Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gidéon, de altaarbouwer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gidéon, de altaarbouwer

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

Het volk van Israël was een volk van afgodendienaars. Toen Jozua afscheid nam van Israël zei hij tot het ganse volk: "Alzo zegt de Heere, de God Israels: Over gene zijde der rivier hebben uw vaders van ouds gewoond, namelijk Terah, de vader van Abraham, en de vader van Nahor; en zij hebben andere goden gediend". Abrahams zaad diende ook in Egypteland de drekgoden van Egypte. De Heere sprak tot Ezechiël in ballingschap: "Een ieder werpe de verfoeiselen zijner ogen weg; en verontreinigt ulieden niet met de drekgoden van Egypte; Ik, de Heere, ben uw God. Maar zij waren wederspannig tegen Mij, en wilden naar Mij niet horen; niemand wierp de verfoeiselen zijner ogen weg, noch verliet de drekgoden van Egypte".

Deze woorden zijn door de Heere gesproken toen het volk van Israël zuchtte onder de zweep des drijvers. Ook in de woestijn weigerde Jakobs zaad in Gods inzettingen te gaan. Ondanks alle waarschuwingen verwierpen zij de rechten des Heeren.

Zo lezen we in het vervolg van Ezechiël 20, dat de Heere tot Ezechiël zegt: "Evenwel hief Ik ook Mijn hand op tot hen in de woestijn, dat Ik hen niet zou brengen in het land, dat Ik hun gegeven had, vloeiende van melk en honing, hetwelk het sieraad is van alle landen; daarom dat zij Mijn rechten verwierpen, en in Mijn inzettingen niet wandelden, en Mijn sabbatten ontheiligden, want hun hart wandelde hun drekgoden na".

Ook de kinderen van het geslacht dat niet kon ingaan in het land Kanaan vanwege hun ongeloof, hielden de rechten des Heeren niet. Waarom bracht de Heere hen dan in het beloofde land? Telkens weer lezen we dat de Heere het deed om Zijns Naams wil, opdat Die niet ontheiligd werd voor de ogen van de heidenen. Gideon had de Heere een altaar gebouwd. Hij had dat altaar genoemd: De Heere is vrede!

Wat Gideon persoonlijk betreft is het vrede tussen God en zijn ziel. Maar de zoon van Joas is ook de geroepene en aanstaaande verlosser van Gods volk. En dat volk is een volk van afgodendienaars. Gods knecht moet nóg een altaar bouwen.

Israël zal weten dat de Heere Zijn volk verlost langs de weg van het altaar. We lezen in vers 25: "En het geschiedde in dienzelven nacht, dat de Heere tot hem zeide: Neem een var van de ossen, die van uw vader zijn, te weten, de tweede var, van zeven jaar; en breek af het altaar van Baal, dat van uw vader is, en houw af het bos, dat daarbij is".

De ogen des Heeren zijn aan alle plaatsen van Zijn heerschappij. Zijn ogen gaan ook over de veestapel van Joas. Hij heeft de tweede var in de rij Hem tot een offer verkozen. De Heere weet ook de leeftijd van de var, namelijk zeven jaar.

Zeven jaar is nu het volk van Israël verdrukt door de Midianieten en nu zal een var van zeven jaar de Heere tot een brandoffer geofferd worden.

Er is geen verzoening mogelijk zonder voldoening. De altaren des Heeren spraken de roemtaal van het kruis. Als de Heere wederkeert zal er ook een wederkeer van het volk zijn. Israël zal niet verlost worden door Baal.

Toen MozeS ging sterven besloot hij zijn afscheidstoespraak met de woorden: "Welgelukzalig zijt gij, o Israël, wie is u gelijk? Gij zijt een volk, verlost door de Heere, het Schild uwer hulp, en Die een Zwaard is uwer hoogheid".

De verlossing van de Kerk komt uit Sion. Van eeuwigheid is Christus met Zijn hart Borg geworden voor Zijn volk. Sion is van God begeerd en Sion zal door recht verlost worden. De Heere vergeeft de zonde om des genoegdoens van Christus wil. Hij is door de offeranden en ceremoniën der wet voorbeeld.

Bouw de Heere uw God een altaar, op de hoogte dezer sterkte, in een bekwame plaats, zo luidt het bevel des Heeren. De Heere duldt geen afgodische altaren naast Zijn altaar. Breek af het altaar van Baal, en houw af het bos, dat daarbij is. Het was voor Gideon een heel stuk om de opdracht des Heeren uit te voeren. Hij moet het opnemen tegen zijn vader, tegen heel zijn familie en tegen de hele stad. Was hij niet de kleinste in zijns vaders huis?

Gideon vreest, en daarom doet hij het bij nacht. Er was die morgen grote beroering in Ofra. De bevolking is op een zeer gevoelige plek getroffen. Enkele van die gevoelige plaatsen bij de mens zijn: Afgodendienst, eigenwillige godsdienst en brood en spelen. Duidelijk kunnen we dat ook zien in de sportverdwazing van de tijd waar we nu in leven. Voetbalvelden zijn slagvelden geworden. Op de tribunes vallen zelfs doden en gewonden. Vernielingen in trams en treinen hebben plaats. Onze regering ziet geen oplossing. Een heel eenvoudige oplossing zou zijn om geen supporters meer toe te laten, dan zou het met het voetballen ook gauw gebeurd zijn. Maar dat is iets wat men niet aandurft. Ontneemt men het volk zijn spelen, dan komt er revolutie.

Zo is het ook gesteld met de afgodendienst en de eigenwillige godsdienst. Jeróbeam, de zoon van Nebat, stond bij het altaar van zijn eigenwillige godsdienst, toen de man Gods uit Juda kwam en tegen dat altaar profeteerde. Jeróbeam was op zijn meest gevoelige plaats getroffen. Hij strekte zijn hand van op het altaar uit en riep: "Grijpt hem"!

God de Heere heeft het zaad der religie in des mensen hart gelegd. De goddeloze Izébel zwoer bij haar goden en liet Elia aanzeggen: "Zo doen mij de goden, en doen zo daartoe, voorzeker, ik zal morgen omtrent dezen tijd uw ziel stellen, als de ziel van één hunner".

De inwoners van Ofra zien het altaar van Baal omgeworpen en de haag, die daarbij was, afgehouwen. Zij zien een ander altaar opgericht waarop geofferd was.

Vanzelfsprekend rijst nu de vraag wie dat allemaal gedaan heeft. Er is onderzocht en er is nagevraagd en eindelijk is er dan toch een spoor van de "misdadiger" gevonden. Gideon de zoon van Joas had dit stuk gedaan. Hoe zou het ook anders kunnen? Was de zoon van Joas niet een eenling? Was hij niet de man die nooit meedeed als er een of ander feestje was? De mannen van die stad zeiden tot Joas: "Breng uw zoon uit, dat hij sterve, omdat hij het altaar van Baal heeft omgeworpen, en omdat hij de haag, die daarbij was afgehouwen heeft".

Naar Gods wet moesten de overtreders van de wet sterven. Wie waren hier de overtreders van Gods wet? Waren het niet de mannen van Ofra? Het eerste gebod luidt: Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.

Aalburg,

ds. A. Hofman.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 januari 1988

De Saambinder | 8 Pagina's

Gidéon, de altaarbouwer

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 januari 1988

De Saambinder | 8 Pagina's