Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vernieuwing en verwarring (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vernieuwing en verwarring (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

We zagen in het vorige artikel hoe de dissertatie van onze broeder Golverdingen ingaat op allerlei vernieuwende ontwikkelingen in de kring van de gemeenten in de jaren 1946 tot 1950. Dat alles wordt beschreven in het eerste en tweede hoofdstuk. In de volgende hoofdstukken komt de toenemende verwarring in het kerkelijk leven aan de orde. Het zijn hoofdstukken die ons verdrietig stemmen en ons duidelijk maken hoe er in toenemende mate sprake was van vleugels in de gemeenten, die tegenover elkaar kwamen te staan.

Dr. C. Steenblok en de algemene genade
In het derde hoofdstuk beschrijft Golverdingen een viertal predikanten, die in die jaren in het kerkelijk leven nogal op de voorgrond stonden. Het betreft hier de predikanten G.H. Kersten, A. Verhagen, C. Steenblok en R. Kok. Enkele dingen wil ik hier noemen.
Allereerst de overkomst van Steenblok uit de Gereformeerde Kerken.
Op 26 februari 1943 besloot de classis Tholen (Steenblok had zich gevestigd in Poortvliet) hem als predikant te aanvaarden. Het is tekenend dat de notulen vermelden dat dit besluit genomen werd ‘na langdurige overwegingen’.
Kersten was op de classicale vergadering ook aanwezig. Golverdingen benadrukt dat Kersten zich aan Steenblok verbonden voelde en hoge verwachtingen van hem had. Kersten zag hem als zijn opvolger op de Theologische School. Nog geen halfjaar na zijn overkomst naar de Gereformeerde Gemeenten werd hij al benoemd tot hulpdocent naast Kersten.
Daarmee werden alle andere predikanten, waarvan sommigen al jaren de gemeenten hadden gediend, gepasseerd. Golverdingen wijst erop dat dit onder hen bevreemding en verzet opriep.
De problemen werden groter door een lezing, die Steenblok op 12 april 1944 hield voor de onderwijzersvereniging over “Christus en de algemene genade”. Hij ontwikkelde daarin een visie, die afweek van de gangbare opvatting daarover in de kring der gemeenten.
Onder ons heerste in het algemeen de opvatting dat er een directe relatie bestaat tussen de algemene genade en de verdiensten van Christus. Steenblok stelde echter, dat de algemene genade geheel losstaat van de verdiensten van Christus en voortvloeit uit de voorzienigheid Gods.
De lezing van Steenblok voor de onderwijzers betekende het begin van grote kerkelijke onrust. Met name Kok, maar ook anderen, verzette zich met alles wat in hem was. Er ontstond een groepje predikanten, die grote moeite had met het optreden van Kersten, waardoor Steenblok de gemeenten was binnengekomen. Tot die predikanten behoorden vooral J. van den Berg, Kok en Verhagen.
Op de zitting van de Generale Synode van 20 september 1945 werd het punt van de algemene genade behandeld.
De synode sprak uit dat de algemene genade behoort tot de voorzienigheid Gods. Alleen Kok stemde uiteindelijk tegen. Kersten publiceerde op persoonlijke titel veertien dagen daarna een verheldering, waarin hij duidelijk maakte, dat de algemene genade ‘niet geheel los van Christus’ kan worden gezien. Zo vinden wij het ook in het eerste deel van zijn “Gereformeerde Dogmatiek”, waarin Kersten stelt dat Christus van de algemene genade niet is uit te sluiten en waarin hij met instemming John Owen aanhaalt, die zegt dat de algemene genade een ‘noodzakelijk gevolg’ is van de tussentreding van Christus. Daarmee werd toch een overeenkomst behouden met de voorheen gangbare visie en werd de eenheid van opvatting gediend.
Inmiddels werd Steenblok, mede door de inzet van Kersten, door de synode met algemene stemmen benoemd tot vaste docent in Rotterdam. Overigens had Kersten al eerder (1944) een brief geschreven over de algemene genade, waarin hij het opnam voor Steenblok tegenover Kok, maar waarin hij ook nadrukkelijk stelde ‘dat enige verdraagzaamheid zeker te betrachten zij’.
Helaas, met droefheid moet vastgesteld worden, dat die verdraagzaamheid in het kerkelijk leven al meer begon te ontbreken. Die vaststelling maakt de lectuur van het proefschrift van Golverdingen zo pijnlijk en verdrietig. Men vraagt zich daarbij in toenemende mate af of het nu echt niet anders had gekund.
Zo was er een frontale aanval door Steenblok in De Saambinder op de algemeen geachte ouderling-voorganger B. Roest uit Scherpenzeel. Steenblok meende ernstige dwalingen aan te treffen in een meditatie van Roest in het jeugdblad Daniël. Weer vraagt men zich af of dat niet anders had gekund. Zou een open gesprek tussen beiden niet voor een oplossing hebben kunnen zorgen?

