Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus in den staat des doods

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus in den staat des doods

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heidelb. Catech. Zond. 16.

I
De zestiende Zondagsafdeeling, is de laatste die van den staat der vernedering handelt, en ons bepaalt bij de oorzaken en de vruchten van den dood en begrafenis des Heeren.
Kort en bondig luidt het antwoord op vraag 40: „Waarom heeft Christus zich tot in den dood moeten vernederen?" „Daarom, dat, vanwege Gods gerechtigheid en Waarheid niet anders voor onze zonden kon betaald worden, dan door den dood van den Zone Gods".
Vanwege Gods gerechtigheid en waarheid dus moest de Middelaar zich tot in den dood vernederen. Gods gerechtigheid eischt voor de zonde eene volkomene betaling, en die betaling wordt alleen gebracht in het doordragen van het oordeel des doods. Geen anderen weg dus was mogelijk, dan dat de Middelaar in de plaats zijns volks in den dood inging. De zonde moet gestraft. God kan van Zijn recht niet af, ook maar niet in het allerminst. Dat zou Zijn Goddelijk Wezen krenken. En God, die met zijn volmaaktheden spelen kan, is geen God. 't Moge tot ons ten zeerste doordringen, tegenover degenen, die het plaatsbekleedend borgwerk van Christus loochenen, omdat zij noch van de zonde, noch van Gods gerechtigheid eenig besef hebben, 't moge recht van ons bevat worden, dat God de zonde straffen moet, vanwege Zijne volmaaktheid. De noodzakelijkheid van het straffen der zonde ligt in het Wezen Gods, geenszins in dwang, die (hoe zou dat kunnen?) op Hem zou worden uitgeoefend.
God ligt niet onder dwang. 't Is Zijne verlustiging de zonde te wreken. Verre is God van goddeloosheid en de Almachtige van onrecht.
't Is ons in de vierde Zondagsafdeeling duidelijk geleerd, dat God de zonde door een rechtvaardig oordeel tijdelijk en eeuwig straffen wil, alzoo Hij gesproken heeft: „Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen". En die straf der zonde, zijnde de straffe des doods, kwam voor de uitverkoornen op Christus. Hij dus moest tot in den dood zich vernederen.
Bovendien Gods waarheid vorderde dien dood. Bij ons menschen geldt het voor onpaedagogisch, straf te dreigen en niet te volvoeren, doch wat voorstelling moeten zij zich van God maken, die van oordeel zijn, dat de door Hem gedreigde straf niet noodzakelijk moet volvoerd; dat God een God van ja en neen zou zijn. Hoe gansch anders getuigt Hij van zichzelf: „Ik de Heere wordt niet veranderd". En wijl God van het woord Zijns mond nimmer wijkt, moest Christus den dood sterven, wijl de Heere gesproken heeft: „Ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven".
Beide dus vanwege Gods gerechtigheid en waarheid moest de Borg tot in den dood vernederd worden. Er was slechts één weg, waarin de zondaar kon met God verzoend, waarin voor de zonde kon betaald n.l. door den dood des Zoons Gods. Door dien dood is de dood verslonden tot overwinning, is de geestelijke dood, bestaande in scheiding van Gods gunst te niet gedaan; is de eeuwige dood verwisseld in het eeuwig leven, en is de tijdelijke dood geworden een doorgang tot het eeuwig leven. Gerechtigheid en waarheid vorderden den dood des Zoons Gods, maar zijn dan ook verheerlijkt in dat sterven en vorderen de zaligheid der uitverkoornen. De verlossing van den drievoudigen dood rust op de gerechtigheid en waarheid Gods. Sions verlossing is op het recht Gods gegrond en wordt geëischt door de waarheid Gods. Niets zal die zaligheid ooit verhinderen. In de begrafenis is dat nog nader bevestigd. In vraag 41 wijst ons de catechismus daarop: „ Waarom is Hij begraven geworden?" „Om daarmede te betuigen, dat Hij waarlijk gestorven is."
