Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

. . . .als van ouds.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

. . . .als van ouds.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

naar aanleiding van Klaagliederen 5; 21b ”, .vernieuw onze dagen als van ouds”!

Als van ouds... Onder ons zal men daar graag van horen. Vooral de ouderen, die zich een andere tijd op het erf van de kerk herinneren. Er was een grotere verbondenheid aan elkaar.. Men leefde dichter bij Gods Woord en de belijdenis. Er werd meer gesproken over de dienst des Heeren. Er werd vooral meer gehoord van het werk van Gods genade in de harten van zondaren.

Als zij deze woorden horen dan komt er een heimwee naar de tijd, die geweest is. Eén verlangen, dat het weer zó mag worden. Vergeten wordt wel eens, dat het vroeger ook wat was. Het goede wordt onthouden en het verkeerde voorbijgezien. Er is soms ook geen oog voor, dat we in déze tijd staan om met bewaring van de band aan het verleden de roeping voor vandaag te betrachten.

Er zijn ook anderen. Als zij die woorden horen: ”als van ouds”, dan keren ze zich er vanaf. Het spreekt hen van een tijd, dat alles vaststond en dat men de antwoorden op alle vragen al klaar had. Vaak mondt hun critiek uit op het verwerpen van de belijdenis uit het verleden. Men aanvaardt de duidelijke uitspraken van Gods Woord niet meer.

Wie geen onbekende is van eigen erf, die zal het weten, dat zulke geluiden onder ons op een verfijnde manier gehoord worden. Men heeft het over het ”fluisterend, tastend en zoekend bezig zijn om de weg te vinden in een nieuwe tijd”. Deze mensen willen niet gebonden zijn aan de oude antwoorden. Ze gebruiken mooie woorden. Maar helaas. . moet het niet gevreesd worden, dat zij al een nieuw antwoord hebben, dat afwijkt van Gods Woord, van de belijdenis? Veelal betekent dit dan ook: een streep door het verleden!

We worden vanmorgen geleid naar een gebed. Een heel indringend gebed, waarin het verleden een plaats heeft. Daarin wordt zeker geen streep gegeven door het verleden. Daarin wordt ook het verleden op zichzelf niet verheerlijkt. Het vraagt niet om herhaling van het verleden. Dan blijven we zelf buiten schot. Het bidt om de zegen van het verleden in de weg der bekering. Is het niet noodzakelijk in onze tijd? ”Vernieuw onze dagen als van ouds”.

Waarom het gaat.

We moeten dit gebed dieper verstaan. We vinden het in het aangrijpende slot van Klaagliederen 5. We geloven, dat hier de profeet Jeremia aan het woord is, vertolkend de stem van een geslagen volk.

Het volk is geslagen op een ontzettende manier. De troepen van Babel hebben de stad Jeruzalem ingenomen. Stad en tempel zijn tot een puinhoop geworden. Er is onderdrukking en wegvoering. Het ziet er alles droevig en donker uit.

Jeremia is profeet. De profeet met het priesterlijk hart. Hij is ooggetuige van deze ontzettende toestand. Hij is meer. Bewogen is hij met het volk en de omstandigheden. Hij is één met de nood, met de schuld van het volk. Zo is hij door Gods werk de rechte tolk, die de klacht van het volk en het gebed uitspreekt voor het aangezicht des Heeren. We horen in dit gedeelte van de nooddagen, die beleefd worden. Slechts enkele trekken uit dit hoofdstuk zeggen al genoeg. ”Ons erfdeel is tot de vreemdelingen gewend, onze huizen tot de uitlanders”. Het land der belofte is aan de vreemden overgeleverd. ”Knechten heersen over ons”. Het eens vrije volk is nu geknecht. Uiterlijk is de situatie vol van moeite. Er is onvrede en ellende. Honger heerst er. De voornaamsten zijn opgehangen. De vrouwen worden verkracht. In alle rangen en standen is er ellende. De fleur en vreugde is van het leven af. Sprekend wordt het gezegd in een kernzaak: ”de kroon is van ons hoofd gevallen”. Het is maar geen redenering. Dat gaat zo gemakkelijk. Het is belijdenis van het geslagen volk. Wat het Israël Gods bezat, juist als zodanig, dat heeft het verloren!

En ziet: het wordt beleden in de oorzaak. De ramp kwam niet zo maar. Het is Gods straffende Hand over hen. Gods welverdiend oordeel. ”O wee nu onzer, dat wij zo gezondigd hebben”.

En nu dit gebed. Vanuit die nood. In die erkentenis: Vernieuw onze dagen als van ouds. Zou Jeremia. . zou het geslagen volk bedoelen: het is weer goed als al de dingen van van ouds terug zijn? De vijanden verdwenen. De vrijheid weer hersteld. De welvaart weer terug. Het leven weer opnieuw fleur en geur. De huizen weer herbouwd. De tempel weer verrezen. De dienst des Heeren weer uiterlijk in ere. . . Och, het zijn allemaal zaken, die er zeker in begrepen zijn. Zo was het in de dagen van ouds. In de dagen, dat de Heere Zijn zegen gaf over het land der belofte, over Jeruzalem.

Toch nee. . het gaat in de kern om de wederkeer van de vredesverhouding voor het volk van God. Vernieuw onze dagen als van ouds. . Die vernieuwing van de dagen van het volk Gods is er tendiepste alleen als de Heere in Zijn gunst weer aanwezig is. Inde dagen van ouds was dé zaak: dat de Heere in gunst op Zijn volk neerzag. Niet vanzelfsprekend. Onverdiend. Vanuit Zijn Goddelijke welbehagen. Krachtens Zijn onveranderlijk Verbond. Daaruit kwamen de zegeningen in het uiterlijke leven voort. Daaruit was het delen in bloei en welvaart. En dáárom bidt dit gebed. Heere, wil zó onze dagen vernieuwen. Hier wordt dus gevraagd om de gunst van God Zélf. Om de wederkeer van God Zélf. En dan een wederkeer die zich openbaart in het leven van het volk, zodat het mag wandelen in de wegen des Heeren. In die vernieuwing krijgt God Zijn eer.

Moet het vandaag niet spreken? Ik wil hier niet graag een is-gelijkteken zonder meer zetten. Het boek klaagliederen roept om de Christus, Die door Zijn lijden Zijn Kerk gegrond heeft. Nochtans kent ook de N.T. kerk de noodtijden, waarin zij wordt aangesproken door het Klaagliederenboek. Is er vandaag niet de matheid, waarvan vers 17 spreekt?

Zien we de vossen niet lopen op het erf van de kerk, die hun gang kunnen gaan vanwege de inzinking? Er zijn toch andere dagen geweest. Ik wens niet te behoren tot hen, die eenzijdig klagen over onze tijd en eenzijdig zweren bij vroeger. Helaas merk je vaak weinig op van het leed, dat zij er om dragen. Koudweg kunnen bepaalde dingen geconstateerd worden. Wel gesprekken óver het verval onder elkaar, maar geen verbreking er ónder in de binnenkamer voor Gods aangezicht. Het ”wee onzer, dat wij zo gezondigd hebben” ontbreekt.

Niettemin: de vergelijking met vroegere dagen doet pijn, geeft smart degenen die God vrezen. De prediking van zonde en genade op een laag pitje. Zonden goedgepraat. De eenvoudige beleving van de kennis van de drie stukken weinig beluisterd. Erger: soms als afgedaan voorgesteld. Is dat niet veelszins het beeld van het bredere erf van de kerk vandaag?

Maar waar gaat het nu om? waar gaat het u om? Voor uw persoonlijk leven, voor het leven van de kerk? Is het wezenlijk te doen om vernieuwing van de dagen als van ouds? Om de gunst des Heeren in eigen hart in een levende honger en dorst naar de gemeenschap met God? Om de wederkeer van de gunst Gods in Zijn erfdeel? Leg die vragen niet opzij! Ze raken uw eigen welzijn, het welzijn van de kerk. Die oprecht het verval van vandaag beleeft in schulderkentenis voor de Heere zal daar terecht komen; alleen in de wederkeer des Heeren is uitzicht. Laten we het niet vergeten: hier wordt om vernieuwing van onze dagen als van ouds gevraagd.

In de weg der bekering.

Jeremia. . het volk in nood, dat hij vertolkt. . hebben geen vernieuwing op het oog, die ze door eigen ijver wel kunnen bewerken. Zij weten: de Heere roept om in Zijn wegen te wandelen, om ook in de weg der middelen de moeilijke omstandigheden tegen te gaan. Maar voluit belijden ze de vernieuwing als het werk Gods. Hij alléén kan en zal het doen, maar dan in de weg der bekering.

