ONUITSPRE­KELIJKE RIJKDOM

C. G. Vreugdenhil, ONUITSPRE­KELIJKE RIJKDOM, 172 blz., ƒ ? ? , ? ? . Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten, Woerden, 1985.

Dit boek bevat elf studiën over de brief aan de Efeziërs. Bij de verklaring van elk gedeelte is een aantal vragen en aantekeningen opgenomen met opdrachten en nadere toelichtingen.

Over het geheel kan ik het werk goed waarderen. De brief aan de Efeziërs stelt niet alleen onze jonge mensen voor vele problemen en vertrouwde leiding kan voor vele aberraties bewaren. De vele vragen suggereren meer dan eens het verwachte antwoord, maar dat neemt niet weg, dat mede door de daarop volgende discussie de problemen worden blootgelegd en nadere overweging gestimuleerd wordt en het inzicht in de tekst wordt verrijkt.

De brief laat iets zien van de onnaspeurlijke rijkdom van Christus, h. 1:7, 18, zoals in Rom. 11:33v. Daartegenover wordt de armoede van heidenen getekend: onder Christus, zonder hoop. Bij h. 3 : 14v met de Schrift wijzende op het gebed als 'de ademtocht van de ziel' citeert de schrijver Calvijn: De liefde van Christus wordt ons voorgesteld opdat wij ons in haar overdenking dag en nacht oefenen en ons daarin als het ware onderdompelen'.

Bij h. 3 : Iw wordt uitvoerig gehandeld over de verborgenheid (het mysterie) van Gods heilsplan. In h. 4:17v over de nieuwe levenswandel.

Met de vermaningen in h. 5 (In de wereld, maar niet van de wereld en Christelijke liefde en gehoorzaamheid) komen wij in een geheel andere levenssfeer dan in onze dagen waarin de grondslagen van de christelijke levenshouding worden ondermijnd. De schrijver wijst o.a. op het verschil van 'doodzonden' en 'lichtere zonden' (hierover is wel een brede discussie nodig) over woordzonden en daadzonden. Ook de sociale problemen. Nergens legt Paulus de nadruk op het veranderen van de sociale en politieke structuren in de wereld, maar op de innerlijke vernieuwing van het leven en de heilige wandel.

Over de verhouding van ouders en kinderen, over de onderdanigheid van de vrouw schrijft de auteur schriftuurlijk verantwoord, h. 5:22. Hoe weinig (ik schrijf dit afgedacht van deze publikatie) wordt bij de bespreking van h. 5 : 22 het voorgaande vers aangehaald: lkaar onderdanig in de vreze Gods.

'k Heb nog wel eens kritiek op taalgebruik en verschrijvingen. Waarvan een enkel voorbeeld. De herhaalde aanduiding van onderpand als aanbetaling acht ik een verzwakking, Job 17 : 3. Over het woord agapè, liefde, schrijft de auteur bij h. 4:15: it woord wordt 'eigenlijk in de Schrift alleen gebruikt voor Goddelijke liefde'; bij 5 : 25 wordt voorzichtiger gesproken van een woord dat meestal van de heilige Goddelijke liefde gebruikt wordt en bij h. 5 : 28: et gaat bij het huwelijk ten diepste om 'Gods liefde'.

Vergelijking met andere plaatsen laat m.i. deze beperking niet toe. Bij h. 4:1 St. V. zo bid ik u dan..., schrijft de auteur: Paulus vermaant (= bidt) de gemeente' en in h. 4:17: oor het woordje bidden staat in de grondtaal (grondtekst) paraneo, het best vertaald met vermanen (bedoeld wordt paraineo, in het ned. overgenomen als paraenese of parenese, vermaning, een woord dat alleen in Hand. 27 : 9, 22 voorkomt. Maar in de grondtekst staat in h. 4:1 een ander woord, parakaleo, vermanen, bidden, vertroosten.

Bijbelstudie moet voor jeugdbonden voorop staan en ik hoop, dat ook dit boek voor velen dieper inzicht in de Openbaring Gods geven mag.

H.

Bt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen