Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geen ware rust - Berusting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen ware rust - Berusting

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

P. N. VAN EYCK (1887-1954)

Enige tijd geleden stierf de schrijver P. N. van Eyck, die geboren werd in het jaar 1887. Voor velen is Van Eyck een onbekende, maar zij, die voortgezet onderwijs hebben genoten, hebben zeker van hem gehoord. In elk boek, dat handelt over de Nederlandse letterkunde, zal zijn naam zeker worden genoemd.

Van Eyck studeerde eerst te Leiden in de rechten en werd later journalist. Lange jaren was hij correspondent van de N.R.C. te Londen. Toen Albert Verwey in 1935 het hoogleraarsambt aan de Leidse universiteit neerlegde, werd Van Eyck zijn opvolger. Tot 1949 is hij verbonden geweest aan de hogeschool in de Sleutelstad.

Het is de bedoeling niet om een diepgaande beschouwing te houden over het werk van de letterkundige: het zou velen niet interesseren, en het zou wellicht te moeilijk worden. Enkele dingen worden slechts aangestipt. Het gehele werk van Van Eyck getuigt van een steeds-durende dorst naar inzicht. Hij meende, dat de geest over de stof moet heersen. Hij trachtte de zin van het leven te verstaan; stelde zich lijnrecht tegen het materialisme van de 19de eeuw. Bij hem is er een eeuwigheidsverlangen merkbaar en er is een hunkeringom het aardse leven te ontstijgen:

Want als ik op de wereld één, één ding Wou wezen zonder 't hongren naar wat anders, Dan was het, dat ik eindlijk raakte uit Deze enge sfeer van 't klein, bekrompen leven,

En naar de lucht verrees, en alles schouwend, Een mensch werd, die het menschlijk zijn begreep.

De poëzie van Van Eyck is in het begin zwaarmoedig:

Als niet in mij een vlam brandt is 't heelal Mij donker als een eng-omgordend dal, — O doem des menschen en zijn diepe val!

O ziel, gestort uit land van eigen droom, Gebroken hurkt gij bij uw troeble stroom. Zijn moede stilte maakt uw mijmring loom.

De dichter wordt in zijn jeugdjaren gekweld door twijfel; hij mist iets, er is geen vrede van binnen. Later komt er een toon van berusting in zijn werk We zouden dat een geestelijk stoïcisme kunnen noemen: rustig tussen vreugde en vertwijfeling. Een voorbeeld hiervan is het gedicht, dat het midden houdt tussen hymne en klaagzang, waarvan hier enkele coupletten volgen:

Wie zijn lijden eeuwge noodzaak heeft bevonden Vraagt geen heul voor zijn gekneusde menschlijkheid, Kan niet klagen om de smart der onverbonden, Zonder deernis in zijn ziel geslagen wonden, Aan wier scherpe pijn zijn deel der wereld lijdt.

Zo luidt het begin. In het vierde couplet, het slot, zegt hij:

Als de zon sterft, in de dood der hooge gloeden, Leert hij sterk en groot te wezen zonder loon: Roerloos uitziend over spiegelende vloeden Voelt hij stil het wereldhart in zich verbloeden En berustend prijst hij 't zware leven schoon.

Berusting klinkt ook in het volgende:

Sterren en bloesems, en het zoele suizen Van lentewind; en, uit de wijde nacht, Langs kleine tuinen tusschen stille huizon, Geur van belofte voor een hart dat wacht.

Rijk hart, in 't eeuwig keeren der getijden Eenzaam wellicht, maar wonderlijk gerijpt, Dat lijdend al w r at 't leven geeft te lijden, Nochtans zijn grootheid, in geluk, begrijpt.

Over de enige ware rust, die er in Christus te vinden is, horen we niet. Van Eyck mist iets, dat elk mens mist: wij zijn gevallen van de hoge staat waarop w r e stonden; wij waren geschapen om tot eer van God te zijn. Helaas! dat schone beeld hebben we verloren en er is een leegte in de ziel gekomen, die alleen, te vervullen is door de genade van God. We moeten daarom ontdekt worden aan onze diepe onmacht en onwil, om uit te leren zien naar het heil, dat in Christus Jezus is. Worden we niet ontdekt aan onszelf, dan gaan we zoeken naar bevrediging op alle mogelijke manieren, maar het zijn al wegen, die van God afvoeren. In het werk van Van Eyck lezen wc niet over het zondaar-worden voor God, dus is er ook nooit echte vrede te vinden, en inplaats van vrede komt er een berusting voor in de plaats. Het is dan ook heel goed te begrijpen, dat de dichter moet zeggen:

Ik ben de nacht weer ingegaan, er is Geen licht of 't blindt tot dieper duisternis, Er is geen eind van donker en gemis.

En op een andere plaats zegt hij:

Want nergens, nergens op mijn tocht Vond ik de mijn waar naar ik zocht: Waar 'k nieuwe rijkdom delven mocht.

INDEX.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1954

Daniel | 8 Pagina's

Geen ware rust - Berusting

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1954

Daniel | 8 Pagina's