Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In welke landen ligt ons leven?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In welke landen ligt ons leven?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kleine Kroniek

P. Vermeer, Epe

In het aprilnummer van het blad „CV. Koers", geeft de SGP-senator mr. G. Holdijk een analyse van het euthanasievraagstuk. Zoals bekend is hierbij één van de centrale kwesties óf, en zo ja, tot welke hoogte men over het eigen leven mag beschikken. Holdijk zegt daarover ondermeer: Zelfbeschikking is een term die van begin af aan een centrale rol heeft gespeeld in de euthanasiediscussie. Vooral degenen die verruiming van de bestaande wetgeving bepleiten wat betreft de mogelijkheden om het levenseinde te (helpen) bespoedigen, beroepen zich op het zelfbeschikkingsrecht van de mens.

Het probleem is echter dat geen enkele wet of verdrag een absoluut, onbeperkt zelfbeschikkingsrecht van de mens erkent, zelfs niet als het gaat om bespoediging van het eigen levenseinde. Het tweede, niet minder belangrijke probleem is dat zelfs al zou zulk een recht in abstracto zijn erkend, een mens als hij geen zelfmoord kan of wil plegen, een ander mens nodig heeft om dat recht te effectueren. Het zelfbeschikkingsrecht ten aanzien van het eigen levenseinde is derhalve een problematisch recht.

I 'e ' egering heeft dat besef ook, zo blijkt o.a. uit de parlementaire stukken die over de huidige wetsvoorstellen tussen regering en Eerste Kamer zijn gewisseld. Enerzijds wil men het beginsel honoreren dat mensen zo veel mogelijk hun leven naar eigen inzicht kunnen inrichten. Daarom wil men het mogelijk maken om gehoor te geven aan de uitdrukkelijke en weloverwogen wens van een uitzichtloos en ondraaglijk lijdende patiënt om te sterven. „Dit uitgangspunt kan evenwel", zo zegt de regering, „naar ons oordeel, waar het gaat om levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, nooit worden uitgelegd als een recht op zelfbeschikking, en wel om twee redenen. In de eerste plaats geldt de voorgestelde straffeloosheid alleen de arts, die zich gehouden weet aan de nor­ men en ethiek van zijn professie en die zich bovendien moet houden aan strikte criteria, welke zijn vastgelegd teneinde te waarborgen dat levens-beëindiging zonder dat iemand daartoe een vrijwillig en weloverwogen verzoek heeft gedaan, niet mogelijk is. In de tweede plaats houdt de voorgestelde regelgeving geenszins de plicht in aan de gewenste levens-beëindiging mee te werken. Aldus zal ook van een af te dwingen récht op levens-beëindiging nimmer sprake kunnen zijn."

Het weergegeven uitgangspunt, zoals dat in het wetsvoorstel is uitgewerkt, zou „in zoverre kunnen worden opgevat als een tegemoetkoming aan de gedachte van zelfbeschikking voor de patiënt."

Hiermee lijkt de wat dubbelzinnige houding van de regering in de kern van de zaak getypeerd: de stervenswens van de patiënt wordt uitsluitend als zodanig erkend, maar de patiënt heeft geen recht op levensbeëindigend handelen.Wél een zekere morele aanspraak, maar geen afdwingbaar recht van de patiënt. Zulk een recht zou, om afdwingbaar te zijn, als keerzijde een plicht van de helper (de arts) moeten hebben, en zo'n plicht wil men de arts niet opleggen.

We merkten het al eerder op: van een absoluut, onbeperkt recht op zelfbeschikking ten aanzien van het eigen levenseinde kan geen sprake zijn. Meer algemeen beschouwd, heeft de overheid via regels (wetten) het leven van haar burgers te beschermen. En regelen betekent altijd dat er beperkingen worden aangelegd ten aanzien van het indi- vidueel ongebreideld eigen beslissingen kunnen nemen.

Altijd, maar zeker sinds de ontwikkelingen van de medische kennis en technologie een hoge vlucht hebben genomen, is aanvaard dat mensen in zoverre (een mate van) zelfbeschikking bezitten, dat ze van (voortzetting van) een medische handeling kunnen afzien, anders gezegd, verdere behandeling kunnen weigeren, zelfs wanneer dat het intreden van de dood zou kunnen bespoedigen. We stuiten hier op subtiele grenzen van de persoonlijke verantwoordelijkheid van medische hulpverleners.

Iets anders is dat de voorstellen van de regering weliswaar in zekere mate het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt willen honoreren, maar dat daardoor de hulpverlenende instantie zich gedwongen kan voelen om verder te gaan op het pad van (actieve) levensbeëindiging dan de hulpverlener zou willen, bijvoorbeeld indien de patiënt consequent niet alleen nog mogelijke behandeling maar zelfs palliatieve zorg weigert. Als de arts niet de overtuiging heeft dat van uitzichtloos en ondraaglijk lijden sprake is, zal hij een collega moeten zoeken die aan de wens van de patiënt tegemoet wil komen. Omgekeerd kan ook het recht van de patiënt in gedrang komen, vooral in de situatie dat hij, na in gezonde toestand een schriftelijke wilsverklaring te hebben opgesteld, wilsonbekwaam is geworden - soms jaren nadien - op het moment dat er naar het oordeel van zijn vertegenwoordiger of van zijn familie dan wel van zijn arts een reëel behandelingsperspectief ontbreekt. Het oordeel over de vraag of van uitzichtloos en ondraaglijk lijden op het actuele moment sprake is, berust bij de arts en niet bij de patiënt.

De conclusie moge duidelijk zijn. Het denken over euthanasie is geïnspireerd door de idee van de autonomie van het individu wat betreft het moment van het eigen levenseinde. De effectuering van een gepretendeerd recht op zelfbeschikking stuit (af) op grenzen, die verband houden met het feit dat men afhankelijk is van de medewerking van anderen. Overigens blijkt uit de discussie over de concrete voorstellen van de regering dat de balans in zeggenschap tussen patiënt en arts verschuift richting patiënt. Het is daarom de vraag hoeveel (of weinig? ) tijd het nog zal duren dat „patiënten" die levensmoe zijn, kunnen rekenen op medewerking van de arts. Om nu maar niet verder te spreken over de patiënten die hun wil niet meer kunnen uiten. Als het geloof in de beschikkende God verdwijnt, blijft alleen het geloof in de zelfbeschikkende mens over.

Mr. Holdijk gaf zijn analyse kort voor het euthanasie-debat in de Eerste Kamer. Inmiddels is duidelijk geworden dat ook de Eerste Kamer akkoord is gegaan met de wetsvoorstellen van de regering. Daarmee is ons land weer een stap verder op weg naar een samenleving waarin de mens „de maat van alle dingen" zal zijn. Inderdaad, als het geloof in de beschikkende God verdwijnt, blijft alleen het geloof in de zelfbeschikkende mens over!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 april 2001

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

In welke landen ligt ons leven?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 april 2001

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's