Meer dan ooit roept men om vernieuwing vandaag. Wij worden, zegt men, ingeschakeld in het vernieuwings proces van deze wereld. Er moet een vernieuwde samenleving komen met vrijheid voor ieder. Doch men leeft aan de schuld voorbij en de bekering tot God van ieder persoonlijk en van de kerk heeft er geen plaats in. We zullen geen andere houding aan mogen nemen dan die van een hartgrondig ”nee” tegenover zo’n ten diepste eigengerechtig en hoogmoedig streven. Wij menen dat zo’n vernieuwing op zichzelf al anders is dan Gods Woord stelt. En de ware vernieuwing, zal alleen in de weg der bekering door God geschonken worden. Is het niet opmerkelijk, dat het gebed om vernieuwing van de dagen als van ouds hier zo onlosmakelijk verbonden is met het gebed om bekering? ”Heere bekeer ons tot U, zo zullen wij bekeerd zijn. .”. Het staat er niet alleen vooraf. Het is er één mee. Geen vernieuwing zonder de ware bekering. Maar ook: zéker vernieuwing in de weg der bekering. Dat is naar Gods eigen Woord.

Hetzelfde woord voor vernieuwing hier gebruikt vinden we ook in Psalm 51. Daar bidt David het: ”vernieuw in het binnenste van mij een vaste geest”. In zijn diepe val was zijn onvastheid openbaar gekomen, afwijkend van Gods Wet. Hij had het bedorven tegenover de Heere en zijn naaste. Maar het is ook daar opmerkelijk dat hij dat tezamen bidt met de bede ”Schep mij een rein hart”. Alleen door de radicale verandering door God Zelf, zal de vernieuwing van zijn leven werkelijkheid worden.

Daarom bidt hier dit gebed ook: Heere, bekeer ons tot U, dan zullen wij bekeerd zijn. Dat is niet een wegschuilen achter eigen onmacht. Terecht is gezegd: hier wordt én het moeten én het niet-kunnen van zich uit beleden. De Heere roept tot bekering. Wel menend in de tijd der genade. Daar doet dit gebed niets van af. Maar hier is het verstaan: wij zijn van God afgekeerd. Zóver, dat God niet meer met ons te doen kan hebben. Dat Hij Zijn straffende hand over ons heeft uitgestrekt. Van-ons-uit is er een onherstelbare breuk. En dan dit gebed: Heere wij hebben die breuk veroorzaakt, maar bekeer ons nu tot U. Geef inkeer. Geef wederkeer. Dan zullen we bekeerd zijn. Dan zal Uw Naam de eer weer krijgen. Dan zullen we weer delen in Uw gêmeenschap, in Uw gunst. In de uitstraling daarvan in ons land, in de kerk. Dan vloeit hier het gebed om bekering en het gebed om vernieuwing inéén. Zó’n gebed is zélf, waar het gekend wordt, vrucht van de bekering tot God. Het openbaart de liefde uit God, die in het hart is uitgestort. Het gaat ten diepste ook om God. Daarom noemt het hier ook die Naam: Heere. Dat is de God tegen wie gezondigd is, maar Die ook in Zijn onwankelbare trouw nog lust heeft in de bekering van een afgekeerd volk. Die het ook doet. Juist als het bidt om almachtige genade, die noodzakelijk en onmisbaar is, wordt die Naam aangebeden, waarin Zijn trouw zo bijzonder is getekend.

Bekering tot God, dat is een radicale bekering. Dan wordt er niets achter gehouden van schuld. Dan proberen we het niet op een accoordje met de Heere en Zijn Woord te werpen, noch in het persoonlijk leven noch in de kerk. Dan gaat onze eigen hoogheid eraan. Dan moeten we eigen meningen tegen Gods Woord verliezen. Dan kan geen eigen gerechtigheid voor God stand houden. Weten we er in ons persoonlijk leven van? Houden we ons op de been met allerlei orthodoxe beschouwingen of dat we ons bij een bepaalde groep scharen? Dat is het niet. De Heere roept het ons toe: bekeert u, bekeert u, want waarom zoudt gij sterven. Hij heeft bij Zijn eigen Naam een eed gezworen dat het Hem behaagt, dat zondaren zich tot Hem bekeren. Ik zie hier gelukkig nog meerdere jongere mensen. Meisjes en jongens, wat een voorrecht dat Hij bij de roepstem tot bekering Zijn Naam noemt. Gaan jullie met die Naam wel eens in de eenzaamheid? Ken je een plaats in je leven, waar je tegenover je eigen hart, dat maar af wil trekken, die Naam aanroept? Nog nooit heeft de Heere Zijn Naam niet waargemaakt.

Kind van God, misschien zegt u wel: de dagen als van ouds zijn zo ver bij mij vandaan. Het is zo vaak donkerheid. En wat u ziet van de toestand van Gods erfdeel kan u des te meer benauwen. Telkens weer is er ook en uw leven bekering nodig. Telkens weer moet het gebed om de bekering van Zijn erfdeel een plaats krijgen.

