Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De blijmoedige leraar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De blijmoedige leraar

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij wordt een van de belangrijkste kerkleraars genoemd: Aurelius Augustinus (354-430). Dat woord kerkleraar heeft natuurlijk een heel brede betekenis en slaat allereerst op de inhoud van zijn onderwijs. Maar in zijn omvangrijke werk maakt deze kerkleraar ook opmerkingen van pedagogische aard. Eén werk uit zijn oeuvre gaat specifiek over de pedagogische aspecten van het onderwijs. Het boek draagt de titel De catechizandibus rudibus, in het Nederlands vertaald onder de titel Goed onderwijs. In andere boeken maakt hij meer zijdelingse opmerkingen over dit thema. Daarbij wordt het duidelijk dat bepaalde vragen bij leraren van alle eeuwen leven. Zo heeft hij het vroegchristelijke pedagogische denken mede vorm gegeven.

Die ‘vorm’ betreft zeker niet alleen de ‘buitenkant’ van het onderwijs. Augustinus wil juist inhoud en vorm verbinden. Inhoudelijk is christelijke opvatting van de werkelijkheid voor hem heel belangrijk. In die werkelijkheid onderscheidt hij twee lagen. Er is een concrete en zichtbare laag, de schepping, en een diepere laag die heen wijst naar de Schepper. In het christelijk onderwijs is het belangrijk om die twee lagen met elkaar te verbinden. De bespreking van die inhoud moet de leraar met zijn houding en welsprekendheid ondersteunen. Die vorm is weliswaar ondergeschikt aan de inhoud, maar als leraar moet je je leerlingen weten te boeien, volgens Augustinus. En verder is blijmoedigheid (‘hilaritas’) voor een leraar erg belangrijk. Een christelijke leraar die uit de geloof mag leven, is een blijmoedig mens. Zo mag je je leerlingen wijzen op God en op het heil in Christus, zegt Augustinus.

In De catechizandibus steekt Augustinus een zekere Deogratias een hart onder de riem. Deogratias had als jonge diaken in de Afrikaanse hoofdstad Carthago de taak om namens de kerk de eerste officiële contacten te leggen met mensen die christen wensten te worden. Hij vond die taak niet altijd gemakkelijk. Augustinus schrijft:

‘Maar wat je eigen kijk op de dingen betreft: maak je maar niet druk dat je zo’n betoog maar ondermaats en vervelend vindt. Want het zou heel goed kunnen dat degene aan wie jij lesgeeft dat niet vindt! Maar omdat je zelf iets beters wilt laten horen, vind je wat je zegt onvoldoende voor de oren van anderen.
Mijzelf bevalt mijn eigen betoog ook bijna nooit. Want ik heb mijn zinnen gezet op iets beters, waarvan ik vaak van binnen geniet voordat ik begonnen ben het in klinkende woorden uit te drukken; en wanneer me dat minder goed lukt dan ik dacht, stoort het me dat mijn tong geen recht kan doen aan mijn hart. Want bij alles wat ik begrijp, wil ik dat mijn toehoorder het ook begrijpt, maar ik merk dat ik niet zo spreek dat ik dat ook voor elkaar krijg. De voornaamste oorzaak daarvan is dat het inzicht mijn geest doordringt als een snelle lichtfits, terwijl het spreken traag is en lang duurt en heel anders is. En tijdens het spreken heeft het inzicht zich alweer in zijn eigen hoekje verborgen.’
(…)

‘Maar het kan ook zijn dat we het vervelend vinden om vertrouwde stof, dingen voor kleine kinderen, telkens te herhalen. Laten we ons dan aanpassen aan hen met de liefde van een broeder, een vader, een moeder. En zijn we eenmaal verbonden met hun hart, dan lijkt die stof ook voor ons nieuw. Want groot is de kracht van het inlevingsvermogen: als het hun iets doet wanneer wij spreken en ons wanneer zij leren, dan wonen wij in elkaar. Wat zij horen, spreken ze zo in zekere zin uit in ons, en wij leren in hen op een bepaalde manier wat wij zelf doceren.
Gebeurt zoiets niet ook met ruime, fraaie plekken in een stad of op het land, die we al vaak gezien hebben en waar we zonder speciaal plezier aan voorbijgaan? Als we die tonen aan mensen die ze nog nooit hebben gezien, wordt door hun verrukking over het nieuwe onze verrukking hernieuwd!


‘Het kan zijn dat we het vervelend vinden om vertrouwde stof, dingen voor kleine kinderen, telkens te herhalen’

Augustinus


En dat is eens te meer zo naarmate zij meer onze vrienden zijn. Want hoe meer wij via de liefdesband in hen zijn, des te meer wordt ook voor ons alles wat oud was nieuw. Maar als wij zelf enige vooruitgang hebben geboekt in meditatie, willen we niet dat degenen die we liefhebben blij en verbaasd zijn bij het bekijken van werk van mensenhand. Nee, dan willen we hen meevoeren naar het niveau van de vaardigheid en het ontwerp van de maker, en vandaar opklimmen tot bewondering en lof van God de Allesschepper, waar de liefde haar vruchtbaarste einddoel vindt.
Des te meer moet het ons verrukken als mensen aanstalten te maken om te leren over God, want alles wat te leren is moeten we leren omwille van Hem. En wij moeten onszelf dan hernieuwen in hun ervaring van nieuwheid. Als onze prediking lauwer is dan normaal, kan ze gaan gloeien door hun bijzondere manier van luisteren.’

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2017

De Reformatorische School | 52 Pagina's

De blijmoedige leraar

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 2017

De Reformatorische School | 52 Pagina's