Synode-uitspraken Ger. Gem. verklaarbaar en gewettigd
Open brief, dagboek en brochure verontrustend
GOUDA — Het rommelt binnen de Gereformeerde Gemeenten. Op 27 oktober vorig jaar meldde het RD in een synodeverslag, dat men in dit kerkverband gestuit bleek te zijn op ontwikkelingen en leringen die een groot gevaar opleveren voor het geheel van de Geref. Gem. De synodepraeses drs. A. Vergunst drong aan op waakzaamheid. De hoop werd uitgesproken dat er een krachtig getuigenis zou uitgaan tot de kerken.
Wat is er aan de hand? Een aantal bezwaarden uit de Geref. Gem. te Gouda, de heer J. Kruidenier c.s., hadden zich via bezwaarschriften tot kerkeraad en classis en uiteindelijk tot de synode gewend met het verzoek om maatregelen te nemen tegen de Goudse predikant ds. M. J. van Gelder; voorts om rechtzetting van een onzorgvuldigheid bij de afzetting van ouderling E. Hofman, en tenslotte om de ongerechtvaardigde afzetting van ouderling L. van Nieuwkoop ongeI daan te maken. De synode volgde echter het oordeel van de classicale commissie waar deze uitsprak dat er geen enkele twijfel bestaat over de juistheid van de afzetting van de beide ouderlingen. Ook de bezwaren tegen de prediking van ds. Van Gelder werden van de hand gewezen.
Open brief
Inmiddels lieten de bezwaarden het er nog niet bij zitten, maar namen hun toevlucht tot het publiceren van een Open Brief, waarin zij bezwaar maken tegen de wijze waarop hun bezwaarschrift behandeld is. Ook hun bezwaren tegen de prediking van ds. Van Gelder zetten zij daarin breed uiteen.
De predikant zou zo'n grote vrees hebben voor „een lichtvaardig en oppervlakkig geloof', dat hij bijna uitsluitend aandacht heeft voor „de noodzaak van een diepe en grondige ellendekennis, die ontvangen wordt door een werk der eisende, vloekende en verdoemende Wet in de consciëntie. Steeds weer tekent hij een bekeringsweg van benauwdheid en angst, verbrijzeling en ontreddering, vertwijfeling en wanhoop." ,,Eerst nadat het hoofd op het blok is gelegd en de zondaar is ondergegaan onder het recht Gods, wordt de weg ter verlossing in de Heere Jezus Christus aan het hart geopenbaard."
Nu zou er inderdaad bij de predikant een reactionaire eenzijdigheid of starre systematiek kunnen zijn; maar waar de predikant aldus de weg en het toepassend werk van de Heilige Geest beschrijft, concluderen Kruidenier c.s. zomaar, dat ds. Van Gelder een ,,voorwaardelijk" Evangelie brengt, welke prediking zij niet in overeenstemming achten met Schrift en belijdenis. Want „op deze wijze", zo menen zij, „wordt de H. Geest gedwongen Zich te voegen naar een menselijk bekeringssysteem." Tevens gaat volgens hen het besef verloren, dat de Heere op vaak wonderlijk eenvoudige wijze door Woord en Geest werkt. Zij spreken van de rijke vérscheidenheid in het herscheppend werk van de H. Geest.
Samenhang
Nu staan de bezwaren tegen deze prediking kennelijk niet op zichzelf. Er blijkt een samenhang met de afzetting van de ouderlingen Van Nieuwkoop en Hofman. Van laatstgenoemde, de heer E. Hofman, verscheen onlangs een lijvige brochure over „De onderhouding van het predikambt en de theologische school in onze Gereformeerde Gemeenten", een materie die hij in zijn gedichtenbundel ,,Voortbestaan" ook al kritisch aan de orde had gesteld en de aanleiding werd tot zijn afzetting.
In deze brochure betoont de heer Hofman verontrusting over het ongemeen lage aantal toelatingen tot de theologische school. Hij somt een aantal nadelen daarvan op en tast ook naar de oorzaak van de afwijzingen door het curatorium van de school. Al heel spoedig komt ,,het nieuwe klimaat van de jongeren" naar voren, dat volgens hem geen kans krijgt zich te ontplooien.
Ik heb het gevoel, dat Hofman eerst nog wat om de zaak heen draait. Hij klaagt over ,,een methode die zo weinig resultaat oplevert" en meent dat er „andere wegen moeten worden gezocht". Ook de beperktheid van de opleiding acht hij bezwaarlijk, daar er geen exegese wordt bedreven vanuit de grondtalen; de dogmatiek overheerst, en het gevolg is dat men blijft hangen in stereotiepe dogmatische problemen.
