Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET LAGER TECHNISCH ONDERWIJS ANNO 1979 (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET LAGER TECHNISCH ONDERWIJS ANNO 1979 (II)

Informatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de eerste aflevering over dit onderwerp - De Reformatorische School juli/augustus 1979 - ben ik geëindigd met een opgave van de Afdelingen die in het LBO/LAVO-besluit voor het L.T.O. onderscheiden worden. Het valt op, dat steeds weer gesproken wordt over het moeten en het mogen ontlenen van leerstofelementen aan de volgende beroepsgerichte vakgebieden . . . enz. Voorzover er verplicht leerstofelementen ontleend moeten worden, betekent dit, dat in het derde leerjaar in deze beroepsgerichte vakgebieden elementair onderwijs gegeven moet worden.

Zeer belangrijk is verder de grote plaats die de Elektrotechniek in het totale onderwijs inneemt. Uit toelichtingen op het Besluit wordt duidelijk, dat elektrotechnische toepassingen een geïntegreerd onderdeel vormen van het onderwijs in aiie afdelingen, hoewel uiteraard wel verschillend naar aard en aanpak per afdeling.

Met het oog op de noodzakelijke veiligheid is bepaald, dat het onderwijsgeven in autogenisch- en electrisch lassen, alsmede in het machinaal houtbewerken slechts is toegestaan in het 3e - en 4e leerjaar en dan nog slechts in kleinere groepen dan de normale klassegrootte.

Differentiëren

De mogelijkheid om binnen de afdelingen te differentiëren in de vakgebieden, is aanwezig. Begrijpelijkerwijs zal hiervan echter vrijwel uitsluitend in het vierde leerjaar, het examenjaar, gebruik gemaakt worden. De praktijk van de laatste jaren heeft uitgewezen, dat op vele L.T.S.-en een verkapt vijfde leerjaar is/wordt ingevoerd waarin een min of meer gedifferentieerd/gespecialiseerd programma wordt aangeboden.

In het kader van de z.g. profielverbeteringsmogelijkheden (zie later Examenbesluit) is dit een geheel legale ontwikkeling die over het algemeen gesproken toe te juichen valt. Overigens is het niet goed om te spreken van een vijfde leerjaar. Dit is wettelijk onjuist, aangezien het Besluit geen vijfde leerjaar kent. Het is beter om te spreken van een extra vierde leerjaar.

Tenslotte willen we nog wijzen op de belangrijke bepaling, genoemd in artikel 20 lid 3, dat de minister het recht behoudt om ten aanzien van de beroepsgerichte vakken nadere voorschriften te geven.

Waarom een minimum-tabel in de brugklas en een minimumaantal algemene vakken in het tweede leerjaar?

De bedoeling van de wetgever is duidelijk: liij wil — verruiming van de mogelij ktieden voor algemene vorming binnen het L.B.O; — verdere uitstel van keuzemoment beroepsrichting; — bevordering determinatie van de leerlingen; — bevordering van de toelaatbaarheid nó. het Se leerjaar in een ander L.B.O.-schooltype, (dus korrektie schoolkeuze zonder tijdverlies).

Karakter beroepsgerichte lessen in de onderbouw

In het tweede leerjaar van de onderbouw is het, zoals eerder werd opgemerkt, mogelijk om naast de verplichte 20 lessen (+ 1 voor godsdienstonderwijs) de overige 9 lessen vrijelijk te besteden. De meeste scholen zullen deze gebruiken om de leerlingen enigszins voor te bereiden op het derde leerjaar. Dit gebeurt dan in een of andere vorm middels beroepsgerichte vakken. De Nota van Toelichting op het LBO/LAVO-Besluit geeft duidelijk aan, dat deze lessen dan van z.g. "oriënterende" aard moeten zijn. De leerling dient n.l. nog vrij te blijven in zijn keuze voor het derde leerjaar.

Met deze bedoeling van de wetgever hebben vele scholen het nog moeilijk, vooral wanneer het tweede leerjaar nog geen algemeen karakter draagt. (Zie hiervoor wat we in de eerste aflevering schreven).

Functie bovenbouw en de vraag of het L.B.O. beroepsonderwijs zal blijven.

Wanneer we iets willen begrijpen van de bedoelingen die de wetgever heeft gehad met de bovenbouw, is het nuttig om de Nota van Toelichting op dit punt eens na te lezen: "Het Besluit opent voor wat betreft de eerstkomende jaren derhalve de mogelijkheid van een ontwikkeling naar een struktuur, bestaande uit een tweejarige meer algemene onderbouw, die op den duur een geharmoniseerd karakter zal moeten krijgen, te vervolgen met een tweejarige bovenbouw, die ruimte laat voor differentiaties, welke karakteristiek zijn voor de onderscheiden vormen van Lager Beroepsonderwijs (L.E.A.O., L.H.N.O., L.L.O., L.M.O. en L.T.O.)". Wanneer we goed lezen, dan wordt gesproken over "voor wat betreft de eerstkomende jaren". Dit zou er op kunnen duiden, dat we hier te doen hebben met het begin, de aanzet van nog verder gaande wijzigingen.