Dan staan we niet boven het verval, al zullen we er wel tegen getuigen. Jeremia wist van allebei. Dan is het gericht op de vernieuwing, waarin God verheerlijkt wordt. En wat gelukkig: dit gebed is maar een slag in de lucht. Het heeft een pleitgrond, het heeft vanuit God uitzicht.

Het zekere uitzicht.

Wie het slotgedeelte van Klaagliederen 5 leest wordt getroffen door het pleiten van Jeremia.. van het geslagen volk op de Heere. Het gebed om bekering, om vernieuwing van de dagen als van ouds staat midden in een worstelend pleidooi. Eigenlijk zit dat al verborgen in het woordje ”van ouds”. Het gaat om de wederkeer van het heil van God, dat Hij van ouds geschonken heeft. Het gaat ten diepste om de God van ”van ouds” Zélf. Bijzonder is de aanspraak even voor het vers, dat ons bezig houdt ”Gij, o Heere, zit in eeuwigheid, Uw troon is van geslacht tot geslacht”. Dat is het venster in de donkerheid. Sion ligt verwoest. De vossen dolen er rond. Er schijnt geen enkele uitkomst meer te zijn. Maar nee, het levend geloof worstelt in dit gebed, weet: de Heere zit in eeuwigheid. Hij is de eeuwige God, Die tot in eeuwigheid aan Zijn Verbond gedenkt. Die nooit afziet van Zijn werk en welbehagen.

Die eeuwig doorgaat met aan Zijn kerk te gedenken.

Er is een troon in de hemel van geslacht tot geslacht. Dat betekent, dat Hij regeert en alles in handen heeft. Er is een troon waar bidders en smekers terecht kunnen. De troon van Zijn genade. Hij staat door de eeuwen heen boven alle omstandigheden. Ze kunnen uiteindelijk niets doen.

Dat is nu de toevlucht, de waarborg dat de dagen vernieuwd zullen worden als van ouds. Hier spreekt het uitzicht in Christus. Hij heeft de schuld van een schuldig volk gedragen Hij heeft in het bangste lijden gerechtigheid verworven. Nooit kan dit gebed worden verhoord zonder dat het recht was voldaan. Dat ligt in Hem. In niemand anders. Schuldige zondaren krijgen daar hoop uit. Hij is verhoogd aan ’s Vaders Rechterhand. In Hem is de troon daarboven in de hemel open en Hij heeft al de dagen van Zijn kerk in Zijn hand.

Dan is er toekomst voor de Kerk. In de weg van dit biddend worstelen zal de Heere het Zelf waarmaken. Ik hoop dat in deze weken, als straks de Generale Synode verder zal vergaderen er gebed zij voor hen, die daar namens de kerken bezig zijn. Er is veel dat doet vrezen, maar de Heere gaat verder met Zijn werk. Hij ontferme Zich over ons en over Zijn hele erfdeel. Dit woord neemt ook de jeugd mee. Zijn troon is van geslacht tot geslacht. Vanaf Zijn troon zal Hij ook in de geslachten werken tot het einde toe. Houdt daarop aan jonge mensen. De ouderen vallen weg. De Heere blijft Dezelfde ook in 1986. Alles wat er gebeurt, kan vooral jongere mensen in verwarring brengen. De pers staat bol van berichten over allerlei narigheid in de kerk. Wat hebben we daarin een diepe verantwoordelijkheid, hoe we spreken naar buiten. Er wordt op gelet! Laat er eer goed van de Heere gesproken worden. Van Zijn dienst. Daar kan kracht van uitgaan.

Ik kan het niet laten aan het eind u te vragen: kent u voor eigen hart een worstelend leven? Hebt u die God nodig gekregen, die de God ”van ouds” is? Die heilig is in Zijn richten en rechtvaardig in Zijn oordelen, maar die groot van barmhartigheid is voor allen, die Hem in waarheid hebben nodig gekregen. Wat zijn we nameloos arm, als we alles weten van de dingen die op het erf van de kerk gebeuren. Het jaarboekje uit ons hoofd en precies alle dominees gerubriceerd. En verder niets. Zoekt die God te kennen voor eigen leven. Dan krijgen we de waarheid lief. De Kerk des Heeren lief. Dan gaat die mee in de binnenkamer. Dan zal God niet achterblijven als die God, die de dagen als van ouds vernieuwt.


Die zo lang gewenste dagen
Van Uw gunstrijk welbehagen
Zijn, o God in ’t eind geboren.
Gij. Gij zult haar klacht verhoren.


Samenvatting van de rede. uitgesproken op de ontmoetingsdag te Kampen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 september 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's

. . . .als van ouds.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 september 1986

Bewaar het pand | 6 Pagina's