Geestelijk klimaat
Nu kan dit laatste m.i. niet ontkend worden, al moet erbij gezegd worden dat de bezwaren van Kruidenier c.s. zich duidelijk ook binnen dit kader bewegen. De strijd rondom de prediking van een algemeen welmenend en onvoorwaardelijk aanbod van genade blijkt ook na 1953 nog niet te zijn uitgestreden. Het gaat dus in feite minder om de ,,methode" van toelating, dan wel om het geestelijk klimaat.
Hofman zal dichter bij de eigenlijke bezwaren zitten als hij bij het curatorium een vrees vermoedt „dat wezenlijke bevindelijke zaken verloren zullen gaan bij een ander beleid", een vrees voor „veroppervlakking", zodat inderdaad de identiteit van de Geref. Gem. in het geding is.
Hofman vindt die vrees niet terecht. In de geest van de Open Brief spreekt hij tegenover een bekering volgens de orde des heils, zoals die in het belijden der Kerk uit de Schrift is afgeleid, van een ,,leven met het Woord, zoals dit in de levenssituatie aanspreekt en de weg wijst".
In deze lijn ziet Hofman een generatie in opkomst met een enorme belangstelling voor het Woord. Zij heeft de aandacht voor de systeembekering zo goed als verloren. Die wordt ervaren als een „dwangbuis waarin de mens centraal staat". Men verwacht het nu van het Woord. Ook voor deze jongeren is de zegen van het Woord. ,,0p deze wijze zijn er in onze gemeenten veel jongeren tot God gekomen door het suizen van een zachte stilte".
Geleidelijkheid
Zo ziet Hofman in de Ger. Gem. de 2e en 3e generatie. „Zij zijn opgevoed in de vreze des Heeren. Gods ontfermende barmhartigheid nam zijn intrek in de kinderen. De belofte aan Abraham werd in hen vervuld. Het geloof werd in hen gewerkt langs wegen van geleidelijkheid". De ouderen reageren hierop: ,,Ze zijn niet door de Wet ontdekt aan zonde en schuld. Zij loochenen de doodsstaat van de mens".
En zo miskennen de ouderen een stuk geestelijk leven in de jongeren, van wie Hofman zegt (en mij valt daarbij steeds op hoe algemeen hij spreekt): De liefde Gods heeft deze jongeren getrokken, zoals de Heere Zijn volk uit het diensthuis Egypte heeft uitgeleid. Het smaakte de vreugde der bevrijding, zong aan de oevers van de Rode Zee het lied van Mozes; langs Mara en Elim werden ze geleid naar de Sinaï en pas daar werden ze dieper ontdekt.
Hoefden zij dan niet wederom geboren te worden?" Ja, zegt Hofman, deze onmisbare voorwaarde heeft gelijkelijk bij jongeren en ouderen plaatsgehad. Zij delen in de liefde tot Jezus. De wortel der zaak wordt in hen gevonden.
Verondersteld geloof
Wanneer ik dit lees, versta ik ineens de achtergronden van Hofmans dagboek voor school en gezin „Uittocht". Men proeft de samenhang met de huidige onrust in de Ger. Gemeenten. Hier is een verbondsbeschouwing in opkomst, waarbij wel degelijk de identiteit van de Ger. Gem. in het geding is. Ik moest bij het lezen van dagboek, brochure en Open Brief denken aan wat een van de leidende figuren uit de Ger. Gem. mij eens zei: ,,Wij hebben de veronderstelde wedergeboorte de voordeur gewezen, maar het veronderstelde geloof komt de achterdeur binnen.
„Inderdaad, de geschetste gedachtengangen zijn wel zó ijselijk verbondsmatig, dat je je hart erbij vasthoudt! Je vraagt je af, waar in de Ger. Gem. toch zulke ideeën vandaan kunnen komen? Aan wie moet je denken: Kuyper, Barth, Woelderink? Feit is, dat er onder de afgewezenen gretig gegrepen wordt naar figuren als Woelderink en diens opvattingen.
Je denkt dan: Is het niet meer nodig dat er gesproken wordt van een bondsbreuk? Hoeft het dood-zijn in zonden en misdaden niet meer volop, aandacht te hebben? Het gevaar is zo groot om het genadeverbond terug te projecteren in de staat der rechtheid, daar men aldus onvermijdelijk komt tot een veralgemenisering van de genade.