Beperken we ons echter tot wat er nu staat, dan wordt duidelijk dat door de "harmonisatie" van de onderbouw op alle LBO-schooltypen de herkenbaarheid van de school of de afdelingen van de school, pas valt in het derde leerjaar.

Of de naam "Beroepsonderwijs" de inhoud dan nog zal dekken, staat te bezien. Dit temeer, als we verder nog vernemen, dat het karakter van het onderwijs in de bovenbouw, voor wat betreft de beroepsgerichte vakken, zo breed mogelijk van opzet zou moeten zijn. Dit lijkt overigens in tegenspraak met de bovenaangehaalde passage uit de Nota van Toelichting. Het woord differentiatie heeft blijkbaar een

duidelijk andere inhoud dan er tot nu toe in het algemeen aan werd toegekend.

Een gelukkige ontwikkeling?

Het valt niet tegen te spreken, dat de door voorstanders van de veralgemenisering van het Beroepsonderwijs aangevoerde argumenten als zeer geloofwaardig overkomen. Het is de hoofdtaak van het onderwijs, dus ook van het L.B.O., het kind zo goed mogelijk voor te bereiden op de maatschappij waarin hij zal moeten functioneren. Welnu, meer algemene vorming, bredere opleiding in de beroepssector, grotere inzetbaarheid lijken volkomen in deze doelstelling te passen.

De praktijk van het onderwijs confronteert ons echter met een aantal problemen die de doorwerking van deze ontwikkeling vooralsnog sterk afremmen. Een verklaring hiervoor zou naar mijn mening te vinden zijn in het feit, dat de L.B.O.-leerling in vele gevallen totaal

anders reageert dan men verwacht heeft.

Het type leerling dat we bij het L.B.O. hebben, is meer concreet dan verbaal ingesteld. Hier zal men bij de motivatie zeer duidelijk rekening mee moeten houden om het doel niet te missen. Het zijn leerlingen die door het doen tot inzicht gebracht moeten worden! Ze kunnen dan soms ook tot opmerkelijke prestaties komen. We moeten er rekening mee houden, dat vermindering van de praktische, op hun interesses gerichte vakken, in de regel de leerresultaten ongunstig zal beïnvloeden.

De gedachte, dat de strekking van het Besluit het belang van de L.B.O.-leerling zal dienen, kan ik in z'n algemeenheid en zeker op dit moment, nog niet onderschrijven. De dagelijkse praktijk geeft mij - en velen met mij - té veel voedsel voor twijfel op dit punt!

Ruimte binnen bet Besluit L.B.O./L.A.V.O.

Afgezien van de regeling ex Artikel 24 lid 3 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs, biedt het Besluit beslist vele mogelijkheden om accenten te leggen. Dit geldt wel in het bijzonder voor het Lager Technisch Onderwijs met z'n vele Afdelingen.

Men kan, om een voorbeeld te noemen, een duidelijk verschil aanbrengen tussen de meer practische programma's en de programma's voor de leerlingen die wat meer theoretisch zijn aangelegd en als regel nó, het L.T.O. naar een van de vormen van Middelbaar Beroepsonderwijs zullen gaan, om daar verder te gaan met de studie. We spreken sinds enkele jaren over de B-resp. C- programma's (voorheen was dit P en T).

De twee uitersten die het Besluit toelaat, zijn: a. in de totale (4-jarige) cursusduur volgt de leerling 59 wekelijkse lessen in de algemene vakken en 61 in de broepsgerichte vakken; b. in de totale cursusduur volgt de leerling 99 wekelijkse lessen in de algemene vakken en 21 in de op het beroep gerichte vakken.

De keuze van de lessentabellen zal sterk worden bepaald door de eisen die van uit de examenregeling worden gesteld. We hopen hier in het vervolg nog op terug te komen. Het valt niet tegen te spreken dat het Bevoegd Gezag, binnen het kader van de in het Besluit aangegeven mogelijkheden, enerzijds grote vrijheid heeft, maar op het punt van de bewaking van het hoofdkarakter van de opleiding, n.l. dat het een beroepsopleiding is, zeer beperkt wordt in de mogelijkheden. De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat deze vrijheid in de praktijk sterk afhankelijk is van de mogelijkheden die de school biedt, met betrekking tot het aantal Afdelingen waarvoor toestemming werd verkregen, het aantal leerlingen (grotere scholen hebben meer mogelijkheden dan kleinere), de toestand van het gebouw, de inrichting van de praktijklokalen enz., enz..

In een volgende (laatste) aflevering wil ik nog wat schrijven over het Individueel Techiaisch Onderwijs en het Examenbesluit L.B.O./ L.A.V.O..

A. R. Deelen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1979

De Reformatorische School | 56 Pagina's

HET LAGER TECHNISCH ONDERWIJS ANNO 1979 (II)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1979

De Reformatorische School | 56 Pagina's