Dat Christus gestorven was, had Hij zelf reeds betuigd in den uitroep: „Vader, in Uwe handen beveel Ik mijnen geest." had Hij doen blijken, toen Hij het hoofd buigend den geest gaf en was reeds bevestigd, door de handeling van den krijgsknecht, die een speer in zijne zijde stak, waaruit bloed en water vloeide; en door het onderzoek van Pilatus, waarbij werd geconstateerd dat Hij waariijk gestorven was.
Ook door in het graf neder te dalen, heeft Christus betuigd waariijk gestorven te zijn. Hij heeft den dood in al zijn geweld doordragen; tot in het hart toe heeft Sions Koning hem, die het geweld des doods had, verwonnen; in zijn laatste sterkte, de dood, heeft Hij hem voor eeuwig verslagen. De gevangenis heeft Hij gevangen genomen, opdat Hij den gebondenen uitroepe opening der gevangenis. Daartoe daalde hij in graf, doch zonder dat de verderving des doods Zijn vleesch tot ontbinding bracht. De profetie is hier vervuld: „Gij zult niet toelaten, dat uw Heilige de verderving zie."
Ja, zoo nauw ging de zorge Gods over het ontzielde lichaam des Middelaars, dat de heerlijkheid van Zijnen overwinnenden ingang in den dood, in Zijne begrafenis reeds uitblonk.
Want men heeft zijn graf bij de goddeloozen gesteld; daar op Golgotha, waar men de gekruisigden placht onder de aarde te stoppen, daar bij de goddeloozen dacht men ook Hem te begraven. Maar God had anders beschikt. 't Brandend liefdevuur, dat zoolang in het hart van Jozef van Arimathea en van den nachtdiscipel, Nicodemus, onder de asch van menschenvrees gesmeuld had, brak thans door. Reeds in den Joodschen raad hadden zij een eenig standpunt ingenomen, alhoewel hun stem de veroordeeling niet weerhouden kon, zij hebben in die veroordeeling niet bewilligd. En nu, nu dan toch het oordeel is volvoerd, nu kunnen zij niet langer verborgen blijven. Van Pilatus hebben zij het lichaam van Jezus begeerd en in een nieuw graf, waarin niemand nog was begraven, uitgehouwen in een rots, hebben zij hun Heere neergelegd. Laat dan de wereld spotten, zij zullen Hem eeren, als Dien, Die wel den vloek draagt, doch niet om eigen schuld; Die noch erf-, noch dadelijke zonde kende. „Hij is bij de rijken in Zijnen dood geweest."
Niettemin die begrafenis was een smadelijke vernedering. Dat is ze voor elk mensch. Want in onze begrafenis wordt het oordeel vervuld: „Stof zijt ge en tot stof zult ge wederkeeren." Aan het gewormte wordt ons lichaam dan ten prijs gegeven. In de begrafenis treedt het verderf naar voren, dat door de zonde over den mensch gekomen is. Met Zijne heerlijkheid is het dan uit; met zijn macht, al deed deze duizenden beven; met Zijn roem, door velen benijd. „Zijne eer zal hem niet nadalen. Hoewel hij Zijne ziel in zijn leven zegent, en zij u loven, omdat gij uzelven goed doet, zoo zal hij toch komen tot het geslacht harer vaderen; tot in eeuwigheid zullen zij het licht niet zien. De mensch, die in waarde is, en geen verstand heeft, (d.w.z. geen geestelijke kennis heeft van Christus en Zijne heilsdaden) wordt gelijk als de beesten, die vergaan." O, kregen wij het recht te bedenken, dat onze plaats eens zijn zal in het graf, opdat wij onze vergankelijkheid mogen kennen en onze dagen tellen, een wijs hart van den Heere bekomend.
Die diepe versmaderij nu heeft Christus op zich genomen. Hij is in dat kille, dat vreesaanjagend, dat huiveringwekkend graf ingegaan. Zijn ontzield lichaam moest ook in het graf het oordeel der zonde dragen, opdat Hij ook het
???????
I. K.

(pag. 2 ontbreekt. de huidige PDF is die van pag. 4 van 28 dec.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 1923

De Saambinder | 4 Pagina's

Christus in den staat des doods

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 1923

De Saambinder | 4 Pagina's