Waar men aldoor spreekt van Christus, kan gevraagd worden: is er ook niet een werk des Geestes in en aan de mens? Men kan dat toch kwalijk een ,.voorwaarde in de mens" noemen, wanneer het duidelijk wordt gepredikt als een leiding des Geestes! Evenzo kan men toch de Geest niet laten opgaan in Christus, al zegt Christus van de Geest: Hij zal het uit het Mijne nemen...! Is het juist om te benadrukken dat het Christus is Die ontdekt aan zonde en schuld? De Schrift zegt van de Geest: ,,En Die gekomen zijnde zal de wereld overtuigen van zonde..!"
Zegen?
Deze onmisbare accenten mist men bij Hofmans omschrijving van de afgewezen jongeren. Zou het curatorium de toeloop van deze mensen inderdaad moeten beschouwen als „Gods aanbod van komende predikanten"? Is het terecht om in dit verband te zeggen dat het een „slag is in het gezicht van de H. Geest om diegenen af te wijzen die Hij in Zijn dienst gebruiken wil"? Wie zal beoordelen wat de Geest wil?
Hofman zegt: „De zegen die zij verspreiden nemen zij mee naar een andere kerk". Intussen staat vast dat het daar lang niet altijd als een zegen wordt ervaren. De Geref. Bond in de Ned. Herv. Kerk, wier voormannen toch overwegend gevoelens over verbond en belofte in de geest van een Woelderink hebben afgewezen, kên tenminste niet zonder zelf óók van identiteit te veranderen - met mensen van déze lijn niet gelukkig zijn. Zeker, niet allen zijn van deze geest; dat moet met haast en nadruk gezegd worden! En wie ontkent dat het curatorium niet eens mis was?
Niettemin, terecht heeft prof. Graafland er o.a. op gewezen (Theologia Reformata, 1977 nr. 4) dat studenten die naar de Ned. Herv. Kerk overkomen, niet zelden een moeilijke overgang maken. Als zij niet in een reactie vervallen, dan menen zij dikwijls anderzijds het geestelijk en kerkelijk patroon van de Ger. Gem. daar te kunnen voortzetten. Dat heeft menigmaal negatieve gevolgen, waarmee de Herv. Kerk in feite niet is gediend.
Vrijgemaakten
Inmiddels wordt het vanuit de verbondsmatige geest zoals die zich in genoemde Open Brief, brochure en dagboek openbaart, wel begrijpelijk waarom men nu ineens in (vrijgem.) geref. kringen aandacht vraagt voor (zulke) geschriften uit de Ger. Gem. Men bespeurt daarin ,,een strijd om Gods Woord in al haar licht op de kansel te krijgen" (Ned. Dagblad). Begrijpelijk is nu ook ineens dat Hofmans gedichtenbundel „Voortbestaan" verscheen bij (de vrijgem. geref.) Uitgeverij „De Vuurbaak".
Naar mijn gevoelen maken de toejuichingen uit deze kampen de bezwaarde partij (Hofman, Kruidenier c.s.) binnen de Ger. Gem. wel des te verdachter. Als deze verbondsgeest de lijn is die men voorstaat, dan is wel degelijk de identiteit van de Ger. Gem. in het geding; dan is wel degelijk de wijze waarop de synode gesproken heeft verklaarbaar en gewettigd.
Dat is de wijze waarop de bezwaarden handelen niet. Past het in de christelijke gemeente, dat men na behandeling door kerkeraad, classis en synode nóg doorgaat en zijn heil zoekt bij een Open Brief? Ademt deze methode niet de geest van de tijd, die mondig en autonoom wil zijn, om niet te zeggen revolutionair?
En dat maakt de zaak des te verdrietiger. Men heeft zich verwonderd dat het RD zich niet als andere media gretig op deze materie heeft gestort. Verdriet kan remmend werken. Maar zwijgen kan soms niet langer, ook niet over tegenstellingen in de Ger. Gem., die zo lang een eenheid schenen. Noch 1834, noch 1907, noch 1953 blijken het verlossende Woord te hebben gesproken. Wat moeten we uitroepen over Reformatorisch Nederland? „Veni Creator Spiritus!" Kom, Schepper, Geest!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 31 januari 1978
Reformatorisch Dagblad | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 31 januari 1978
Reformatorisch Dagblad | 10 Pagina's