Toenemende verwarring rondom ds. R. Kok
Wat betreft Kok is alles temeer zo pijnlijk omdat deze sinds 1915 vele jaren de gemeenten had gediend, veel achting had verworven, ook bij Gods kinderen, vertrouwensposities had ingenomen zoals lid van het moderamen van de Generale Synode en van het Curatorium. Nu had Kok ook zijn karakter. Golverdingen wijst erop dat er iets onverzettelijks in zijn karakter was. Kersten, die vaak in overleg naar oplossingen zocht, verzuchtte eens: ‘Wat is hij toch moeilijk. Hij is van graniet. Er is niets met hem te beginnen’.
De kracht van Kok, aldus Golverdingen, lag in zijn bewogen prediking en zijn toewijding aan het pastoraat.
Maar hij was nogal eens onvoorzichtig en onnadenkend in zijn uitspraken, waarbij theologische zelfcontrole ontbrak. Daarbij ontstond er een toenemende afstand tussen Kersten en Kok. Dat had te maken met het feit dat Kok, zeker in het begin van de oorlogsjaren, een ander standpunt had tegenover de bezettende macht dan Kersten. In de oorlogsjaren liet Kok zijn sympathie voor de Joden duidelijk uitkomen in zijn prediking. Het is tekenend, dat de Generale Synode van april 1941 niet Kersten, zoals gebruikelijk was, maar Kok tot preses koos!
Daaruit blijkt wel dat Kok toen nog het algemene vertrouwen genoot.
De verwijdering tussen Kersten en Kok werd groter omdat Kersten al zijn invloed aanwendde om Steenblok aanvaard te krijgen als predikant en vaste docent. Op zijn onverzettelijke wijze heeft Kok zich daartegen gekeerd.
Juist in die tijd begon hij verschillende prekenbundels te publiceren, waarin allerlei onvoorzichtige uitdrukkingen te vinden waren, die aanleiding gaven tot aanklachten tegen hem. Daarbij ontstond er ook grote onrust in zijn gemeente Veenendaal, zo zelfs dat een deel van de kerkenraad en gemeente apart ging vergaderen.
Uitvoerig beschrijft Golverdingen de ontwikkelingen in Veenendaal en hoe men daar vanuit de kerkelijke vergaderingen mee is omgegaan. Een heel hoofdstuk is eraan gewijd.

Classis Barneveld in 1948
De bezwaren tegen onvoorzichtige uitdrukkingen van Kok dienden uiteindelijk op de vergadering van de classis Barneveld op 1 juni 1948. Kersten was ook op die vergadering aanwezig, hoewel hij niet tot de classis Barneveld behoorde. Hij heeft zelfs, hetgeen in strijd is met het kerkrecht en vandaag ondenkbaar zou zijn, de notulen van die vergadering opgesteld, waarover later weer moeilijkheden ontstonden met Kok.
Het ging er tijdens die vergadering heftig aan toe, maar toen Kok aan Kersten vroeg of hij nu eens duidelijk wilde aangeven wat hij verstond onder het aanbod van genade, hebben zij elkaar daarin van harte kunnen vinden en reikten zij elkaar de hand der verzoening. Veertien uitdrukkingen uit gepubliceerde preken van Kok werden door hem teruggenomen. Als men die uitdrukkingen leest maakt dat wel duidelijk dat Kok zich soms heel onvoorzichtig en ondoordacht uitdrukte. Het is te begrijpen dat hierdoor in toenemende mate verwarring ontstond. Het was verblijdend dat Kok en Kersten elkaar vonden.
Ik noem tenslotte een punt uit de overeenkomst die op de classis Barneveld werd bereikt, dat heel wezenlijk is: ‘dat Ds. Kok volmondig erkent, dat de beloften van het genadeverbond alleen vermaakt zijn aan de uitverkorenen, en in de dood des Testamentmakers onherroepelijk zijn, en dat de beloften ter zaligheid niet geschonken zijn aan de verworpenen, waarom de onbekeerden het recht tot pleiting op de beloften ontbreekt’.
Ruim twee maanden na de verzoening in Barneveld tussen Kok en Kersten overleed Kersten. Hoe zou het gegaan zijn als Kersten was blijven leven? Het is een vraag die geen zin heeft. Immers, de Heere regeert, dwars door al het menselijke heen. Ook in Zijn kerk.
Maar dat er veel menselijks geweest is mag wel duidelijk zijn.
We hopen er de volgende keer naar aanleiding van de dissertatie van Golverdingen verder op in te gaan.
(wordt vervolgd)

Zeist, ds. J.J. van Eckeveld

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 mei 2014

De Saambinder | 16 Pagina's

Vernieuwing en verwarring (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 mei 2014

De Saambinder | 16 Pagina's