuw eindigt dit gedeelte met de bewogen jaren van de kerkstrijd.

Niet minder interessant is het hoofddeel over de systematische theologie (100 blz.) van de hand van H. Fischer. Het vangt aan met de periode na de eerste wereldoorlog: de dialectische theologie, het religieuze socialisme, de Lutherrenaissance. Onderstreept wordt een woord van Tillich (theologie van de positieve paradox): Het was de dogmatische probleemstelling, die tot dusver de kerk bewoog, van nu aan zal het de ethische zijn. Voor Holl was Luthers theologie gewetenstheologie in de diepste zin des woords. Althaus over de eschatologie: axiologisch en teleologisch. Over de Barmer Theologische Erklarung, 1934: hier gedecideerd christologische theologie. Uitvoerig komt de K. D. ter sprake: een streng christologische (her)orientatie. Besproken wordt ook de analogia entis, voor Barth: Gods juist verstane goddelijkheid sluit Zijn menselijkheid in. — Van de dogmatische en ethische werken uit de na-oorlogse jaren worden aan de orde gesteld werken van H. Vogel, E. Wolf, H. Diem, O. Weber, H. Thielicke. 'Zijn ethiek is een christelijke interpretatie van de werkelijkheid.'

Voor het laatste deel over de Praktische theologie (P. C. Bloth) moet ik mij wel tot enkele opmerkingen beperken. Het omvat drie paragrafen: op weg naar de werkelijke kerk, de handelende kerk van het Woord en tendensen van de praktische theologie. — Wat is er veel over de Pfarrer gepubliceerd. Hier over hem als ambtsdrager en zielszorger, als priester en dienaar. Zijn werk is hier uitgewerkt als preken, opvoeden en begeleiden. Men zegt wel, dat praktische theologie tot inhoud heeft 'het actualiseren van het wetenschappelijke werk voor de praktijk van de kerk'.

'Wie de praktijk van de kerk theologisch niet au sérieux neemt, verraadt zichzelf als een slecht theoloog' (M. Fischer).

Theologie studeren is geen kwestie van een handomdraai, dat wordt wel duidelijk in dit werk, dat een totaal overzicht bedoelt. Een overzicht, dat inzichten verdiept.

H.

Bt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

Theologia Reformata | 370 Pagina's

THEOLOGIE IM 20. JAHRHUNDERT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

Theologia Reformata | 370 Pagina's